In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, gaat het om een geschil tussen Loterijverlies.nl B.V. en Staatsloterij BV. Loterijverlies heeft een schadestaatprocedure ingesteld na een eerdere uitspraak waarin de Staatsloterij is veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de Stichting Staatsloterijverlies.nl. Loterijverlies vordert in deze procedure buitengerechtelijke kosten van € 16.335.592,86, met rente. De Staatsloterij heeft in een incident aangevoerd dat Loterijverlies niet bevoegd is om deze procedure te voeren, omdat er geen geldige cessie zou zijn van de vordering van de Stichting aan Loterijverlies.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de schadestaatprocedure een bijzondere vorm van tenuitvoerlegging is, die moet worden gezien als een voortzetting van het hoofdgeding. Dit betekent dat de procedure moet worden gevoerd door dezelfde partijen als in het hoofdgeding. Loterijverlies stelt dat de vordering van de Stichting bij akte van 10 maart 2015 aan haar is gecedeerd en dat deze akte op 28 november 2017 is geregistreerd bij de Belastingdienst. Daarnaast stelt Loterijverlies dat er een tweede cessie heeft plaatsgevonden op 6 april 2016, die op 23 mei 2016 is geregistreerd.
De rechtbank heeft Loterijverlies toegelaten tot het bewijs van haar stelling dat de akten van cessie zijn geregistreerd. Dit bewijs kan worden geleverd door het horen van getuigen, waaronder de personen die betrokken waren bij de registratie van de cessies. De getuigen zullen worden gehoord door de rechter-commissaris op een nader te bepalen datum. De rechtbank heeft verder bepaald dat partijen hun verhinderdata moeten doorgeven voor de periode januari tot en met maart 2019, waarna de verhoren zullen worden gepland. Het vonnis is uitgesproken op 7 november 2018 door de rechters L. Alwin, M.C. Ritsema van Eck-van Drempt en I.C. Kranenburg.