ECLI:NL:RBDHA:2018:16470
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen terugkeerbesluit en inreisverbod van een Albanees in Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 januari 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, een Albanees, had beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit en inreisverbod dat op 4 oktober 2017 door de verweerder was uitgevaardigd. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 4 december 2017 geschorst om de verweerder in de gelegenheid te stellen nadere informatie te verschaffen. Na het indienen van aanvullende stukken door de verweerder en een reactie van de eiser, is de zaak zonder nadere zitting afgedaan.
De rechtbank overweegt dat het terugkeerbesluit is gebaseerd op de stelling dat de eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. De eiser betwist dit en voert aan dat hij niet misbruik heeft gemaakt van de vrije termijn. De rechtbank oordeelt dat de beroepsgrond van de eiser faalt, omdat hij op illegale wijze Nederland is binnengekomen en zich aan het toezicht heeft onttrokken. Het beroep tegen het terugkeerbesluit wordt ongegrond verklaard.
Wat betreft het inreisverbod, oordeelt de rechtbank dat de motivering van de verweerder onvoldoende is. De eiser heeft verklaard dat hij in Italië bij zijn neven heeft verbleven, maar de verweerder heeft niet gemotiveerd waarom deze omstandigheden geen aanleiding geven om van het inreisverbod af te zien. De rechtbank vernietigt daarom het besluit van 4 oktober 2017 voor zover het betreft het inreisverbod, maar laat de rechtsgevolgen daarvan in stand. De rechtbank veroordeelt de verweerder in de proceskosten van de eiser tot een bedrag van € 1.252,50.