ECLI:NL:RBDHA:2018:16414

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 augustus 2018
Publicatiedatum
31 juli 2019
Zaaknummer
6933437/18-50290
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vernietiging ontslag op staande voet en loonvordering in arbeidszaak

In deze zaak heeft [verzoeker] op 25 mei 2018 een verzoek ingediend om te verklaren dat het ontslag op staande voet, gegeven door [verweerster] op 27 maart 2018, vernietigbaar is. Daarnaast vordert [verzoeker] betaling van onbetaald loon over de periode van november 2017 tot en met maart 2018, ter hoogte van € 8.679,34, vermeerderd met wettelijke verhogingen en rente. [verweerster] heeft op haar beurt een verweerschrift ingediend en een voorwaardelijk verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst gedaan. Tijdens de mondelinge behandeling op 5 juli 2018 heeft [verzoeker] zijn verzoek tot verklaring voor recht ingetrokken, maar de vordering tot betaling van loon gehandhaafd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verzoeker] stelt dat hij een arbeidsovereenkomst heeft gehad met [verweerster] voor 40 uur per week, maar [verweerster] betwist dit en stelt dat [verzoeker] slechts één uur per dag heeft gewerkt. De kantonrechter heeft [verzoeker] toegelaten tot bewijslevering van zijn stellingen en verdere beslissingen aangehouden. De beschikking is gewezen door mr. T.F. Hesselink en op 21 augustus 2018 in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats [plaats]
vR
Zaaknr.: 6933437 \ RP VERZ 18-50290
Uitspraakdatum: 21 augustus 2018
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[verzoekster] ,in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de onder bewind gestelde goederen van na te noemen [verzoeker] ,kantoorhoudende te [plaats] ,

2.
[verzoeker] ,wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partijen,
gemachtigde: mr. M. de Boorder (toevoeging 3KA3426),
tegen
[verweerster],
zaakdoende te [plaats] ,
verwerende partij,
gemachtigde: [gemachtigde] .
Partijen worden verder aangeduid als ‘ [verzoeker] ’ (in enkelvoud) en ‘ [verweerster] ’.

1.Het procesverloop

1.1
[verzoeker] heeft op 25 mei 2018 een verzoek ingediend om:
- voor recht te verklaren dat het door [verweerster] op 27 maart 2018 aan [verzoeker] gegeven ontslag op staande voet vernietigbaar is;
verder strekt het verzoek ertoe om [verweerster] te veroordelen:
- tot betaling aan [verzoeker] van tot 28 maart 2018 onbetaald gebleven loon ter hoogte van het bruto equivalent van € 1.850,- over de maanden november 2017 tot en met maart 2018,onder aftrek van wat bruto is uitbetaald,
netto overeenkomend met (november 2017: € 1.707,39 + december 2017: € 1.707,39 + januari 2018: € 1.707,28 + februari 2018: € 1.707,28 + maart 2018: € 1.850,-) € 8.679,34 met opbouw van verdere rechten;
- tot betaling aan [verzoeker] vanaf 1 april 2018 tot aan het rechtsgeldige einde van de arbeidsovereenkomst het bruto equivalent van € 1.850,-,
een en ander vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente vanaf november 2017, kosten rechtens.
[verweerster] heeft een verweerschrift (gedateerd 25 juni 2018) ingediend, tevens houdende een voorwaardelijk verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
[verzoeker] heeft bij brief van 29 juni 2018 nadere stukken ingediend. Daarbij heeft [verzoeker] , in het geval van toewijzing van het door [verweerster] gedane voorwaardelijk verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, aanspraak gemaakt op een billijke vergoeding.
Bij brief van 3 juli 2018 heeft [verweerster] nog nadere stukken ingediend.
1.2
Op 5 juli 2018 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek plaats gevonden.
Daar zijn toen verschenen:
[verzoeker] , vergezeld van zijn broer [belanghebbende] , die zo nodig als tolk fungeerde, en bijgestaan door zijn gemachtigde mr. M. de Boorder;
[verweerster] in persoon, bijgestaan door haar gemachtigde [gemachtigde] .
Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt die zich in het procesdossier bevinden.

2.De feiten

2.1
[verweerster] exploiteert op de [plaats] Markt een frietkraam. [verzoeker] heeft per 1 november 2017 en tot 28 maart 2018 in loondienst van [verweerster] in die frietkraam werkzaamheden verricht.
2.2
Voor die werkzaamheden heeft [verweerster] aan [verzoeker] over de maanden november en december 2017 steeds een bedrag van € 142,61 netto uitbetaald en over de maanden januari en februari 2018 steeds een bedrag van € 142,72 netto.

3. Het verzoek

3.1
Bij gelegenheid van de mondeling behandeling heeft [verzoeker] de verzochte verklaring voor recht niet langer gehandhaafd. Ook is toen de vordering tot loondoorbetaling ingaande 1 april 2018 ingetrokken.
3.2
In deze procedure vordert [verzoeker] nog betaling van [verweerster] van tot 28 maart 2018 onbetaald gebleven loon ter hoogte van het bruto equivalent van € 1.850,- over de maanden november 2017 tot en met maart 2018, onder aftrek van wat bruto is uitbetaald, netto overeenkomend met (november 2017: € 1.707,39 + december 2017: € 1.707,39 + januari 2018: € 1.707,28 + februari 2018: € 1.707,28 + maart 2018: € 1.850,-) € 8.679,34 met opbouw van verdere rechten, een en ander vermeerderd met de wettelijke verhoging en wettelijke rente.
3.3
Aan deze verminderde vordering legt [verzoeker] ten grondslag, zakelijk weergegeven, dat [verzoeker] ingaande 1 november 2017 met [verweerster] een arbeidsovereenkomst heeft afgesloten op basis van een 40-urige werkweek tegen een nettosalaris van € 1.850,- per maand. [verzoeker] heeft gedurende de maanden november 2017 tot en met maart 2018 daadwerkelijk steeds tenminste 40 uur per week gewerkt. [verweerster] heeft nagelaten aan [verzoeker] het daarvoor toekomende loon volledig uit te betalen. [verzoeker] maakt aanspraak op (na)betaling van het hem toekomende loon, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en wettelijke rente.

4.Het verweer en het zelfstandig (voorwaardelijke) verzoek

4.1
[verweerster] verweert zich tegen het (verminderde) verzoek. Zij voert daartoe aan, zakelijk weergegeven, dat [verzoeker] gedurende voormelde periode voor [verweerster] werkzaamheden heeft verricht gedurende hooguit één uur per dag, bestaande uit het kort voor sluitingstijd van de frietkraam verrichten van schoonmaak- en opruimwerkzaamheden. De arbeidsovereenkomst is aangegaan per 1 november 2017 voor bepaalde tijd, te weten voor zes maanden. Er zijn geen vaste uren overeengekomen. [verzoeker] werkte als oproepkracht. Het salaris bedroeg € 10,25 bruto per uur, te vermeerderen met vakantietoeslag.
4.2
Alle door [verzoeker] gewerkte uren zijn aan hem uitbetaald. Ter zake zijn steeds loonspecificaties opgesteld. Deze specificaties zijn door [verzoeker] overgelegd bij het inleidende verzoekschrift. Gedurende het gehele dienstverband heeft [verzoeker] nimmer aanspraak gemaakt op betaling van meer loon, wat voor de hand lag, gezien zijn stellingname in deze procedure.
4.3
Het is ook overigens ongeloofwaardig dat [verzoeker] wekelijks tenminste 40 uren voor [verweerster] heeft gewerkt. De [plaats] markt en dus ook de frietkraam van [verweerster] is slechts 32 uur per week geopend.
4.4
Het voorwaardelijke gedane verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst is bij gelegenheid van de mondelinge behandeling ingetrokken.

5.De beoordeling

5.1
De kantonrechter stelt vast [verzoeker] een aantal verzoeken heeft ingetrokken. Verder stelt de kantonrechter vast dat [verweerster] haar voorwaardelijk gedaan verzoek heeft ingetrokken. Op die verzoeken hoeft daarom niet meer te worden beslist. Wat partijen daarover (over en weer) hebben aangevoerd wordt daarom buiten beschouwing gelaten.
5.2
In deze procedure heeft [verzoeker] aan zijn verminderde vordering ten grondslag gelegd dat [verzoeker] met [verweerster] is overeengekomen dat [verzoeker] met ingang van1 november 2017 in loondienst is getreden bij [verweerster] voor 40 uur per week tegen een nettoloon van € 1.850,- per maand. Verder dat [verzoeker] ingaande 1 november 2017 tot en met 27 maart 2018 steeds tenminste 40 uur per week heeft gewerkt voor [verweerster] .
5.3
[verweerster] heeft gemotiveerd weersproken dat de door [verzoeker] gestelde arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen en ook dat [verzoeker] wekelijks tenminste 40 uur voor [verweerster] heeft gewerkt in voormelde periode.
5.4
Tegenover deze gemotiveerde betwisting ligt het op de weg van [verzoeker] om de door hem gestelde arbeidsovereenkomst te bewijzen en ook om te bewijzen dat [verzoeker] gedurende voormelde periode wekelijks tenminste 40 uren voor [verweerster] heeft gewerkt.
5.5
De door [verzoeker] in zijn brief van 29 juni 2018 als bijlage 3 overgelegde getuigenverklaringen leveren vooralsnog niet het (volledige) bewijs op van die stellingen van [verzoeker] .
5.6
[verzoeker] heeft aangeboden voormeld bewijs te leveren. In overeenstemming met dat bewijsaanbod zal [verzoeker] worden toegelaten tot na te melden bewijslevering.
5.7
Elke verdere beslissing wordt aangehouden.
De beslissing
De kantonrechter:
1. laat [verzoeker] toe te bewijzen:
- dat [verzoeker] met [verweerster] is overeengekomen dat [verzoeker] met ingang van 1 november 2017 in loondienst is getreden bij [verweerster] voor 40 uur per week tegen een nettoloon van € 1.850,- per maand;
en voorts:
- dat [verzoeker] ingaande 1 november 2017 tot en met 27 maart 2018 steeds tenminste 40 uur per week heeft gewerkt voor [verweerster] ;
2. bepaalt dat [verzoeker] uiterlijk
dinsdag 18 september 2018schriftelijk zich erover dient uit te laten of [verzoeker] voormeld bewijs wenst te leveren, dan wel dat [verzoeker] om moverende redenen van die bewijslevering wenst af te zien;
indien [verzoeker] bewijs wenst te leveren door het voorbrengen van getuigen, dan dient [verzoeker] opgave te doen van de namen en woonplaatsen van die getuigen onder gelijktijdige opgave van de verhinderdata van alle partijen en hun gemachtigden, alsmede van de getuigen in de periode oktober en november 2018;
3. houdt elke verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gewezen door mr. T.F. Hesselink, kantonrechter en op 21 augustus 2018 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.