ECLI:NL:RBDHA:2018:16401

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2018
Publicatiedatum
27 juni 2019
Zaaknummer
AWB 17/15953
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf voor nareis asiel op basis van onvoldoende bewijs van identiteit en familierechtelijke relatie

In deze zaak heeft eiseres, geboren op 1 juli 1994 en van Eritrese nationaliteit, beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 1 november 2017. Dit besluit betrof de afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor nareis asiel. Eiseres had eerder een aanvraag ingediend, die op 13 april 2015 was afgewezen omdat zij nog in Eritrea verbleef en niet kon worden vastgesteld of zij voldeed aan de voorwaarden van het nareisbeleid. Na een nieuwe aanvraag op 2 maart 2016, werd deze op 5 april 2017 wederom afgewezen.

In het bestreden besluit werd het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard, omdat zij haar identiteit en de familierechtelijke relatie met de referent niet had aangetoond. Eiseres had tegenstrijdige verklaringen afgelegd en de overgelegde schoolkaart was niet voldoende om haar identiteit vast te stellen. Ook ontbraken officiële identiteitsdocumenten en was er geen bewijs dat eiseres in bewijsnood verkeerde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, omdat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij niet in staat was om de benodigde documenten te overleggen.

De rechtbank oordeelde dat een vreemdeling zowel de gestelde familierelatie als zijn identiteit moet aantonen met officiële documenten. Indien een vreemdeling stelt geen officiële documenten te kunnen overleggen, moet hij dit aannemelijk maken. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 19 december 2018.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 17/15953
V-nummer: [nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 december 2018 in de zaak tussen

[naam], eiseres,
gemachtigde: mr. E.W.B. van Twist
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 1 november 2017 (het bestreden besluit) over de afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor nareis asiel.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2018. Eiseres is verschenen bij gemachtigde. Verweerder is, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verder is verschenen [naam] (referent). Als tolk is verschenen Z. Haile. De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Overwegingen

1. Eiseres heeft gesteld te zijn geboren op 1 juli 1994 en de Eritrese nationaliteit te bezitten. Op 12 december 2014 heeft referent en gestelde echtgenoot van eiseres, namens haar een aanvraag ingediend om afgifte van een mvv in het kader van nareis. Op 13 april 2015 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Daarin heeft verweerder vastgesteld dat eiseres nog in Eritrea verblijft en dat niet kan worden onderzocht of zij voldoet aan de voorwaarden van het nareisbeleid. Eiseres is in de gelegenheid gesteld om opnieuw een aanvraag in te dienen. Op 2 maart 2016 heeft eiser de nieuwe aanvraag ingediend. Bij besluit van 5 april 2017 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen.
2. Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiser daartegen ongegrond verklaard.
Daarbij heeft verweerder overwogen dat eiseres haar identiteit en de familierechtelijke relatie met referent niet heeft aangetoond. Eiseres heeft over het aantonen van haar identiteit tegenstrijdige verklaringen afgelegd. De overgelegde schoolkaart is in dat verband niet voldoende om de identiteit vast te stellen. Eiseres heeft geen bevestiging van haar kerkelijke huwelijk overgelegd en er zijn tegenstrijdige verklaringen over de samenwoning door eiseres en referent afgelegd. Eiseres verkeert volgens verweerder niet in bewijsnood. Er is daarom geen aanleiding om nader onderzoek in te stellen.
3. Op wat eiseres daartegen heeft aangevoerd wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Sinds november 2017 [1] hanteert verweerder een nieuw beoordelingskader voor nareisaanvragen. In de uitspraak van 16 mei 2018 [2] heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld dat dit kader in overeenstemming is met artikel 11, tweede lid, van de Gezinsherenigingsrichtlijn.
Een vreemdeling moet zowel de gestelde familierelatie met de desbetreffende referent als zijn identiteit aantonen met officiële documenten. De eis om een identiteitskaart in plaats van een paspoort te overleggen is een tegemoetkoming in de bewijslast.
Indien een vreemdeling stelt dat hij geen officiële documenten kan overleggen, moet hij dit aannemelijk maken. Als die vreemdeling dit aannemelijk heeft gemaakt, betrekt verweerder onofficiële documenten bij zijn beoordeling en kan hij aanvullend onderzoek aanbieden. Als die vreemdeling dit niet aannemelijk heeft gemaakt maar wel één of meer onofficiële documenten heeft overgelegd, betrekt verweerder deze onofficiële documenten bij zijn beoordeling. Deze documenten kunnen verweerder aanleiding geven om de desbetreffende vreemdeling aanvullend onderzoek aan te bieden.
5. Vast staat dat eiseres geen officiële identiteitsdocumenten heeft overgelegd die haar identiteit kunnen aantonen. Het ontbreken van die documenten heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt. Verweerder heeft aan de door eiseres overgelegde doopakte geen betekenis hoeven hechten voor het bewijs van de identiteit van eiseres. Verweerder heeft terecht vastgesteld dat die doopakte geen betrekking heeft op eiseres maar op referent en dat die akte bovendien een fout bevat omdat de datum van de doop van eerdere datum is die van de geboorte. Bij onderzoek Bureau Documenten van 4 januari 2017 is daarnaast vast gesteld dat de akte niet bevoegd is opgemaakt en afgegeven.
6. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij in bewijsnood verkeert voor wat betreft het overleggen van officiële identiteitsdocumenten. Zij heeft voorts
geen ander substantieel bewijs van haar identiteit overgelegd. De gestelde gezinsband met referent, ten bewijze waarvan eiseres een kerkelijke huwelijksakte heeft overgelegd en waarover eiseres subsidiair heeft gesteld dat sprake is van een duurzame en exclusieve relatie, behoeft om die reden geen bespreking. Verweerder heeft de aanvraag daarom terecht afgewezen en geen aanleiding gezien voor nader onderzoek.
7. Eiseres heeft, anders dan in bezwaar, geen grond ingediend tegen het kennelijk ongegrond verklaren van haar bezwaar met toepassing van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.M.P. van Alphen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. W. Evenhuis, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 december 2018.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.WBV 2017/14, Stcrt. 2017, nr. 70919 en de brief van verweerder van 23 november 2017 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer van de Staten-Generaal (Kamerstukken II 2017/18, 19 637, nr. 2354)