ECLI:NL:RBDHA:2018:16397
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 december 2018 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een woning voor het kalenderjaar 2018. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A. Bakker, heeft bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland, die de waarde van de woning heeft vastgesteld op € 851.000. Eiser betwist deze waarde en stelt dat de waarde van de woning lager zou moeten zijn, namelijk € 789.000, en dat er onvoldoende rekening is gehouden met de ligging en de gevolgen van een aan te leggen fietstunnel.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde van de woning in goede verhouding staat tot de gerealiseerde verkoopprijzen van vergelijkbare woningen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar bij het bepalen van de waarde rekening heeft gehouden met de verschillen in ligging van de referentieobjecten. De rechtbank concludeert dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld en dat de aanslag onroerende-zaakbelastingen voor het jaar 2018 terecht is opgelegd.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.