In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, is er sprake van een burengeschil tussen twee partijen, aangeduid als eiser en gedaagde. De zaak betreft de toewijzing van een noodweg en de vraag of de aanwijzing van deze noodweg leidt tot schadevergoeding vanwege waardevermindering van het perceel van gedaagde. De rechtbank heeft eerder in een tussenvonnis van 31 januari 2018 geoordeeld dat de vordering van eiser tot aanwijzing van de noodweg moet worden toegewezen. Een deskundige is benoemd om de mogelijke schade aan gedaagde te onderzoeken. In zijn eindrapport concludeert de deskundige dat de aanwijzing van de noodweg geen schade voor gedaagde met zich meebrengt, wat gedaagde betwist. De rechtbank oordeelt dat de deskundige zijn bevindingen voldoende heeft onderbouwd en dat de bezwaren van gedaagde niet leiden tot een andere conclusie. De rechtbank wijst de schadevergoedingsvorderingen van gedaagde af en veroordeelt gedaagde in de proceskosten. De rechtbank bevestigt de noodweg en stelt dat deze niet het recht omvat om langer in de poort te verblijven of daar goederen op te slaan. Het vonnis is uitgesproken op 7 november 2018.