In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 november 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot inschrijving van een echtscheidingsbeschikking. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.J.M. van Asten, had verzocht om inschrijving van de echtscheidingsbeschikking die op 15 september 2016 was uitgesproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster de inschrijving niet tijdig heeft aangevraagd, aangezien de termijn van zes maanden na de beschikking op 30 juni 2017 was verstreken. Verzoekster had op 24 en 31 maart 2017 verzoeken ingediend, maar deze waren niet compleet en dus niet voor inschrijving vatbaar. De ambtenaar van de burgerlijke stand had de verzoeken retour gezonden met het verzoek om aanvullende stukken te overleggen. De rechtbank oordeelde dat de inschrijving van de beschikking terecht was geweigerd, omdat het verzoek pas op 28 december 2017 compleet was, en dus na de wettelijke termijn. Hierdoor heeft de echtscheidingsbeschikking haar kracht verloren en zijn partijen nog steeds gehuwd. De rechtbank heeft het verzoek van verzoekster afgewezen.