In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 20 november 2018, is een verzoek behandeld van de moeder om vervangende toestemming voor de verhuizing van haar twee minderjarige kinderen naar Zweden. De vader had eerder bezwaar gemaakt tegen deze verhuizing, maar in zijn zelfstandig verzoekschrift heeft hij aangegeven alsnog in te stemmen met de verhuizing, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. De rechtbank heeft de eerdere beschikking van 22 augustus 2018 in acht genomen, waarin was besloten om verdere beslissingen aan te houden in afwachting van meer concrete informatie van de moeder.
De rechtbank heeft de ontvangen processtukken beoordeeld, waaronder een brief van de moeder en het zelfstandig verzoekschrift van de vader. De moeder heeft in haar correspondentie aangegeven dat zij instemt met de voorwaarden die de vader heeft gesteld. De rechtbank concludeert dat, nu de vader zijn toestemming heeft gegeven voor de verhuizing, de moeder geen belang meer heeft bij haar verzoek om vervangende toestemming. Dit verzoek is dan ook afgewezen.
De rechtbank heeft echter besloten dat het in het belang van de kinderen is dat de moeder hen kan inschrijven op een school in Zweden. De vader heeft hiertegen geen verweer gevoerd. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder om de kinderen in te schrijven op een specifieke school in Zweden toegewezen. Daarnaast zijn er afspraken gemaakt over de omgang tussen de vader en de kinderen, waaronder het jaarlijks doorbrengen van twee weken in Nederland en het informeren van de vader over het wel en wee van de kinderen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen.