De rechtbank Den Haag heeft op 17 mei 2018 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van diefstal met geweld en poging tot zware mishandeling. De zaak kwam ter terechtzitting op 3 mei 2018, waar de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. D.M. Penn, aanwezig was. De officier van justitie, mr. S. van der Harg, eiste een gevangenisstraf van 18 maanden. De tenlastelegging omvatte onder andere het steken met een mes in de richting van het slachtoffer en het toebrengen van geweld met het oogmerk van diefstal.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangifte van het slachtoffer niet overeenkomt met de camerabeelden die op de plaats delict zijn verkregen. De aangifte vond onvoldoende steun in andere verklaringen en bevindingen, waardoor de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastegelegde feiten. Zowel de beschuldigingen van diefstal met geweld als de poging tot zware mishandeling werden niet wettig en overtuigend bewezen geacht.
Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten en hevelde het bevel tot voorlopige hechtenis op. Tevens werd besloten dat het in beslag genomen mes teruggegeven moest worden aan de rechthebbende, aangezien de verdachte was vrijgesproken. Dit vonnis werd uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, mr. S. Imami-Kalloemisier.