3.3.3Ten aanzien van de feiten 3 en 4
Ten aanzien van feit 3
[slachtoffer 1] heeft tegenover de politie verklaard dat hij in de nacht van vrijdag 25 op zaterdag 26 mei 2018 samen met [bijnaam] (de rechtbank begrijpt: [naam 1] , hierna: [naam 1] ) uit is geweest in Den Haag. [slachtoffer 1] is met [bijnaam] mee gegaan naar zijn woning, waar hij op de bank in slaap is gevallen. [slachtoffer 1] werd wakker doordat de broer van [bijnaam] (de rechtbank begrijpt: de verdachte) de woning binnenkwam. De verdachte zei tegen [slachtoffer 1] dat hij in de slaapkamer kon gaan liggen. Daarop is [slachtoffer 1] naar de slaapkamer gegaan, op bed gaan liggen en direct in slaap gevallen. Op een gegeven moment werd hij wakker gemaakt en zag hij dat de verdachte over hem heen gebogen stond. De verdachte had een mes in zijn hand, waarmee hij een prikje gaf tegen de borst van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] ging rechtop zitten. Hij dacht dat de verdachte een grapje maakte, omdat de verdachte moest lachen. Vervolgens stak de verdachte nog een keer met het mes. [slachtoffer 1] voelde nattigheid op zijn borst en is opgestaan. Omdat [slachtoffer 1] dacht dat de verdachte hem nog een keer wilde steken, heeft hij met zijn linkerhand het mes bij het scherpe gedeelte vastgepakt en is hij zich gaan verweren. De verdachte is weggerend. Vervolgens heeft [slachtoffer 1] bij de buren aangebeld en zij hebben de politie gebeld.
Getuige [naam 1] heeft verklaard dat hij op de bank lag te slapen en wakker schrok doordat zijn broer (de rechtbank begrijpt: de verdachte) over hem heen gebogen stond. [naam 1] had het vermoeden dat zijn broer onder invloed was van drugs. Hij zag dat zijn broer wegliep en de slaapkamer binnen ging waar [slachtoffer 1] lag te slapen. Kort hierna hoorde hij [slachtoffer 1] (in het Engels) roepen: “kalm, blijf kalm.” [naam 1] is naar de slaapkamer gelopen om te zien wat er aan de hand was. Toen hij de slaapkamer binnen kwam, zag hij dat [slachtoffer 1] rechtop in bed zat. Zijn broer stond dicht bij [slachtoffer 1] , over hem heen. Ter hoogte van de borst van [slachtoffer 1] zag hij een bloedvlek. [naam 1] schrok hier zo van dat hij direct de woning uit is gevlucht. [naam 1] was bang dat [slachtoffer 1] dood zou gaan en dat zijn broer hem ook dood zou steken.
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij met het mes de slaapkamer is ingelopen en dat het dit mes is geweest waarmee [slachtoffer 1] is verwond.
Door een verbalisant is geconstateerd dat [slachtoffer 1] een snee had in zijn borst (linkerzijde) en dat hij een diepe snee had in zijn linkerhand.Ook uit de medische informatie die naderhand door de politie is opgevraagd blijkt dat [slachtoffer 1] een steekverwonding aan zijn borstkas en zijn linkerhand had. De linkerhand moest worden geopereerd om de pezen en zenuwen te herstellen. De duur van de genezing is op 12 weken geschat.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat de verdachte in de (vroege) ochtend van 26 mei 2018 naar de woning van zijn broer is gegaan en daar, in de slaapkamer van de woning, [slachtoffer 1] met een mes in de borst heeft gestoken. In reactie daarop heeft [slachtoffer 1] het mes met zijn linkerhand bij het lemmet vastgepakt, waardoor [slachtoffer 1] ook aan zijn hand gewond is geraakt. Gelet op de snijwond aan zijn hand, moet de verdachte het mes hebben bewogen terwijl [slachtoffer 1] het lemmet vast had.
De verklaring van de verdachte dat hij slechts zichzelf met het mes wilde verwonden (automutilatie) en dat hij niet wist dat [slachtoffer 1] in de slaapkamer aanwezig was, maar dat [slachtoffer 1] bij het zien van het mes uit een schrikreactie naar hem toe kwam en het mes beetgreep als gevolg waarvan de verwondingen zijn ontstaan, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Hoewel de verklaring van de verdachte misschien kan passen bij het letsel dat bij [slachtoffer 1] is geconstateerd, valt het door de verdachte geschetste scenario niet te rijmen met de verklaringen die door [slachtoffer 1] en de broer van de verdachte zijn afgelegd. Daaruit volgt immers dat de verdachte wist dat hij [slachtoffer 1] in de slaapkamer aan zou treffen. Bovendien hebben zij beiden verklaard dat zij hebben gezien dat de verdachte over [slachtoffer 1] heen gebogen stond. Deze houding past niet bij de reactie waarover de verdachte heeft verklaard. Het past daarentegen wel binnen de context van het toebrengen van steekverwondingen. De rechtbank zal het door de verdachte aangevoerde alternatieve scenario dan ook als niet aannemelijk ter zijde schuiven.
Ten aanzien van feit 4
[slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) heeft tegenover de politie verklaard dat hij op 26 mei 2018 op de Doubletstraat te Den Haag, na een bezoek aan de prostituees, door de verdachte werd aangesproken. De verdachte vroeg [slachtoffer 2] wat er aan de hand was en [slachtoffer 2] vertelde hem dat hij zijn geld terug wilde krijgen van de prostituees. Vervolgens is [slachtoffer 2] weggelopen en verderop op een bankje gaan zitten. Na ongeveer een minuut kwam de verdachte aangelopen en ging links naast [slachtoffer 2] op het bankje zitten. [slachtoffer 2] zag dat de verdachte een groot mes in zijn hand had. Vanuit het niets stak de verdachte [slachtoffer 2] met het mes in zijn linker zij, ter hoogte van zijn ribben. [slachtoffer 2] schrok en probeerde zich te verdedigen. Vervolgens stak de verdachte [slachtoffer 2] nog een keer, ditmaal in zijn linker bovenarm. Hierna rende de verdachte weg. De politie is ter plaatse gekomen. [slachtoffer 2] is met een ambulance naar het ziekenhuis vervoerd.
Getuige [naam 2] heeft verklaard dat zij bij haar man achterop de scooter over de Stille Veerkade reed. Zij zag dat twee mannen vanuit de Doubletstraat kwamen gelopen. De voorste was een blanke man (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] ) en achter hem liep een donkere man (de rechtbank begrijpt: de verdachte). [naam 2] zag dat de twee mannen op een bankje gingen zitten. Vervolgens zag zij dat de donkere man een mes vasthield en de blanke man in diens zij stak. Hierna liep de donkere man weg in de richting van de Stille Veerkade.
Getuige [naam 3] heeft verklaard dat zij aan het werk was in de Doubletstraat. Rond 9:30 uur zag zij een blanke man (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] ) langs lopen in de richting van de Paviljoensgracht. Enkele seconden later zag zij een donkere man (de rechtbank begrijpt: de verdachte) langs rennen in de richting van de Paviljoensgracht. De donkere man had een groot mes in zijn rechterhand. Hierop is [naam 3] achter de man aangelopen. Zij zag dat de donkere man de blanke man met het mes in diens zij stak. Daarna liep de donkere man weg in de richting van de Stille Veerkade. [naam 3] is naar het slachtoffer gelopen en zag dat hij gewond was aan zijn zij en zijn arm.
Omstreeks 9:40 uur is de verdachte door de politie aangehouden op de Stille Veerkade. Hij had op dat moment een mes bij zich.
Uit de naderhand door de politie opgevraagde medische informatie blijkt dat [slachtoffer 2] een steekverwonding had aan de linker flank. Gelet op de locatie van de steekwond is een CT-scan gemaakt, hieruit bleek dat er geen inwendige letsels in de buik- of borstholte waren.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij een stekende beweging heeft gemaakt in de richting van [slachtoffer 2] .
De rechtbank stelt vast dat uit de bewijsmiddelen, zoals hierboven weergegeven, volgt dat de verdachte op 26 mei 2018 [slachtoffer 2] nabij de Doubletstraat in Den Haag heeft gestoken in diens zij (ter hoogte van de ribben) en bovenarm.
Het (voorwaardelijk) opzet van de verdachte
Voor bewezenverklaring van de onder 3 primair en 4 primair ten laste gelegde pogingen tot doodslag dient steeds opzet op de dood van het slachtoffer aanwezig te zijn. Hiervoor is tenminste nodig dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit gevolg door zijn handelen zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De rechtbank stelt vast dat uit de geneeskundige verklaringen die ten aanzien van beide aangevers zijn opgesteld, niet blijkt tot welke diepte of met welke kracht de steekverwondingen zijn toegebracht, in welke richting er is gestoken en of door het toebrengen van deze steekverwondingen risico op overlijden is ontstaan of kon ontstaan. Het dossier bevat geen (nadere) letselinterpretatierapporten. Ook de constateringen van de verbalisanten geven niet meer duidelijkheid over de aard van de verwondingen van de afzonderlijke slachtoffers. De rechtbank is van oordeel dat gelet op voornoemde feitelijkheden onvoldoende is vast komen te staan dat sprake was van een aanmerkelijke kans op de dood van de slachtoffers, waaraan de verdachte zich willens en wetens zou hebben blootgesteld. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van de onder 3 primair en 4 primair ten laste gelegde pogingen tot doodslag.
De rechtbank acht de subsidiair ten laste gelegde pogingen tot zware mishandeling wel bewezen. De verdachte heeft beide aangevers (meermalen) in het bovenlichaam gestoken, een plaats in het lichaam waar zich meerdere vitale organen bevinden. Uit algemene ervaringsregels volgt dat daarmee het risico bestaat op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Naar aanleiding van de locatie van de steekverwonding is bij [slachtoffer 2] ook daadwerkelijk een CT-scan gemaakt om (ernstig) inwendig letsel uit te kunnen sluiten. Ook het bewegen van een mes terwijl dit bij het lemmet wordt vastgehouden kan leiden tot zwaar lichamelijk letsel, aangezien er pezen, zenuwen of aders geraakt kunnen worden en dit blijvende schade tot gevolg kan hebben. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het handelen van de verdachte ook naar de uiterlijke verschijningsvorm zo zeer is gericht op een bepaald gevolg, te weten het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat niet anders kan worden geoordeeld dan dat de verdachte door aldus te handelen bewust de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij de aangevers heeft aanvaard. De verdachte heeft daarmee het voorwaardelijk opzet gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij de aangevers.
Conclusie van de rechtbank
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzettelijk heeft getracht [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem met een mes in zijn borst te steken en het mes te bewegen terwijl die [slachtoffer 1] het lemmet daarvan in zijn hand vasthield. Tevens acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzettelijk heeft getracht [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem met een mes in zijn zij en bovenarm te steken.