ECLI:NL:RBDHA:2018:16211
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van Ethiopische journalist afgewezen wegens gebrek aan geloofwaardigheid van bedreigingen en politieke uitingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 oktober 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser van Ethiopische nationaliteit, die vreesde voor vervolging vanwege zijn politieke uitlatingen. De eiser, die behoort tot de Amhaarse bevolkingsgroep, had in Nederland een asielaanvraag ingediend, waarin hij stelde dat hij door zijn publicaties in de krant en op Facebook in de negatieve belangstelling van de Ethiopische autoriteiten stond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser in het verleden in Ethiopië als docent werkzaam was en dat hij politieke artikelen schreef, maar oordeelde dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij daadwerkelijk in de negatieve aandacht van de autoriteiten had gestaan. De rechtbank wees erop dat de eiser in de periode van 2008 tot 2012 geen concrete aanwijzingen had dat hij problemen had ondervonden van de Ethiopische overheid en dat hij zijn land meerdere keren legaal had kunnen verlaten.
De rechtbank concludeerde dat de verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, terecht had geoordeeld dat de asielaanvraag ongegrond was. De rechtbank vond de verklaringen van de eiser over bedreigingen op sociale media niet geloofwaardig en stelde vast dat de eiser niet had aangetoond dat hij bij terugkeer in Ethiopië te vrezen had voor vervolging. De rechtbank baseerde haar oordeel ook op recente politieke ontwikkelingen in Ethiopië, waaruit bleek dat de noodtoestand was opgeheven en dat er hervormingen plaatsvonden. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.