ECLI:NL:RBDHA:2018:16209
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-beschikking en aanslag onroerende-zaakbelastingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 december 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, wonende te [plaats], en de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland. De zaak betreft een beroep tegen de WOZ-beschikking en de daarop gebaseerde aanslag onroerende-zaakbelastingen voor het jaar 2018. De eiser had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van 28 februari 2018, waarin de waarde van zijn woning op € 638.000 was vastgesteld. De heffingsambtenaar had het bezwaar van eiser gegrond verklaard en de waarde verlaagd naar € 584.000. Eiser was het hier niet mee eens en stelde dat de waarde van zijn woning lager zou moeten zijn, namelijk € 475.000, vanwege ongunstige ligging en plannen van de buurman om een grote varkensstal te bouwen.
Tijdens de zitting op 11 december 2018 heeft eiser zijn standpunt toegelicht en een taxatierapport overgelegd, waaruit een waarde van € 585.000 bleek. De heffingsambtenaar heeft echter een waardematrix overgelegd, waaruit bleek dat de waarde van de woning op € 585.180 was vastgesteld. De rechtbank heeft overwogen dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog was vastgesteld, en dat de door eiser overgelegde taxatie niet bruikbaar was voor de bepaling van de WOZ-waarde.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.