Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 oktober 2018 in de zaak tussen
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
VK
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 3 oktober 2018 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een Marokkaanse vrouw, had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning voor verblijf bij haar echtgenoot. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie had de aanvraag afgewezen omdat verzoekster niet in het bezit was van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). Verzoekster verzocht om een voorlopige voorziening om haar uitzetting te verbieden totdat op haar bezwaar was beslist, met als argument dat haar echtgenoot, die lijdt aan dementie en diabetes, afhankelijk is van haar zorg.
De voorzieningenrechter heeft de zaak op zitting behandeld, waarbij verzoekster en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals haar echtgenoot en zoon. De rechter overwoog dat er geen reden was om een voorlopige voorziening te treffen, aangezien het besluit van de staatssecretaris rechtmatig leek. Verzoekster had niet aangetoond dat zij de enige was die voor haar echtgenoot kon zorgen of dat het noodzakelijk was dat zij deze zorg op zich nam. De voorzieningenrechter concludeerde dat de medische situatie van de echtgenoot niet voldoende onderbouwd was om vrijstelling van het mvv-vereiste te rechtvaardigen.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat het bestreden besluit naar alle waarschijnlijkheid in bezwaar stand zal houden. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.