ECLI:NL:RBDHA:2018:16150
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot invrijheidstelling na strafonderbreking en uitzetting
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 september 2018 uitspraak gedaan in een kort geding waarin eiser, een Albanese nationaliteit hebbende man, vorderde om de executie van zijn gevangenisstraf te beëindigen. Eiser was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertien maanden wegens het aanwezig hebben van cocaïne. Tijdens zijn voorlopige hechtenis is hem strafonderbreking verleend, waarna hij naar Albanië is uitgezet. Bij terugkeer in Nederland in april 2018 werd hij opnieuw aangehouden en werd de tenuitvoerlegging van zijn straf hervat. Eiser stelde dat hij de strekking van de strafonderbreking niet had begrepen, omdat hij de Nederlandse taal niet machtig was en dat dit in strijd was met de geldende regelgeving, waaronder de Richtlijn 2010/64/EU en het EVRM.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op de juiste wijze is voorgelicht over de strafonderbreking en dat hij de Engelse taal voldoende beheerst. De voorzieningenrechter oordeelde dat eiser had moeten vragen om uitleg indien hij de beslissing niet begreep. De vordering van eiser werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen sprake was van onrechtmatig handelen van de gedaagde, de Staat der Nederlanden, en dat de voorwaarden van de strafonderbreking correct waren nageleefd.