Uitspraak
Rechtbank den haag
1.[ouder 1] te [plaats 1] ,
[ouder 2]te [plaats 1] ,
1.De procedure
2.De feiten
2. De onderzoeksvraag
Rechtbank Den Haag
In deze zaak hebben eisers, ouders van drie kinderen met bijzondere zorgbehoeften, een kort geding aangespannen tegen de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Veiligheid en Justitie. De Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) had besloten om een raadsonderzoek te starten naar de opvoedingssituatie van de kinderen, wat door eisers werd betwist. Eisers vorderden een verbod op het raadsonderzoek, stellende dat er geen wettelijke basis voor was en dat het onderzoek schadelijk zou zijn voor hun gezin.
De voorzieningenrechter heeft de vordering van eisers afgewezen. De rechter oordeelde dat er voldoende wettelijke grondslag was voor het raadsonderzoek, zoals vastgelegd in de Jeugdwet. De RvdK had gegronde redenen om aan te nemen dat er een ernstige bedreiging voor de ontwikkeling van de kinderen was, mede op basis van meldingen van de school en eerdere zorgen over de kinderen. De rechter benadrukte dat het belang van de kinderen voorop staat en dat het raadsonderzoek noodzakelijk was om hun veiligheid en ontwikkeling te waarborgen.
De rechter ging voorbij aan de argumenten van eisers dat het onderzoek onrechtmatig zou zijn en dat het hen en de kinderen zou schaden. De voorzieningenrechter concludeerde dat de RvdK zijn taken naar behoren uitvoert en dat de autonomie van de ouders gerespecteerd zou worden tijdens het onderzoek. De vordering van eisers werd afgewezen, en zij werden veroordeeld in de kosten van het geding.