Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
verzoekende partij,
(toevoeging: KC5051)
verwerende partij,
1.Procedure
- het verzoekschrift met producties, ter griffie ingekomen op 14 augustus 2018;
- het op 7 november 2018 ingekomen verweerschrift, met producties.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 december 2018 uitspraak gedaan in een deelgeschil tussen een werkneemster, aangeduid als [verzoeker], en haar werkgever, ISS Nederland B.V. Het geschil betreft de vraag of ISS aansprakelijk is voor de letselschade die [verzoeker] zou hebben geleden als gevolg van een arbeidsongeval op 19 november 2014. [verzoeker] stelt dat zij tijdens haar werkzaamheden in de spoelkeuken bij AkzoNobel in Sassenheim letsel heeft opgelopen doordat keukenspullen van een rek op haar hoofd zijn gevallen. ISS heeft de aansprakelijkheid afgewezen en betwist dat [verzoeker] letsel heeft opgelopen.
De procedure begon met een verzoekschrift dat op 14 augustus 2018 ter griffie is ingekomen. Na een mondelinge behandeling op 14 november 2018, waarin beide partijen vertegenwoordigd waren, heeft de kantonrechter de zaak aangehouden voor uitspraak. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de verklaringen van getuigen die aanwezig waren tijdens het ongeval. Twee getuigen, [betrokkene 5] en [betrokkene 3], hebben verklaard dat de keukenspullen niet op [verzoeker] zijn gevallen. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat [verzoeker] niet heeft aangetoond dat zij schade heeft geleden in de uitoefening van haar werkzaamheden, en heeft het verzoek afgewezen.
De kantonrechter heeft ook de kosten van de procedure begroot op € 2.208,60, maar heeft de verzochte veroordeling van ISS tot betaling van deze kosten afgewezen, omdat de aansprakelijkheid van ISS niet vaststaat. De beslissing is genomen met inachtneming van artikel 1019aa Rv, dat bepaalt dat de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door letsel lijdt, moeten worden begroot, ook als het verzoek wordt afgewezen.