ECLI:NL:RBDHA:2018:1608
Rechtbank Den Haag
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van interstatelijk vertrouwensbeginsel en internationale bescherming in Duitsland
Op 7 februari 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser, afkomstig uit Syrië, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris op 19 januari 2018 niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft de zaak behandeld in Middelburg, waar de eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank oordeelde dat de eiser internationale bescherming geniet in Duitsland, waar hij sinds 8 februari 2016 verblijft. De rechtbank baseerde haar beslissing op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, dat inhoudt dat de autoriteiten van een ander EU-land, in dit geval Duitsland, in principe in staat zijn om bescherming te bieden aan asielzoekers. De eiser voerde aan dat hij bij terugkeer naar Duitsland een reëel risico loopt op ernstige schade, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet voldoende had aangetoond dat de Duitse autoriteiten geen bescherming konden bieden.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na verzending van het proces-verbaal.