Uitspraak
Beschikking van de kantonrechter op een verzoek tot onderbewindstelling
[verzoeker 1]
[rechthebbende] ,
Procedure
Beoordeling
[verzoeker 1] ,wonende te [woonplaats] , [adres] , geboren te [geboorteplaats] , op [geboortedatum] en
Rechtbank Den Haag
In deze beschikking van de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 12 december 2018, is een verzoek tot onderbewindstelling afgewezen. Het verzoek was ingediend door twee verzoekers, de kinderen van de rechthebbende, die stelden dat hun moeder, als gevolg van haar lichamelijke en geestelijke toestand, niet in staat was haar vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen. De rechthebbende, geboren op [geboortedatum] en wonende te [woonplaats], had na het overlijden van haar echtgenoot, die altijd haar belangen had behartigd, behoefte aan bescherming van haar goederen.
De verzoekers voerden aan dat de rechthebbende de Nederlandse taal niet voldoende beheerst, wat haar zou belemmeren in het zelfstandig functioneren in de samenleving. Tijdens de zitting werd echter duidelijk dat er geen medische verklaring was die de noodzaak voor onderbewindstelling onderbouwde. De kantonrechter oordeelde dat er geen sprake was van een medische of geestelijke toestand die onderbewindstelling rechtvaardigde, noch van problematische schulden. De rechthebbende had bovendien al een volmacht verleend aan een van de verzoekers om haar bankzaken te regelen, wat ook een alternatieve oplossing bood.
De kantonrechter concludeerde dat het verzoek tot onderbewindstelling niet kon worden toegewezen, omdat niet was aangetoond dat de rechthebbende niet in staat was haar vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen. De beschikking werd afgewezen, en de verzoekers kregen de mogelijkheid om binnen drie maanden hoger beroep aan te tekenen bij het Gerechtshof Den Haag.