In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 november 2018 uitspraak gedaan in een deelgeschil tussen [verzoekster] en de verwerende partijen ESIC Schoonmaak- en Bedrijfsdiensten B.V. en Reaal Schadeverzekeringen N.V. Het geschil betreft een ongeval dat plaatsvond op 26 januari 2015, waarbij [verzoekster] letsel opliep tijdens haar werkzaamheden als schoonmaakster in een gezondheidscentrum. [verzoekster] verzocht de kantonrechter te bepalen dat ESIC aansprakelijk is voor de schade die zij heeft geleden als gevolg van het ongeval, en dat Reaal gehouden is deze schade te vergoeden. De verzoekster stelde dat ESIC haar zorgplicht niet had nageleefd, omdat er geen duidelijke instructies waren gegeven en geen veiligheidsschoeisel was verstrekt.
De kantonrechter oordeelde dat ESIC de zorgplicht niet had geschonden. De rechter stelde vast dat het opstapje voldoende zichtbaar was en dat de werkomgeving voldeed aan de veiligheidseisen. De kantonrechter wees erop dat van een werknemer enige oplettendheid mag worden verwacht en dat de onoplettendheid van [verzoekster] niet kan worden afgewenteld op de werkgever. De kantonrechter concludeerde dat de aansprakelijkheid van ESIC niet vaststond en wees het verzoek van [verzoekster] af. Tevens werden de kosten van de procedure begroot op € 3.890,50, maar deze kosten zijn alleen verschuldigd indien de aansprakelijkheid van ESIC in een later stadium wordt vastgesteld.
De beslissing van de kantonrechter benadrukt de verantwoordelijkheden van zowel werkgevers als werknemers in het kader van veiligheid op de werkvloer en de voorwaarden waaronder aansprakelijkheid kan worden vastgesteld.