4.4De beoordeling van de tenlastelegging
Ten aanzien van feit 1: poging tot doodslag (primair).
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair is tenlastegelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken. Nu de raadsman en de officier van justitie zich beiden op het standpunt hebben gesteld dat vrijspraak dient te volgen, behoeft deze beslissing geen nadere motivering.
Ten aanzien van feit 1: poging tot zware mishandeling dan wel mishandeling (subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde).
Aangifte
Op 25 juli en 26 juli 2016 heeft [slachtoffer 1] bij de politie aangifte gedaan van zware mishandeling. Zij heeft hierover het volgende verklaard. Op 25 juli 2016 om 10:50 uur werd er bij haar aangebeld. Zij hoorde de stem van haar zusje [naam zus] die aan het schelden was dat zij de deur open moest doen. Zij zag vervolgens dat er bij haar zusje een voor haar onbekende man stond die een honkbalknuppel in zijn hand had. Toen zij naar beneden liep en halverwege de trap was zag zij dat [naam zus] de onderste ruit van haar voordeur intrapte. Zij hoorde daarop een harde klap en zag dat er allemaal glas op de grond viel. Vervolgens zag zij dat de man het bovenste raam van de voordeur kapot sloeg. Wederom hoorde zij een harde klap en zag zij de knuppel door het glas heen komen. De man stak zijn arm door het ingeslagen raam en opende de voordeur. De man en [naam zus] kwamen vervolgens haar woning in en liepen de trap op waarop de man direct de honkbalknuppel tegen haar keel drukte. Zij voelde hierdoor pijn in haar keel en kon geen adem halen. Tegelijkertijd schopte [naam zus] haar tegen haar benen waardoor zij een stekende pijn voelde. Zij hoorde de man en [naam zus] vervolgens tegen haar zeggen: “Pas maar op meisje”. Daarop voelde zij na enkele seconden dat de kracht van de honkbalknuppel af ging en dat zij weer adem kon halen. Daarna haalde de man de knuppel echter naar achteren en zwaaide deze met kracht tegen haar gezicht aan waardoor zij een hevige pijnscheut in haar lip voelde. Vervolgens sloeg de man haar nog een keer met de honkbalknuppel tegen haar voorhoofd en tegen haar pols.Bij [slachtoffer 1] is vervolgens een botbreuk in het topje van de middelvinger rechts, een bloeduitstorting in het gelaat ter hoogte van de linker wenkbrauw, een diagonaal verlopende roodheid van de huid bij de linkerwang, enkele kleine ontvellingen en een forse bloeduitstorting aan de handpalmzijde geconstateerd.
Getuige
Op 25 juli 2016 is [getuige] door de politie als getuige gehoord. Zij heeft onder meer verklaard dat zij heeft gezien dat [verdachte] de honkbalknuppel op de keel van [slachtoffer 1] zette. Ondertussen probeerde zij [naam zus] tegen te houden, maar dat [naam zus] ook naar binnen ging en [naam zus] en [verdachte] [slachtoffer 1] vervolgens beiden hebben geslagen en geschopt.
Verdachte
Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij, nadat hij de ruit van de voordeur had ingeslagen en met zijn hand de klik van de voordeur had geopend, [slachtoffer 1] op ooghoogte zag verschijnen. Daarop heeft hij haar een duw gegeven zodat zij achterover op de trap viel. Vervolgens heeft hij de honkbalknuppel op haar borst gezet en gezegd zij haar zus niets meer moest aandoen. Hij duwde haar omdat hij haar op de trap wilde houden en zij omhoog probeerde te komen. Vervolgens hield hij de knuppel tussen haar kin en borst in. Hij heeft de hele knuppel in de lengte hiervoor gebruikt. Hij heeft de knuppel overdwars tussen haar kin en borst in gehouden.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij en [naam zus] die dag bij haar zus zijn langsgegaan om haar zus te intimideren. Hij heeft daar het bovenste raam van de voordeur met de honkbalknuppel kapot geslagen. Vervolgens heeft hij zijn hand door het raam gedaan om de voordeur te open te maken. Na dat moment is hij zijn evenwicht verloren en schuin naar voren gevallen, de woning in. Hierbij is hij op [slachtoffer 1] gevallen, die net de trap af kwam lopen, terwijl hij de honkbalknuppel in zijn ene hand zat. Vervolgens heeft hij de honkbalknuppel krachtig tegen de keel van [slachtoffer 1] , tussen haar kin en borst, aangedrukt omdat hij van haar af wilde komen.
Overwegingen
Op grond van voormelde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte een honkbalknuppel met kracht op de keel van aangeefster heeft gezet en dat hij en [naam zus] aangeefster daarnaast hebben geschopt, getrapt, geslagen en gestompt. Dat verdachte aangeefster ook daadwerkelijk met de honkbalknuppel heeft geslagen acht de rechtbank op grond van het dossier, nu slechts aangeefster daarover heeft verklaard en gelet op het bij haar geconstateerde letsel, niet aannemelijk.
De rechtbank ziet zich thans voor de vraag gesteld of voornoemd handelen van verdachte en [naam zus] moet worden aangemerkt als een poging tot zware mishandeling of een mishandeling en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank overweegt dat voor een bewezenverklaring van een poging tot zware mishandeling is vereist dat verdachte opzet moet hebben gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank de tenlastegelegde poging tot zware mishandeling niet wettig en overtuigend bewezen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte, door een honkbalknuppel tegen de keel, tussen de kin en borst, van aangeefster te duwen, niet de aanmerkelijke kans aanvaard dat haar zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht, zodat geen sprake is van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangeefster. Derhalve zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het hem onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde.
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen in onderling verband bezien acht de rechtbank echter wel bewezen dat verdachte en [naam zus] samen [slachtoffer 1] hebben mishandeld.
Voorbedachte rade
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachte raad’ moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachten het tenlastegelegde hebben begaan met voorbedachten rade. Verdachte en [naam zus] zijn weliswaar samen naar de woning van aangeefster gegaan, naar eigen zeggen om haar te intimideren, maar dat er sprake was van een vooropgezet plan om aangeefster ook daadwerkelijk te mishandelen is op grond van het dossier niet gebleken. Derhalve zal de rechtbank verdachte van dit onderdeel uit de tenlastelegging vrijspreken.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 25 juli 2016 tezamen en in vereniging met een ander schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer 1] door een honkbalknuppel met kracht tegen haar keel aan te duwen en haar te schoppen, trappen, slaan en stompen.
Aangezien verdachte heeft bekend dat hij zich op 25 juli 2016 schuldig heeft gemaakt aan vernieling in vereniging gepleegd, hij nadien niet anders heeft verklaard en de raadsman van verdachte ten aanzien van dat feit geen vrijspraak heeft bepleit, kan de rechtbank ingevolge artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
- de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 1 februari 2018;
- het proces-verbaal van aangifte [naam benadeelde] namens [benadeelde] , blz. 90.
Aangezien verdachte heeft bekend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een omgebouwd alarmpistool in de periode 1 januari 2011 tot en met 25 juli 2016, hij nadien niet anders heeft verklaard en de raadsman van verdachte ten aanzien van dat feit geen vrijspraak heeft bepleit, kan de rechtbank ingevolge artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
- de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 1 februari 2018;
- het proces-verbaal van bevindingen, blz. 75.
- het proces-verbaal van het team Forensische Opsporing Wapens, Munitie en Explosieven, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , blz. 160 en 161.
Aangezien verdachte heeft bekend dat hij zich op 25 juli 2016 schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een geluiddemper, hij nadien niet anders heeft verklaard en de raadsman van verdachte ten aanzien van dat feit geen vrijspraak heeft bepleit, kan de rechtbank ingevolge artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 februari 2018;
- het proces-verbaal van bevindingen, blz. 75.
- het proces-verbaal van het team Forensische Opsporing Wapens, Munitie en Explosieven, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , blz. 162, 163
Aangezien verdachte heeft bekend dat hij zich op 25 juli 2016 schuldig heeft gemaakt aan het dragen van een honkbalknuppel, hij nadien niet anders heeft verklaard en de raadsman van verdachte ten aanzien van dat feit geen vrijspraak heeft bepleit, kan de rechtbank ingevolge artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 februari 2018;
- het proces-verbaal van bevindingen, blz. 264.
Ten aanzien van feit 1 en 2.
Melding
Op 7 juni 2017 heeft de politie een melding binnengekregen op het Facebook account van de Politie Leiden Midden met daarin een link naar een YouTube-video. Op de betreffende video was een conflict zichtbaar. Bij dit conflict waren twee mannen betrokken, die zij herkenden als [slachtoffer 2] en verdachte. Op enig moment is zichtbaar dat verdachte een bierflesje kapot slaat waarvan hij de hals in zijn hand houdt. Daarna pakt verdachte de nek van [slachtoffer 2] vast en drukt de kapot geslagen bierfles tegen zijn keel aan. Nadat [slachtoffer 2] is weggelopen en verdachte hier achteraan loopt, lijkt het erop of verdachte zijn rechterarm naar beneden beweegt en de kapot geslagen fles met kracht in de rechterzijde van [slachtoffer 2] steekt en er na een aantal seconden weer uittrekt.
Bevindingen
[slachtoffer 2] is vervolgens door de politie gehoord. Hij heeft verklaard dat verdachte op enig moment compleet door het lint was gegaan en een bierflesje tegen zijn nek aan had gezet. Hij is daarop weggelopen maar toen kwam verdachte achter hem aan. Verdachte pakte toen zijn hond bij zijn halsband en tilde hem op. Hij probeerde zijn hond los te krijgen en weg te komen en voelde toen een pijnlijke steek in zijn rechterzij. Toen hij thuis kwam voelde hij pijn in zijn rechterzij. In de dag daarna is op die plek een beurse plek ontstaan.
Verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 2] heeft vastgepakt en hem bedreigd heeft met het kapotte bierflesje door deze dicht bij zijn nek te houden. Op enig moment heeft hij [slachtoffer 2] ook een duw in zijn zij gegeven terwijl hij het kapotte flesje in zijn hand had. Dit heeft hij gedaan met de hals van het kapotte bierflesje, de niet scherpe kant.
Overwegingen
Op grond van voormelde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte [slachtoffer 2] heeft vastgepakt en een gebroken bierflesje bij zijn keel heeft gehouden. Vervolgens heeft verdachte met kracht met een gebroken bierflesje in de rechterzij van [slachtoffer 2] geduwd. Verdachte verklaart dat hij dit heeft gedaan met de hals van het kapotte bierflesje en niet met de scherpe kant. Dit wordt ondersteund door de verklaring van [slachtoffer 2] , dat hij ten gevolge hiervan weliswaar een beurse plek heeft overgehouden, maar dat hij geen steekletsel heeft opgelopen. Daarnaast is niet gebleken dat het shirt van [slachtoffer 2] ten gevolge van deze handeling op enige manier is beschadigd.
De rechtbank ziet zich thans voor de vraag gesteld of het handelen van verdachte moet worden aangemerkt als een poging tot zware mishandeling of een mishandeling en overweegt als volgt.
De rechtbank overweegt dat voor een bewezenverklaring van een poging tot zware mishandeling is vereist dat verdachte opzet moet hebben gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank de tenlastegelegde poging tot zware mishandeling niet wettig en overtuigend bewezen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte, door onder voornoemde omstandigheden, te weten met de hals van een kapot bierflesje en niet de scherpe kant, in de zij van aangever te duwen, niet de aanmerkelijke kans aanvaard dat hem zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht, zodat geen sprake is van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 2] . De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het hem onder feit 1 primair tenlastegelegde.
Met betrekking tot de bedreiging is de rechtbank van oordeel dat deze van dien aard was en heeft plaatsgevonden onder zodanige omstandigheden dat deze een daadwerkelijke vrees kon opwekken bij [slachtoffer 2] dat hij het leven zou kunnen verliezen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 22 mei 2017 schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer 2] door hem vast te pakken en met kracht een gebroken bierflesje in zijn zij te duwen. Daarnaast acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] op 22 mei 2017 heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door hem vast te pakken en een gebroken bierflesje bij zijn keel te houden.
Ten aanzien van feit 3 en 4.
Aangifte
Op 9 augustus 2017 heeft [slachtoffer 3] zich op het politiebureau gemeld. Zij was op dat moment erg emotioneel en verklaarde dat zij was mishandeld door haar vriend, zijnde verdachte. De avond daarvoor hadden zij en verdachte ruzie gekregen. Zij heeft verdachte toen gezegd dat het beter was om te stoppen met hun relatie. Zij is vervolgens naar huis gegaan en is de volgende ochtend, op 9 augustus 2017, weer teruggegaan naar het huis van verdachte om haar spullen te halen. Op het moment dat zij op de galerij stond trok verdachte haar naar binnen en draaide de voordeur op slot. Verdachte schreeuwde tegen haar en liep naar de slaapkamer waar hij een stok pakte dat uit een metalen ding kwam. Verdachte heeft haar vervolgens op haar linkerbeen geslagen. Daarna scheurde hij met zijn handen haar leren jack en hemd uit elkaar. Daarbij heeft verdachte ook haar tas, die aan haar schouder hing, van haar lichaam afgetrokken. Hij heeft hier zo vaak aan getrokken dat de tas kapot ging. Tevens heeft verdachte haar bh kapot getrokken. Toen zij vervolgens half naakt was heeft hij haar op de grond gegooid. Op het moment dat zij weer opstond smeet verdachte haar alle kanten op in de kamer. Ook heeft verdachte met één hand haar keel dichtgeknepen. Daarnaast heeft verdachte haar ook klappen gegeven op haar kaak. Dit deed verdachte met zijn vlakke hand en zijn vuist en dit is ongeveer drie keer gebeurd. Op enig moment heeft verdachte ook haar telefoon door midden gebroken. Zij is op een gegeven moment halfnaakt naar buiten gerend en heeft toen overal aangebeld. Iemand heeft haar uiteindelijk geholpen. Zij heeft van die persoon een shirt gekregen en is naar het politiebureau gebracht.
De verbalisant die [slachtoffer 3] gehoord heeft, heeft tijdens dit verhoor geconstateerd dat er een rode plek op haar schouder en licht rode striemen en een rode plek in haar nek zichtbaar was.
Bevindingen
Door de politie zijn de camerabeelden van het portiek op de begane grond, van de lift en van de voor in- en uitgang, bekeken. Op de camerabeelden is te zien dat er op 9 augustus 2017 omstreeks 10:24 uur een dame op de begane grond de lift in stapt. Dit blijkt [slachtoffer 3] te zijn die gekleed is in een grijs hemd en grijs/groen jasje. Diezelfde dag omstreeks 11:06 uur verlaat [slachtoffer 3] de lift op de begane grond. Zij is dan gekleed in een zwart shirtje en strompelt voorovergebogen richting de uitgang van de flat. Vervolgens verlaat zij de flat en stapt zij in een kleine zwarte auto.
Op 16 augustus 2017 heeft de politie de persoon die aangeefster na het voorval geholpen heeft, wiens naam en gegevens onbekend wenste te blijven, telefonisch gesproken. Deze getuige heeft verklaard op 9 augustus 2017 in een woning aan de [adres] op kraambezoek te zijn geweest toen er op enig moment werd aangebeld. Via de intercom had degene die daar woonde een vrouwenstem gehoord die paniekerig schreeuwde dat zij half naakt was. Daarop is de tussendeur op de galerij geopend. Zij zagen vervolgens een jonge vrouw, die in paniek was, hun richting oprennen. Zij hebben de vrouw vervolgens binnengelaten in de hal van de woning. De vrouw riep: “Hij heeft mijn kleren van mijn lijf gerukt”. Zij hebben daarop een zwart shirt gepakt en deze aan de vrouw gegeven. De vrouw stond te klappertanden, te huilen, haar haren waren helemaal nat, in haar nek en op haar borstkast zaten striemen en op haar armen zaten plekken alsof zij geslagen was. Vervolgens heeft deze persoon de vrouw naar het politiebureau gebracht.
De politie heeft op 12 augustus 2017 van de moeder van verdachte een bigshopper en een rugzak van [slachtoffer 3] overhandigd gekregen. Daarop heeft de politie contact opgenomen met aangeefster om haar te vragen of zij in de betreffende tassen mochten kijken en om te vragen welke kleding zij precies had gedragen ten tijde van de mishandeling. Aangeefster heeft daarop aangegeven dat dat geen enkel probleem was en dat zij een groen shirt droeg, een groen leren jack, een huidkleurige bh met daaroverheen zwart kant, dat haar tas een bruine schoudertas betrof met een lang hengsel en dat haar telefoon een zwarte Sony was. De politie heeft daarop in voornoemde tassen gekeken en hebben in de rugzak en de bigshopper een bruine schoudertas met een kapot hengsel aangetroffen, een Sony gsm waarvan het gehele scherm versplinterd was en een cup van een huidkleurige bh met zwart kant daaroverheen.
Overwegingen
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast. Op 9 augustus 2017 heeft [slachtoffer 3] zich in zeer emotionele toestand bij de politie gemeld. Zij verklaarde dat zij was mishandeld door verdachte. De verbalisant die aangeefster op dat moment gehoord heeft, heeft bij haar een rode plek op haar schouder en rode striemen en een rode plek in haar nek waargenomen. Daarnaast is uit de camerabeelden van de flat gebleken dat aangeefster om 10:24 uur met een grijs hemd en jasje eroverheen bij de flat is aangekomen en dat zij de flat om 11:06 uur heeft verlaten terwijl zij op dat moment gekleed was in een zwart shirtje en voorovergebogen richting de uitgang strompelt. Daar komt bij dat de persoon die aangeefster kort na het incident heeft gesproken en haar naar het politiebureau heeft gebracht, heeft verklaard dat de vrouw die bij hun aanbelde half naakt en erg paniekerig was, striemen had in haar nek en op haar borstkast en plekken op haar armen had alsof zij was geslagen. Voorts heeft deze persoon ook bevestigd dat zij de vrouw een zwart shirtje hebben gegeven. Tenslotte is er door de politie een kapotte tas, een kapotte telefoon en een deel van een bh aangetroffen in de bigshopper en rugzak van aangeefster, die door de moeder van verdachte aan de politie zijn overhandigd.
Gezien voornoemde omstandigheden acht de rechtbank de verklaring van verdachte, dat er niets in de woning is gebeurd, ongeloofwaardig. De rechtbank acht de verklaring van aangeefster betrouwbaar, te meer nu deze aangifte op essentiële onderdelen steun vindt in de overige bewijsmiddelen. Op grond van die bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte [slachtoffer 3] heeft mishandeld en dat hij hierbij verschillende goederen van haar heeft vernield. Gelet op het geconstateerde letsel bij [slachtoffer 3] in samenhang gezien met het feit dat er in de woning van verdachte geen ploertendoder is aangetroffen, heeft de rechtbank echter niet de overtuiging dat verdachte [slachtoffer 3] ook daadwerkelijk met een ploertendoder heeft geslagen en een kopstoot heeft gegeven, zodat de rechtbank verdachte van deze onderdelen uit de tenlastelegging zal vrijspreken.
Conclusie
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen in onderling verband bezien acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 3] op 9 augustus 2017 heeft mishandeld door haar keel dicht te knijpen, haar tegen de grond te gooien en haar te schoppen, trappen, slaan en stompen. Daarnaast acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 9 augustus 2017 schuldig heeft gemaakt aan vernieling van de kleding, de tas en de gsm van [slachtoffer 3] .