ECLI:NL:RBDHA:2018:15831
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf voor nareis asiel op basis van onvoldoende bewijs van gezinsband
In deze zaak heeft eiseres, een Eritrese, beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin de aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor nareis asiel werd afgewezen. De rechtbank Den Haag heeft op 20 december 2018 uitspraak gedaan in deze bodemzaak, waarbij de enkelvoudige kamer zich heeft gebogen over de vraag of eiseres voldoende bewijs heeft geleverd van haar gezinsband met de referent, die haar biologische vader zou zijn.
Eiseres heeft gesteld dat zij de dochter is van referent en heeft ter onderbouwing van haar aanvraag een kerkelijke huwelijksakte, een inentingsbewijs en een geboorteakte overgelegd. De staatssecretaris heeft echter geoordeeld dat eiseres haar identiteit en de familierechtelijke relatie niet heeft aangetoond, omdat de geboorteakte tardief is opgemaakt en het onderliggende brondocument niet is overgelegd. Tijdens de hoorzitting heeft referent wisselende verklaringen afgelegd over het brondocument, wat de rechtbank aanleiding gaf om te twijfelen aan de juistheid van de ingediende documenten.
De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat eiseres niet in bewijsnood verkeert en dat de aanvraag om de mvv terecht is afgewezen. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder de stelling dat de tardief overgelegde geboorteakte voldoende bewijs biedt van de gezinsband, verworpen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de aanvraag om de mvv ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.