ECLI:NL:RBDHA:2018:15829

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2018
Publicatiedatum
20 januari 2019
Zaaknummer
NL18.21361
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en gebruik van registertolk in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 december 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een asielaanvraag van eiser, die de Sierra Leoonse nationaliteit bezit en in Nederland geboren is. Eiser had op 13 juli 2018 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag, aangezien eiser eerder op 10 maart 2017 in Duitsland een verzoek om internationale bescherming had ingediend.

Tijdens de zitting op 5 december 2018, waar partijen niet verschenen, werd het beroep van eiser behandeld. Eiser voerde aan dat er tijdens het aanmeldgehoor op 24 juli 2018 ten onrechte geen gebruik was gemaakt van een registertolk, zoals vereist volgens de Wet beëdigde tolken en vertalers. De rechtbank oordeelde dat er geen wettelijke termijn was die het noodzakelijk maakte om zonder registertolk te horen. De rechtbank concludeerde dat verweerder in strijd had gehandeld met de wet, maar dat dit gebrek niet had geleid tot benadeling van eiser, aangezien hij de tolk goed kon verstaan en geen opmerkingen had gemaakt over de tolk.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en veroordeelde de staatssecretaris in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 501,-. De uitspraak is openbaar gedaan en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.21361

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. F.A. van den Berg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 12 november 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL18.21362, plaatsgevonden op 5 december 2018. Partijen zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiser is volgens zijn opgave in Nederland geboren op [geboortedatum] en bezit de Sierra Leoonse nationaliteit. Op 13 juli 2018 heeft hij een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag van eiser niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Uit Eurodac is gebleken dat eiser op 10 maart 2017 in Duitsland een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. De Duitse autoriteiten zijn op 24 augustus 2018 verzocht eiser terug te nemen op grond van artikel 18, eerste lid, onder b, van de Dublinverordening. [1] Op 29 augustus 2018 hebben de Duitse autoriteiten hiermee ingestemd.
3. Op wat eiser daartegen heeft aangevoerd, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank overweegt als volgt.
4. Niet in geschil is dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag.
5. Allereerst heeft eiser in beroep aangevoerd dat er tijdens het aanmeldgehoor op 24 juli 2018 ten onrechte geen gebruik is gemaakt van een registertolk.
6. Volgens artikel 28, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wet beëdigde tolken en vertalers (hierna: Wbtv) dient verweerder voor het aanmeldgehoor uitsluitend gebruik te maken van registertolken. Ingevolge artikel 28, derde lid, van de Wbtv kan in afwijking van het eerste lid van dit artikel gebruik worden gemaakt van een niet-registertolk indien wegens de vereiste spoed een registertolk niet tijdig beschikbaar is. Het vierde lid van dit artikel schrijft voor dat bij toepassing van het derde lid verweerder dit dan met redenen omkleed schriftelijk moet vastleggen.
7. In geschil is of in het geval van eiser de vereiste spoed maakte dat van een niet-registertolk gebruik kon worden gemaakt.
8. De rechtbank is van oordeel dat er geen wettelijke termijn is die het noodzakelijk maakte om eiser op 24 juli 2018 zonder een registertolk te horen. Dat verweerder werkprocessen hanteert die erop gericht zijn om asielaanvragen vlot af te handelen, betekent niet dat er sprake is van spoedeisendheid als bedoeld in artikel 28, derde lid, van de Wbtv. Het gehoor had ook op een andere dag kunnen plaatsvinden.
9. Dat betekent dat verweerder heeft gehandeld in strijd met artikel 28, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wbtv. De in het derde lid genoemde uitzondering is niet van toepassing. In dit geval zal de rechtbank het geconstateerde gebrek passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). De rechtbank overweegt dat uit het rapport van het gehoor blijkt dat eiser de tolk goed kon verstaan en dat hij na afloop geen op- of aanmerkingen had over deze tolk. Er zijn ook geen correcties en aanvullingen ingediend. Daaruit volgt dat niet aannemelijk is dat eiser door het gebrek is benadeeld.
10. Voor het overige heeft eiser voor wat betreft de gronden van zijn beroep volstaan met een herhaling van zijn zienswijze. De rechtbank stelt vast dat verweerder hier in het bestreden besluit gemotiveerd op heeft gereageerd. Nu eiser in beroep niet heeft aangevoerd waarom deze motivering onvoldoende of onjuist is, houdt deze stand. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser dan ook terecht niet in behandeling genomen.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Vanwege de toepassing van artikel 6:22 van de Awb zal verweerder worden veroordeeld in de proceskosten van eiser. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 501,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 501,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond, en
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 501,- (vijfhonderdéén euro), te betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.