In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 december 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een asielaanvraag van eiser, die de Sierra Leoonse nationaliteit bezit en in Nederland geboren is. Eiser had op 13 juli 2018 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag, aangezien eiser eerder op 10 maart 2017 in Duitsland een verzoek om internationale bescherming had ingediend.
Tijdens de zitting op 5 december 2018, waar partijen niet verschenen, werd het beroep van eiser behandeld. Eiser voerde aan dat er tijdens het aanmeldgehoor op 24 juli 2018 ten onrechte geen gebruik was gemaakt van een registertolk, zoals vereist volgens de Wet beëdigde tolken en vertalers. De rechtbank oordeelde dat er geen wettelijke termijn was die het noodzakelijk maakte om zonder registertolk te horen. De rechtbank concludeerde dat verweerder in strijd had gehandeld met de wet, maar dat dit gebrek niet had geleid tot benadeling van eiser, aangezien hij de tolk goed kon verstaan en geen opmerkingen had gemaakt over de tolk.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en veroordeelde de staatssecretaris in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 501,-. De uitspraak is openbaar gedaan en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.