ECLI:NL:RBDHA:2018:15781

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2018
Publicatiedatum
17 januari 2019
Zaaknummer
09/927139-18
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afpersing gepleegd door twee of meer verenigde personen op de openbare weg met geweld en bedreiging

Op 13 december 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2003, die samen met een medeverdachte op 16 februari 2018 in Den Haag een jongen heeft beroofd van zijn geld en mobiele telefoon. De zaak werd behandeld met gesloten deuren. De officier van justitie, mr. J.M. Eelman, beschuldigde de verdachte van afpersing, waarbij geweld en bedreiging met een mes werd gebruikt. De aangever verklaarde dat hij door de verdachten werd gedwongen om zijn geld en iPhone 6 af te geven, terwijl hij met een mes werd bedreigd. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangever en de medeverdachte, die een bekennende verklaring aflegde, overtuigend waren. De rechtbank vond het bewezen dat de verdachte en zijn medeverdachte samen de afpersing hadden gepleegd en dat zij een gelijk aandeel hadden in het delict. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die nog niet eerder was veroordeeld en goed functioneerde op school. Na een geslaagde mediation tussen de verdachte, medeverdachte en de aangever, waarbij de schade was vergoed, legde de rechtbank een jeugddetentie van 16 dagen op, met een voorwaardelijke werkstraf van 60 uur. De rechtbank benadrukte het belang van de positieve ontwikkeling van de verdachte en de lage kans op recidive.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/827130-18
Datum uitspraak: 13 december 2018
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft dit vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
[adres 1]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op de zitting van 13 december 2018 met gesloten deuren behandeld.
De officier van justitie in deze zaak was mr. J.M. Eelman en de advocaat van de verdachte
mr. G.J. van der Meer.

2.De tenlastelegging

De verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij samen met een ander op de openbare weg door het gebruik van geweld en bedreiging met geweld een jongen heeft gedwongen zijn geld en zijn iPhone af te geven.
Het feit staan beschreven in bijlage 1 bij dit vonnis.
3. Standpunten en beoordeling [1]
3.1
Inleiding
[slachtoffer] (verder ook: aangever) heeft aangifte gedaan van beroving op 16 februari 2018 te Den Haag, waarbij zijn mobiele telefoon (een witte iPhone 6) en een geldbedrag van 40 euro werd weggenomen. Hij verklaart daarover dat hij had afgesproken met een jongen, van wie hij de naam niet kent, die hem een shisha pen zou verkopen. Deze jongen was niet alleen naar de afspraak gekomen. Ze liepen met zijn drieën naar een rustigere plek, naar [adres 2] , waar zich garages bevinden bij een flatgebouw. Vervolgens pakte de jongen met wie aangever had afgesproken hem bij de kraag vast en duwde hem met de rug tegen de muur. De andere jongen hield iets scherps tegen de linkerzijde van zijn nek. Aangever zag later dat dit voorwerp de contouren van een klein zakmes had. De jongen met wie hij had afgesproken zei “overhandig nu je geld” en ‘ook je telefoon”. Aangever zei dat hij geen telefoon had, maar de jongen zei “ik heb net met je gebeld, waar is die”. Aangever heeft hierop zijn geld en mobiele telefoon aan de jongen gegeven. Hij hoorde de jongen zeggen “wij weten waar je woont, het is dom om je locatie aan te laten staan, zeg tegen je moeder dat je telefoon is kwijt geraakt en geen politie, je blijft hier twee minuten wachten”. [2]
Later verklaart aangever dat hij eerder al vuurwerk had gekocht bij de jongen met wie hij had afgesproken, dat zijn naam [medeverdachte] is en hij ook zijn bankgegevens had gekregen. [3]
Nader onderzoek door de politie levert de naam en het adres van de medeverdachte
[medeverdachte] (verder: [medeverdachte] ) op en ook de naam van de verdachte, te weten
[verdachte] (verder: [verdachte] ).
[medeverdachte] en [verdachte] zijn op 13 maart 2018 aangehouden. [4] [5]
Bij de rechter-commissaris legt [medeverdachte] een bekennende verklaring af.
De telefoon van aangever is in de kamer van [medeverdachte] gevonden [6] en aan aangever terug gegeven. [7]
Bij de politie verklaart [medeverdachte] dat zijn medeverdachte, [verdachte] , het mes heeft gepakt toen zij samen naar aangever toe liepen en dat [verdachte] het mes naar aangever heeft gericht voordat er om het geld en de telefoon werd gevraagd. [medeverdachte] verklaart dat hij het mes niet aan [verdachte] heeft gegeven en dat ze het geldbedrag van 40 euro samen hebben gedeeld. [8]
[verdachte] heeft bij de politie uiteindelijk verklaard dat hij pas wist dat het een beroving zou worden op het moment dat hij van [medeverdachte] het mes kreeg. Het was een knipmes, met een lengte van ongeveer 15 centimeter en met een handvat dat lijkt op een soort pistool. Dit was toen zij op aangever stonden te wachten.
[medeverdachte] had gezegd dat hij het moest tonen als er iets zou gebeuren. Op het moment dat het bijna vechten werd, toonde [verdachte] het mes. Hij heeft het mes niet bij de keel van aangever gehouden, maar het omhoog gehouden zodat aangever het kon zien. Aangever hield toen op met duwen en trekken. [verdachte] heeft 20 euro gekregen van [medeverdachte] . [9]
Inmiddels heeft er een geslaagde mediation plaatsgevonden tussen [verdachte] en [medeverdachte] en aangever. De materiële schade die aangever heeft geleden, in totaal € 140,-, is door [verdachte] en [medeverdachte] vergoed en elk van hen heeft een bedrag van € 70,- betaald, waarna de slotovereenkomst door alle partijen is getekend.
Op de zitting heeft [verdachte] zijn bekentenis gehandhaafd en nogmaals verklaard dat hij het mes van [medeverdachte] heeft gekregen en dit aan aangever heeft getoond. Hij verklaart het uit zijn zak te hebben gehaald en te hebben opengeklapt en op een halve meter afstand van aangever voor zich te hebben gehouden. [verdachte] verklaart verder niets aan aangever te hebben gevraagd of van hem te hebben afgepakt en ook niet te hebben gehoord dat er om geld is gevraagd. Het mes heeft hij aan [medeverdachte] terug gegeven.
[verdachte] vindt desgevraagd wel dat hij schuldig is aan het feit, omdat hij het mes heeft getoond en geld heeft aangenomen van [medeverdachte] dat van aangever was. [10]
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd [verdachte] te veroordelen voor het feit.
Zij heeft daarbij aangegeven dat zij ook vindt dat het houden van het mes in de nek van aangever bewezen is. Aangever zag en voelde iets scherps in zijn nek.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De advocaat heeft aangevoerd dat [verdachte] wist dat [medeverdachte] een afspraak had met aangever en dat hij ook heeft bekend een mes te hebben getoond aan aangever. Of hij dit mes nu zelf heeft meegenomen of dat [medeverdachte] het hem geeft gegeven doet er, aldus de advocaat, voor de bewezenverklaring van het feit niets toe.
Dat [verdachte] niet heeft gehoord wat er is gezegd, ook niet dat er om de mobiele telefoon en geld van aangever is gevraagd, maakt nog niet dat zijn verklaring niet aannemelijk is. Zo heeft [verdachte] het beleefd. [medeverdachte] had ook gezegd dat hij er niet bovenop moest staan.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aangifte en de bekennende verklaringen van [verdachte] en [medeverdachte] vindt de rechtbank de afpersing, in vereniging gepleegd, bewezen.
De rechtbank heeft, net als de officier van justitie geen reden om aan de verklaring van aangever, die voelde dat er iets scherps tegen de linkerzijde van zijn nek werd gehouden en later zag dat het de contouren van een klein zakmes had, te twijfelen. Daarom zal zij ook het houden van een mes in de nek van aangever bewezen verklaren.
De rechtbank vindt voorts dat [verdachte] en [medeverdachte] een gelijk aandeel in de afpersing hebben gehad. [medeverdachte] heeft het plan bedacht, heeft [verdachte] mee gevraagd, aangever bij zijn kraag vastgepakt en hem tegen de muur geduwd en hem ook verbaal bedreigd en [verdachte] was erbij aanwezig en heeft het mes in de nek van aangever gehouden.
Ook hebben [verdachte] en [medeverdachte] samen de buit gedeeld.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank vindt de afpersing, gepleegd op de openbare weg door [verdachte] en [medeverdachte] , bewezen en is er ook van overtuigd dat zij dit feit hebben gepleegd.
De tekst van deze bewezenverklaring staat in bijlage 2 bij dit vonnis.

4.De strafbaarheid van het feit

Het feit dat [verdachte] heeft gepleegd is een strafbaar feit. Er is geen reden om aan te nemen dat dit feit in dit geval niet strafbaar zou zijn.
In de beslissing staat hoe dit feit volgens de wet worden beschreven.

5.De strafbaarheid van de verdachte

[verdachte] is ook strafbaar voor het plegen van dit feit, omdat nergens uit volgt dat hij niet strafbaar zou zijn.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd [verdachte] te veroordelen tot een werkstraf voor de tijd van 120 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, met een proeftijd van 1 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat heeft bepleit dat aan [verdachte] een geheel voorwaardelijke werkstraf wordt opgelegd, althans dat een eventueel onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Om te bepalen welke straf gepast is voor [verdachte] kijkt de rechtbank naar de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en ook naar de persoonlijke omstandigheden van [verdachte] .
De ernst van het feit
[verdachte] heeft zich samen met [medeverdachte] schuldig gemaakt aan een straatroof.
Zij hebben [slachtoffer] , een dertienjarige jongen, die [medeverdachte] al kende, met geweld en onder bedreiging met een mes zijn iPhone en zijn geld afgepakt.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van zulke geweldsdelicten zich vaak nog lang angstig en onveilig voelen of daarvan andere psychische gevolgen ervaren. Bovendien voelen ook andere mensen zich door zulke delicten angstiger en onveiliger op straat.
De persoon van de verdachte
[verdachte] is nog niet eerder veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank heeft het meest recente rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) van 7 december 2018 gelezen alsook de rapportage van de jeugdreclassering van 12 december 2018.
Uit deze rapporten komt naar voren dat de kans op herhaling zeer klein is. [verdachte] functioneert goed op alle leefgebieden. Hij presteert goed op school, heeft een bijbaan en sport intensief. Ook thuis gaat het goed. De ouders zijn betrokken en reageren adequaat.
[verdachte] is zich bewust van zijn handelen en denkt na over de gevolgen daarvan.
Er zijn geen directe zorgen meer waarvoor [verdachte] nog begeleiding nodig zou hebben.
Een voorwaardelijke straf is op zijn plaats. Deze straf kan dienen als motivatie om zijn goede gedrag vast te houden en hem te helpen bewuste keuzes te maken.
Geadviseerd wordt aan [verdachte] een (deels) voorwaardelijke werkstraf op te leggen.
Op de zitting is van de zijde van de Raad en de jeugdreclassering aangegeven dat [verdachte] zich heel goed aan alle afspraken heeft gehouden en dat hij zich heel positief ontwikkelt.
Hij heeft van zijn fouten geleerd. Er zijn dan ook veel beschermende factoren en weinig risicofactoren. Mocht, gelet op de ernst van het feit, een deel van de straf onvoorwaardelijk worden opgelegd, kan dit - aldus de Raad - helpen om [verdachte] te laten beseffen dat wat hij heeft gedaan, echt heel fout is..
De op te leggen straf
De rechtbank komt, alles afwegend, tot de volgende straf. Zij houdt daarbij rekening met de ernst van het feit, de oriëntatiepunten die gelden in soortgelijke gevallen en het advies van de Raad en de jeugdreclassering.
De rechtbank vindt het heel positief dat [verdachte] en [medeverdachte] een mediation traject hebben gevolgd en daarbij een goed gesprek met [slachtoffer] , hebben gehad, hem hun excuses hebben aangeboden en ook de schade die hij heeft geleden, inmiddels hebben betaald.
Dat de officier van justitie heeft vernomen dat het voor [slachtoffer] ook echt is afgehandeld en hij van de straatroof geen blijvend nadeel heeft ondervonden, weegt de rechtbank ook mee bij het bepalen van de straf.
Anders dan de officier van justitie vindt de rechtbank dat een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de tijd die [verdachte] reeds in voorarrest heeft doorgebracht een passende straf is. Om [verdachte] in de toekomst van het plegen van nieuwe strafbare feiten af te houden, zal de rechtbank hem ook een voorwaardelijke werkstraf opleggen, met een proeftijd van 1 jaar.
Gelet op de lage kans op recidive en de positieve ontwikkeling ziet de rechtbank geen reden aan deze voorwaardelijke werkstraf andere voorwaarden te verbinden dan de algemene voorwaarde dat [verdachte] geen strafbare feiten meer zal plegen.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De straf die de rechtbank zal opleggen is gebaseerd op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals ze golden op het moment dat het feit gepleegd werd.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] het hem ten laste gelegde feit heeft begaan;
de wettelijke kwalificatie van dit feit is:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg door twee of meer verenigde personen;
verklaart dit feit en [verdachte] strafbaar;
verklaart niet bewezen wat meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt [verdachte] daarvan vrij;
veroordeelt [verdachte] tot:
jeugddetentie voor de duur van 16 DAGEN;
bepaalt dat de tijd, door [verdachte] vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem onvoorwaardelijk opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
en tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van
60 UREN;
beveelt, voor het geval dat [verdachte] de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
30 DAGEN;
bepaalt dat
deze werkstrafniet ten uitvoer zal worden gelegd als [verdachte] zich tot het einde van de proeftijd van
1 jaarniet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
heft op het geschorste beveltot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D.C. Laagland, rechter, voorzitter,
mr. C.F. Mewe, kinderrechter,
en mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 december 2018.
Bijlagen:
1) de tenlastelegging
2) de bewezenverklaring
Bijlage 1. De tenlastelegging
Aan bovenbedoeld gedagvaarde persoon is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 16 februari 2018 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, op de openbare weg ( [adres 2] ), met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (Iphone 6) en/of een geldbedrag van 40 euro, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededader,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en/of zijn mededader (op een afgelegen plek):
-die [slachtoffer] bij zijn kraag hebben/heeft vastgepakt en/of met zijn rug tegen de muur
hebben/heeft geduwd en/of
- ( vervolgens) een mes, althans een scherp voorwerp, in de nek van die [slachtoffer] hebben/heeft
gehouden en/of
- ( vervolgens) dreigend tegen die [slachtoffer] hebben/heeft gezegd 'overhandig nu je geld' en/of
'ook je telefoon', althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- toen die [slachtoffer] aangaf geen telefoon te hebben, dreigend tegen die [slachtoffer]
hebben/heeft gezegd: 'Ik heb net met je gebeld, waar is die?', althans woorden van gelijke dreigende
aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) hebben/heeft gezegd: 'We weten waar je woont, het is dom om je locatie aan te laten
staan, zeg tegen je moeder dat je telefoon is kwijt geraakt en geen politie, je blijft hier twee minuten
wachten', althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Bijlage 2. De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 16 februari 2018 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, op de openbare weg ( [adres 2] ), met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (Iphone 6) en een geldbedrag van 40 euro, toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededader,
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en zijn mededader op een afgelegen plek:
- die [slachtoffer] bij zijn kraag hebben vastgepakt en met zijn rug tegen de muur hebben geduwd
en
- vervolgens een mes in de nek van die [slachtoffer] hebben gehouden en
- vervolgens dreigend tegen die [slachtoffer] hebben gezegd 'overhandig nu je geld' en
'ook je telefoon' en
- toen die [slachtoffer] aangaf geen telefoon te hebben, dreigend tegen die [slachtoffer]
hebben gezegd: 'Ik heb net met je gebeld, waar is die?' en
- vervolgens hebben gezegd: 'We weten waar je woont, het is dom om je locatie aan te laten
staan, zeg tegen je moeder dat je telefoon is kwijt geraakt en geen politie, je blijft hier twee minuten
wachten'.
Eventuele taal- en/of schrijffouten zijn in de bewezenverklaring verbeterd.
De verdachte is hierdoor niet benadeeld.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar verklaringen, dan zijn dat verklaringen uit het dossier van politie Eenheid
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , met bijlage, p. 110-113.
3.Proces-verbaal telefonisch gesprek met aangever [slachtoffer] , p. 114-115.
4.Proces-verbaal van aanhouding van [medeverdachte] , p. 19-21.
5.Proces-verbaal van aanhouding van [verdachte] , p.70-71.
6.Proces-verbaal telefoon iPhone 6, p. 45-47.
7.Ontvangstbewijs iPhone, p. 177.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 187-193.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 207-210.
10.Verklaring [verdachte] op de zitting van 13 december 2018.