6.3Het oordeel van de rechtbank
Om te bepalen welke straf gepast is voor [verdachte] kijkt de rechtbank naar de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en ook naar de persoonlijke omstandigheden van [verdachte] .
De ernst van het feit
[verdachte] heeft zich samen met [medeverdachte] schuldig gemaakt aan een straatroof.
Zij hebben [slachtoffer] , een dertienjarige jongen, die [medeverdachte] al kende, met geweld en onder bedreiging met een mes zijn iPhone en zijn geld afgepakt.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van zulke geweldsdelicten zich vaak nog lang angstig en onveilig voelen of daarvan andere psychische gevolgen ervaren. Bovendien voelen ook andere mensen zich door zulke delicten angstiger en onveiliger op straat.
De persoon van de verdachte
[verdachte] is nog niet eerder veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank heeft het meest recente rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) van 7 december 2018 gelezen alsook de rapportage van de jeugdreclassering van 12 december 2018.
Uit deze rapporten komt naar voren dat de kans op herhaling zeer klein is. [verdachte] functioneert goed op alle leefgebieden. Hij presteert goed op school, heeft een bijbaan en sport intensief. Ook thuis gaat het goed. De ouders zijn betrokken en reageren adequaat.
[verdachte] is zich bewust van zijn handelen en denkt na over de gevolgen daarvan.
Er zijn geen directe zorgen meer waarvoor [verdachte] nog begeleiding nodig zou hebben.
Een voorwaardelijke straf is op zijn plaats. Deze straf kan dienen als motivatie om zijn goede gedrag vast te houden en hem te helpen bewuste keuzes te maken.
Geadviseerd wordt aan [verdachte] een (deels) voorwaardelijke werkstraf op te leggen.
Op de zitting is van de zijde van de Raad en de jeugdreclassering aangegeven dat [verdachte] zich heel goed aan alle afspraken heeft gehouden en dat hij zich heel positief ontwikkelt.
Hij heeft van zijn fouten geleerd. Er zijn dan ook veel beschermende factoren en weinig risicofactoren. Mocht, gelet op de ernst van het feit, een deel van de straf onvoorwaardelijk worden opgelegd, kan dit - aldus de Raad - helpen om [verdachte] te laten beseffen dat wat hij heeft gedaan, echt heel fout is..
De op te leggen straf
De rechtbank komt, alles afwegend, tot de volgende straf. Zij houdt daarbij rekening met de ernst van het feit, de oriëntatiepunten die gelden in soortgelijke gevallen en het advies van de Raad en de jeugdreclassering.
De rechtbank vindt het heel positief dat [verdachte] en [medeverdachte] een mediation traject hebben gevolgd en daarbij een goed gesprek met [slachtoffer] , hebben gehad, hem hun excuses hebben aangeboden en ook de schade die hij heeft geleden, inmiddels hebben betaald.
Dat de officier van justitie heeft vernomen dat het voor [slachtoffer] ook echt is afgehandeld en hij van de straatroof geen blijvend nadeel heeft ondervonden, weegt de rechtbank ook mee bij het bepalen van de straf.
Anders dan de officier van justitie vindt de rechtbank dat een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de tijd die [verdachte] reeds in voorarrest heeft doorgebracht een passende straf is. Om [verdachte] in de toekomst van het plegen van nieuwe strafbare feiten af te houden, zal de rechtbank hem ook een voorwaardelijke werkstraf opleggen, met een proeftijd van 1 jaar.
Gelet op de lage kans op recidive en de positieve ontwikkeling ziet de rechtbank geen reden aan deze voorwaardelijke werkstraf andere voorwaarden te verbinden dan de algemene voorwaarde dat [verdachte] geen strafbare feiten meer zal plegen.