6.3Het oordeel van de rechtbank
Om te bepalen welke straf gepast is voor [verdachte] kijkt de rechtbank naar de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en ook naar de persoonlijke omstandigheden van [verdachte] .
De ernst van het feit
[verdachte] heeft zich samen met [medeverdachte] schuldig gemaakt aan een straatroof.
Zij hebben [slachtoffer] , een dertienjarige jongen die [verdachte] al kende, met geweld en onder bedreiging met een mes zijn iPhone en zijn geld afgepakt.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van zulke geweldsdelicten zich vaak nog lang angstig en onveilig voelen of daarvan andere psychische gevolgen ervaren. Bovendien voelen ook andere mensen zich door zulke delicten angstiger en onveiliger op straat.
De persoon van de verdachte
[verdachte] is nog niet eerder veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank heeft het meest recente rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) van 14 augustus 2018 gelezen alsook de rapportage van de jeugdreclassering d.d. 11 december 2018.
Hoewel er uit het onderzoek een laag algemeen recidiverisico naar voren komt, zijn de risicofactoren dat [verdachte] van een ernstig strafbaar feit, waarbij met geweld is gedreigd, wordt verdacht, en hij op school ook eerder agressief en opstandig gedrag heeft laten zien.
Ook zijn er zorgen dat hij onder druk van anderen niet altijd de juiste keuzes maakt.
De Raad heeft geadviseerd een deels onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, met als bijzondere voorwaarden begeleiding door de jeugdreclassering in het kader van de meldplicht en het volgen van behandeling bij De Waag.
Op de zitting is van de zijde van de Raad het advies gewijzigd, in die zin dat in plaats van een voorwaardelijke jeugddetentie thans een voorwaardelijke werkstraf wordt geadviseerd.
Wel is benadrukt dat het volgen van een behandeling bij De Waag nog steeds nodig is, ondanks dat [verdachte] dit zelf niet nodig vindt.
Ook namens de jeugdreclassering is dit naar voren gebracht.
[verdachte] heeft op zitting toegezegd de behandeling te zullen accepteren.
De op te leggen straf
De rechtbank komt, alles afwegend, tot de volgende straf. Zij houdt daarbij rekening met de ernst van het feit, de oriëntatiepunten die gelden in soortgelijke gevallen en het advies van de Raad en de jeugdreclassering.
De rechtbank vindt het heel positief dat [verdachte] en [medeverdachte] een mediation traject hebben gevolgd en daarbij een goed gesprek met [slachtoffer] , het slachtoffer, hebben gehad, hem hun excuses hebben aangeboden en ook de schade die hij heeft geleden, inmiddels hebben betaald.
Dat de officier van justitie heeft vernomen dat het voor [slachtoffer] ook echt is afgehandeld en hij van de straatroof geen blijvend nadeel heeft ondervonden, weegt de rechtbank ook mee bij het bepalen van de straf.
Anders dan de officier van justitie, maar met de advocaat, vindt de rechtbank dat een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de tijd die [verdachte] reeds in voorarrest heeft doorgebracht een passende straf is. Om [verdachte] in de toekomst van het plegen van nieuwe strafbare feiten af te houden, zal de rechtbank [verdachte] ook een voorwaardelijke werkstraf opleggen, met een proeftijd van 1 jaar, en als bijzondere voorwaarden begeleiding door de jeugdreclassering in het kader van de meldplicht en het volgen van een behandeling bij
De Waag.