ECLI:NL:RBDHA:2018:15780

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2018
Publicatiedatum
17 januari 2019
Zaaknummer
09/827129-18
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afpersing op openbare weg door twee of meer verenigde personen met geweld en bedreiging

Op 13 december 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2003, die samen met een medeverdachte op 16 februari 2018 in Den Haag een jongen heeft beroofd van zijn geld en mobiele telefoon. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte de jongen met geweld en bedreiging hebben gedwongen om zijn iPhone en een geldbedrag van 40 euro af te geven. De aangever deed aangifte van beroving, waarbij hij verklaarde dat hij door de verdachten was vastgepakt en met een mes was bedreigd. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en de bekennende verklaringen van de verdachten als bewijs gebruikt. Na een geslaagde mediation tussen de partijen, waarbij de materiële schade is vergoed, heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 16 dagen en een voorwaardelijke werkstraf van 60 uur, met bijzondere voorwaarden voor begeleiding door de jeugdreclassering en behandeling bij De Waag. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/827129-18
Datum uitspraak: 13 december 2018
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft dit vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2003 ,
[adres 1]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op de zitting van 13 december 2018 met gesloten deuren behandeld.
De officier van justitie in deze zaak was mr. J.M. Eelman en de advocaat van de verdachte
mr. A.W. Grijseels.

2.De tenlastelegging

De verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij samen met een ander op de openbare weg door het gebruik van geweld en bedreiging met geweld een jongen heeft gedwongen zijn geld en zijn iPhone af te geven.
Het feit staat beschreven in bijlage 1 bij dit vonnis.
3. Standpunten en beoordeling [1]
3.1
Inleiding
[slachtoffer] (verder ook: aangever) heeft aangifte gedaan van beroving op 16 februari 2018 te Den Haag, waarbij zijn mobiele telefoon (een witte iPhone 6) en een geldbedrag van 40 euro zijn weggenomen. Hij vertelt dat hij had afgesproken met een jongen, van wie hij de naam niet kent, die hem een shisha pen zou verkopen. Deze jongen was niet alleen naar de afspraak gekomen. Ze liepen met zijn drieën naar een rustigere plek, naar [adres 2] , waar zich garages bevinden bij een flatgebouw. Vervolgens pakte de jongen met wie de aangever had afgesproken hem bij de kraag vast en duwde hem met de rug tegen de muur. De andere jongen hield iets scherps tegen de linkerzijde van zijn nek. Aangever zag later dat dit voorwerp de contouren van een klein zakmes had. De jongen met wie hij had afgesproken zei “overhandig nu je geld” en ‘ook je telefoon”. Aangever zei dat hij geen telefoon had, maar de jongen zei ‘ik heb net met je gebeld, waar is die”. Aangever heeft hierop zijn geld en mobiele telefoon aan de jongen gegeven. Hij hoorde de jongen zeggen “wij weten waar je woont, het is dom om je locatie aan te laten staan, zeg tegen je moeder dat je telefoon is kwijt geraakt en geen politie, je blijft hier twee minuten wachten”. [2]
Later verklaart aangever dat hij eerder al vuurwerk had gekocht bij de jongen met wie hij had afgesproken had gekocht, dat zijn naam [verdachte] is en dat hij ook zijn bankgegevens had gekregen. [3]
Nader onderzoek door de politie levert de naam en het adres van de verdachte
[verdachte] (verder: [verdachte] ) op en ook de naam van de medeverdachte, te weten [medeverdachte] (verder: [medeverdachte] ).
[verdachte] en [medeverdachte] zijn op 13 maart 2018 aangehouden. [4] [5]
Bij de rechter-commissaris verklaart [verdachte] dat aangever dacht dat hij hem een e-sigaret zou verkopen. Dat was niet waar. [verdachte] had dat verzonnen. [verdachte] verklaart ook dat hij tegen aangever heeft gezegd dat hij zijn zakken leeg moest halen en dat de medeverdachte, van wie hij liever de naam niet wil noemen, een mes tegen aangever aanhield. Aangever gaf hem 40 euro en zijn mobiele telefoon. Er is tegen aangever gezegd dat hij daar moest blijven staan en dat hij niet de politie mocht bellen. [6]
De telefoon van aangever is in de kamer van [verdachte] gevonden [7] en aan aangever terug gegeven. [8]
Bij de politie verklaart [verdachte] nog dat de medeverdachte, [medeverdachte] , het mes heeft gepakt toen zij samen naar aangever toe liepen. [medeverdachte] heeft het naar aangever gericht voordat er om het geld en de telefoon werd gevraagd. [verdachte] verklaart dat hij het mes niet aan [medeverdachte] heeft gegeven en dat ze het geldbedrag van 40 euro samen hebben gedeeld. [9]
[medeverdachte] heeft bij de politie uiteindelijk verklaard dat hij pas wist dat het een beroving zou worden op het moment dat hij van [verdachte] het mes kreeg. Het was een knipmes, met een lengte van ongeveer 15 centimeter en met een handvat dat lijkt op een soort pistool. Dit was toen zij op aangever stonden te wachten. [verdachte] had gezegd dat hij het moest tonen als er iets zou gebeuren. Op het moment dat het bijna vechten werd, toonde [medeverdachte] het mes. Hij heeft het mes niet bij de keel van aangever gehouden, maar het omhoog gehouden zodat aangever het kon zien. Aangever hield toen op met duwen en trekken.
[medeverdachte] heeft 20 euro gekregen van [verdachte] . [10]
Inmiddels heeft er een geslaagde mediation plaatsgevonden tussen [verdachte] en [medeverdachte] en aangever. De materiële schade die aangever heeft geleden, in totaal € 140,-, is door [verdachte] en [medeverdachte] vergoed en elk van hen heeft een bedrag van € 70,- betaald, waarna de slotovereenkomst door alle partijen is getekend.
Op de zitting heeft [verdachte] zijn bekentenis gehandhaafd en nogmaals verklaard dat hij het mes niet aan [medeverdachte] heeft gegeven en hij ook niet wist dat [medeverdachte] een mes bij zich had. Dat is van tevoren niet besproken. [verdachte] had op het Centraal Station bedacht dat ze aangever zouden beroven en ze zouden de buit delen. [11]
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd [verdachte] te veroordelen voor het feit.
Zij heeft daarbij aangegeven dat zij ook vindt dat het houden van het mes in de nek van aangever bewezen is. Aangever zag en voelde iets scherps in zijn nek.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De advocaat heeft aangevoerd dat het feit wettig en overtuigen bewezen kan worden verklaard en dat in de strafmaat moet worden meegewogen dat [verdachte] niet degene is geweest die het mes heeft gehanteerd.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aangifte en de bekennende verklaringen van [verdachte] en [medeverdachte] vindt de rechtbank de afpersing, in vereniging gepleegd, bewezen.
De rechtbank heeft, net als de officier van justitie geen reden om aan de verklaring van aangever, die voelde dat er iets scherps tegen de linkerzijde van zijn nek werd gehouden en later zag dat het de contouren van een klein zakmes had, te twijfelen. Daarom zal zij ook het houden van een mes in de nek van aangever bewezen verklaren.
De rechtbank vindt voorts dat [verdachte] en [medeverdachte] een gelijk aandeel in de afpersing hebben gehad. [verdachte] heeft het plan bedacht, heeft [medeverdachte] mee gevraagd, aangever bij zijn kraag vastgepakt en hem tegen de muur geduwd en hem ook verbaal bedreigd en [medeverdachte] was erbij aanwezig en heeft het mes in de nek van aangever gehouden. Ook hebben [verdachte] en [medeverdachte] samen de buit gedeeld.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank vindt de afpersing, gepleegd op de openbare weg door [verdachte] en [medeverdachte] , bewezen en is er ook van overtuigd dat zij dit feit hebben gepleegd.
De tekst van deze bewezenverklaring staat in bijlage 2 bij dit vonnis.

4.De strafbaarheid van het feit

Het feit dat [verdachte] heeft gepleegd is een strafbaar feit. Er is geen reden om aan te nemen dat dit feit in dit geval niet strafbaar zou zijn.
In de beslissing staat hoe dit feit volgens de wet worden beschreven.

5.De strafbaarheid van de verdachte

[verdachte] is ook strafbaar voor het plegen van dit feit, omdat nergens uit volgt dat hij niet strafbaar zou zijn.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd [verdachte] te veroordelen tot een werkstraf voor de tijd van 120 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, met een proeftijd van 1 jaar en als bijzondere voorwaarden begeleiding door de jeugdreclassering in het kader van de meldplicht en het volgen van een behandeling bij De Waag.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat van [verdachte] heeft bepleit dat aan [verdachte] 16 dagen onvoorwaardelijke jeugddetentie wordt opgelegd; dit aantal dagen heeft hij reeds in voorarrest doorgebracht. Daarnaast zou aan hem een voorwaardelijke werkstraf kunnen worden opgelegd. Tegen de proeftijd van 1 jaar en de door de officier van justitie geëiste voorwaarden bestaat geen bezwaar.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Om te bepalen welke straf gepast is voor [verdachte] kijkt de rechtbank naar de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en ook naar de persoonlijke omstandigheden van [verdachte] .
De ernst van het feit
[verdachte] heeft zich samen met [medeverdachte] schuldig gemaakt aan een straatroof.
Zij hebben [slachtoffer] , een dertienjarige jongen die [verdachte] al kende, met geweld en onder bedreiging met een mes zijn iPhone en zijn geld afgepakt.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van zulke geweldsdelicten zich vaak nog lang angstig en onveilig voelen of daarvan andere psychische gevolgen ervaren. Bovendien voelen ook andere mensen zich door zulke delicten angstiger en onveiliger op straat.
De persoon van de verdachte
[verdachte] is nog niet eerder veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank heeft het meest recente rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) van 14 augustus 2018 gelezen alsook de rapportage van de jeugdreclassering d.d. 11 december 2018.
Hoewel er uit het onderzoek een laag algemeen recidiverisico naar voren komt, zijn de risicofactoren dat [verdachte] van een ernstig strafbaar feit, waarbij met geweld is gedreigd, wordt verdacht, en hij op school ook eerder agressief en opstandig gedrag heeft laten zien.
Ook zijn er zorgen dat hij onder druk van anderen niet altijd de juiste keuzes maakt.
De Raad heeft geadviseerd een deels onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, met als bijzondere voorwaarden begeleiding door de jeugdreclassering in het kader van de meldplicht en het volgen van behandeling bij De Waag.
Op de zitting is van de zijde van de Raad het advies gewijzigd, in die zin dat in plaats van een voorwaardelijke jeugddetentie thans een voorwaardelijke werkstraf wordt geadviseerd.
Wel is benadrukt dat het volgen van een behandeling bij De Waag nog steeds nodig is, ondanks dat [verdachte] dit zelf niet nodig vindt.
Ook namens de jeugdreclassering is dit naar voren gebracht.
[verdachte] heeft op zitting toegezegd de behandeling te zullen accepteren.
De op te leggen straf
De rechtbank komt, alles afwegend, tot de volgende straf. Zij houdt daarbij rekening met de ernst van het feit, de oriëntatiepunten die gelden in soortgelijke gevallen en het advies van de Raad en de jeugdreclassering.
De rechtbank vindt het heel positief dat [verdachte] en [medeverdachte] een mediation traject hebben gevolgd en daarbij een goed gesprek met [slachtoffer] , het slachtoffer, hebben gehad, hem hun excuses hebben aangeboden en ook de schade die hij heeft geleden, inmiddels hebben betaald.
Dat de officier van justitie heeft vernomen dat het voor [slachtoffer] ook echt is afgehandeld en hij van de straatroof geen blijvend nadeel heeft ondervonden, weegt de rechtbank ook mee bij het bepalen van de straf.
Anders dan de officier van justitie, maar met de advocaat, vindt de rechtbank dat een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de tijd die [verdachte] reeds in voorarrest heeft doorgebracht een passende straf is. Om [verdachte] in de toekomst van het plegen van nieuwe strafbare feiten af te houden, zal de rechtbank [verdachte] ook een voorwaardelijke werkstraf opleggen, met een proeftijd van 1 jaar, en als bijzondere voorwaarden begeleiding door de jeugdreclassering in het kader van de meldplicht en het volgen van een behandeling bij
De Waag.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De straf die de rechtbank zal opleggen is gebaseerd op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals ze golden op het moment dat het feit gepleegd werd.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] het hem ten laste gelegde feit heeft begaan;
de wettelijke kwalificatie van dit feit is:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg door twee of meer verenigde personen;
verklaart dit feit en [verdachte] strafbaar;
verklaart niet bewezen wat meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt [verdachte] daarvan vrij;
veroordeelt [verdachte] tot:
jeugddetentie voor de duur van 16 DAGEN;
bepaalt dat de tijd, door [verdachte] vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem onvoorwaardelijk opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
en tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van
60 UREN;
beveelt, voor het geval [verdachte] de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
30 DAGEN;
bepaalt dat
deze werkstrafniet ten uitvoer zal worden gelegd als [verdachte] zich tot het einde van de proeftijd van
1 jaaraan de volgende voorwaarden houdt;
- dat hij zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- dat hij voor het vaststellen van zijn identiteit zal meewerken aan het nemen van
vingerafdrukken of een identiteitsbewijs (artikel 1 Wet op de identificatieplicht) zal laten
zien;
- dat hij zal meewerken aan het toezicht door de jeugdreclassering en aan huisbezoeken
(artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht);
- dat hij zich zal melden bij de jeugdreclassering, op momenten waarop zij dat willen en
zolang zij dat willen;
- dat hij behandeling zal volgen bij De Waag, zolang men dit nodig vindt;
de rechtbank geeft opdracht aan de Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, om erop toe te zien dat [verdachte] zich aan de voorwaarden zal houden en hem daarbij te begeleiden;
heft op het geschorste beveltot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D.C. Laagland, rechter, voorzitter,
mr. C.F. Mewe, kinderrechter,
en mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 december 2018.
Bijlagen:
1) de tenlastelegging
2) de bewezenverklaring
Bijlage 1. De tenlastelegging
Aan bovenbedoeld gedagvaarde persoon is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 16 februari 2018 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, op de openbare weg [adres 2] , met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (Iphone 6) en/of een geldbedrag van 40 euro, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededader,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en/of zijn mededader (op een afgelegen plek):
-die [slachtoffer] bij zijn kraag hebben/heeft vastgepakt en/of met zijn rug tegen de muur
hebben/heeft geduwd en/of
- ( vervolgens) een mes, althans een scherp voorwerp, in de nek van die [slachtoffer] hebben/heeft
gehouden en/of
- ( vervolgens) dreigend tegen die [slachtoffer] hebben/heeft gezegd 'overhandig nu je geld' en/of
'ook je telefoon', althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- toen die [slachtoffer] aangaf geen telefoon te hebben, dreigend tegen die [slachtoffer]
hebben/heeft gezegd: 'Ik heb net met je gebeld, waar is die?', althans woorden van gelijke dreigende
aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) hebben/heeft gezegd: 'We weten waar je woont, het is dom om je locatie aan te laten
staan, zeg tegen je moeder dat je telefoon is kwijt geraakt en geen politie, je blijft hier twee minuten
wachten', althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Bijlage 2. De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 16 februari 2018 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, op de openbare weg [adres 2] , met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (Iphone 6) en een geldbedrag van 40 euro, toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededader,
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en zijn mededader op een afgelegen plek:
- die [slachtoffer] bij zijn kraag hebben vastgepakt en met zijn rug tegen de muur hebben geduwd
en
- vervolgens een mes in de nek van die [slachtoffer] hebben gehouden en
- vervolgens dreigend tegen die [slachtoffer] hebben gezegd 'overhandig nu je geld' en
'ook je telefoon' en
- toen die [slachtoffer] aangaf geen telefoon te hebben, dreigend tegen die [slachtoffer]
hebben gezegd: 'Ik heb net met je gebeld, waar is die?' en
- vervolgens hebben gezegd: 'We weten waar je woont, het is dom om je locatie aan te laten
staan, zeg tegen je moeder dat je telefoon is kwijt geraakt en geen politie, je blijft hier twee minuten
wachten'.
Eventuele taal- en/of schrijffouten zijn in de bewezenverklaring verbeterd.
De verdachte is hierdoor niet benadeeld.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar verklaringen, dan zijn dat verklaringen uit het dossier van politie Eenheid
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , met bijlage, p. 110-113.
3.Proces-verbaal telefonisch gesprek met aangever [slachtoffer] , p. 114-115.
4.Proces-verbaal van aanhouding van [verdachte] , p. 19-21.
5.Proces-verbaal van aanhouding van [medeverdachte] , p.70-71.
6.Verklaring verdachte [verdachte] bij de rechter-commissaris d.d. 15 maart 2018.
7.Proces-verbaal telefoon iPhone 6, p. 45-47.
8.Ontvangstbewijs iPhone, p. 177.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 187-193.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 207-210.
11.Verklaring [verdachte] op de zitting van 13 december 2018.