ECLI:NL:RBDHA:2018:15767
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsdocument EU/EER op basis van verblijfseisen en familierelatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 december 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsdocument EU/EER door eiseres, een Marokkaanse nationaliteit houdende vrouw, die beoogde verblijf bij haar dochter in Nederland. De aanvraag werd afgewezen omdat niet was aangetoond dat de dochter, die de Belgische nationaliteit heeft, rechtmatig in Nederland verblijft en meer dan drie maanden in Nederland heeft verbleven. Eiseres had haar aanvraag ingediend op 4 mei 2017, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid verklaarde de aanvraag op 14 januari 2018 en het bezwaar op 16 mei 2018 kennelijk ongegrond. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen deze besluiten, waarbij zij aanvoerde dat verweerder ten onrechte voorbijging aan haar beroep op een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie en dat zij wel degelijk ten laste is van haar dochter. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, omdat niet was aangetoond dat de dochter in Nederland verblijfsrecht had en dat eiseres ten laste was van haar. Het beroep werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.