ECLI:NL:RBDHA:2018:15749

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2018
Publicatiedatum
14 januari 2019
Zaaknummer
NL18.21789
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van eiser afkomstig uit de Westelijke Sahara op grond van onvoldoende bewijs van identiteit en herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 december 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, die stelt Marokkaans te zijn en afkomstig uit de Westelijke Sahara, heeft een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. De aanvraag is door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eiser niet in staat was om zijn identiteit en herkomst definitief vast te stellen. Eiser heeft aangevoerd dat hij in Marokko gediscrimineerd wordt vanwege zijn afkomst, wat hem zou uitsluiten van de arbeidsmarkt en hem in grote armoede zou brengen. Hij stelt dat dit een schending van zijn mensenrechten oplevert, zoals vastgelegd in het EVRM.

De rechtbank heeft overwogen dat eiser geen officiële documenten heeft overgelegd die zijn identiteit bevestigen. De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat Marokko als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij persoonlijk het risico loopt op vervolging of dat hij niet de bescherming van de Marokkaanse autoriteiten kan inroepen. De rechtbank heeft de stelling van eiser dat hij vanwege zijn afkomst gediscrimineerd wordt, verworpen, omdat hij geen bewijs heeft geleverd dat zijn situatie anders is dan die van andere Marokkanen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Staatssecretaris in stand blijft. Eiser kan binnen een week na bekendmaking van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.21789

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

ProcesverloopBij besluit van 9 november 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel afgewezen als kennelijk ongegrond. Daarnaast heeft verweerder bepaald dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en dat hem geen uitstel van vertrek wordt verleend op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw). Verder heeft verweerder bepaald dat eiser Nederland onmiddellijk dient te verlaten en hem een inreisverbod voor de duur van twee jaren opgelegd.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL18.21790, plaatsgevonden op 11 december 2018.Eiser en verweerder zijn, met voorafgaande berichtgeving, niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Marokkaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 1991.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in Marokko gediscrimineerd wordt, omdat hij afkomstig is uit de Westelijke Sahara. Eiser stelt dat hij om die reden niet is toegelaten tot de arbeidsmarkt, dat zijn ouderlijk huis door de Marokkaanse autoriteiten is vernietigd en dat hij en zijn familie met zoveel andere Marokkaanse Sahara bewoners dakloos zijn gemaakt. Het gevolg hiervan is dat eiser (en zijn gezin) in grote armoede moeten leven. In de pogingen om aan werk te komen is eiser overal gestuit op weigering. Eiser stelt dan ook dat hij door zijn afkomst zodanig in Marokko wordt gediscrimineerd dat voor hem geen menswaardig leven aldaar mogelijk is, hetgeen een schending van artikel 2 en 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) oplevert.
3. Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, gelezen in verbinding met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vw. Daaraan heeft verweerder het volgende ten grondslag gelegd.
De door eiser gestelde identiteit en herkomst zijn niet definitief vast te stellen, omdat hij daartoe geen documenten heeft overgelegd. Wel wordt de nationaliteit van eiser gevolgd nu het gehoor in het Arabisch (Marokkaans) heeft plaatsgevonden. Verder heeft eiser in het kader van zijn asielaanvraag geen elementen aangedragen die verband houden of raakvlakken hebben met het Vluchtelingenverdrag of artikel 3 van het EVRM. Eiser komt daarom niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel. In dat kader wordt van belang geacht dat Marokko een veilig land van herkomst is, zodat aangenomen wordt dat eiser voor zijn problemen de bescherming van de Marokkaanse autoriteiten kan inroepen.
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat hij deel uitmaakt van een bevolkingsgroep, afkomstig uit de Westelijke Sahara, die in Marokko vrees heeft voor vervolging en gediscrimineerd wordt op zulke wijze dat zij geen mogelijkheid hebben om te overleven, hetgeen in strijd is met artikel 3 van het EVRM. De groep wordt buitengesloten van het maatschappelijk verkeer, inclusief de arbeidsmarkt, zodat zij geen enkele kans hebben op werk om in hun onderhoud te kunnen voorzien. Verder stelt eiser zich op het standpunt dat in het gehoor Veilig Land van Herkomst niet voldoende is nagevraagd waarom voornoemde gevolgen zich voor hem voordoen. Toen eiser daarover wilde verklaren werd hij afgekapt. Eiser heeft ook geen aanvulling of correcties op het verhoor mogen doorgeven, wat strijdig is met artikel 13 van het EVRM.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
5.1
De rechtbank overweegt dat eiser geen (officiële) documenten heeft overgelegd waaruit zijn identiteit blijkt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat niet vastgesteld kan worden of eiser uit de Westelijke Sahara afkomstig is. Daarom kan ook geen waarde worden gehecht aan de stelling van eiser dat hij vanwege zijn afkomst zou zijn gediscrimineerd.
5.2
Eisers betoog dat het voor hem onmogelijk is om nieuwe identificerende documenten te verkrijgen, volgt de rechtbank niet. In het gehoor heeft eiser verklaard dat hij niets heeft geprobeerd om aan nieuwe identificerende documenten te komen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat het voor hem onmogelijk was om documenten aan te vragen, hij heeft hiervoor geen verschoonbare reden gegeven. Uit de stukken blijkt voorts ook niet dat eiser enige pogingen heeft ondernomen om, eventueel door tussenkomst van derden, documenten te verkrijgen waaruit zijn identiteit blijkt.
5.3
De Afdeling bestuursrechtspaak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) heeft in twee uitspraken van 1 februari 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:209 en ECLI:NL:RVS:2017:210) geoordeeld dat Marokko kan worden aangewezen als veilig land van herkomst. In hetgeen eiser naar voren heeft gebracht ziet de rechtbank geen aanleiding om anders dan de Afdeling te oordelen.
5.4
Ten aanzien van de stelling van eiser dat Marokko voor hem persoonlijk geen veilig land is, gelet op zijn asielrelaas, heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat deze stelling niet slaagt. Verweerder heeft daartoe kunnen overwegen dat eiser in zijn gehoor niet heeft verklaard over discriminerende behandelingen vanwege zijn afkomst. Verder heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat Marokko ten aanzien van hem zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. Uit de enkele stelling van eiser dat hij geen baan kan krijgen, omdat hij afkomstig is uit de Westelijke Sahara, volgt geen indicatie dat Marokko ten aanzien van eiser zijn verdragsverplichtingen niet na zou komen of dat Marokko reeds daarom niet veilig zou kunnen zijn voor eiser.
Ook heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat er voor hem geen mogelijkheid bestaat om tegen de gestelde problemen de bescherming van de autoriteiten van Marokko in te roepen. Eiser heeft immers verklaard dat hij zich persoonlijk nooit tot de Marokkaanse autoriteiten heeft gewend in verband met zijn (financieel-economische) problemen, omdat het volgens hem toch geen zin had.
5.5
De stelling van eiser dat verweerder niet heeft doorgevraagd naar de persoonlijke vrees voor vervolging die eiser heeft vanwege het behoren tot een bepaalde groep en hij ten onrechte zou zijn afgekapt in zijn relaas, volgt de rechtbank niet. Bij eiser is een Gehoor Veilig Land van Herkomst afgenomen, omdat de Nederlandse autoriteiten er vanuit gaan dat er in Marokko geen vervolging, foltering of onmenselijke behandeling plaatsvindt. Het is dan ook aan eiser om aannemelijk te maken dat hier alsnog sprake van zou zijn. Dit is eiser voorafgaand aan het gehoor ook duidelijk gemaakt. Verder heeft verweerder niet ten onrechte opgemerkt dat uit de vraagstelling van de gehoormedewerker niet is gebleken dat eiser in zijn relaas is afgekapt. Eiser heeft zijn asielrelaas naar voren kunnen brengen en heeft daartoe ook voldoende gelegenheid gekregen. De beroepsgrond faalt.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H. van Limpt, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.