ECLI:NL:RBDHA:2018:15745
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel op grond van onvoldoende geloofwaardige vrees voor vervolging in Marokko
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 december 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Marokkaanse nationaliteit, heeft een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op de stelling dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn vrees voor vervolging door zijn pleegbroers geloofwaardig is. Eiser heeft verklaard dat hij in 2009 door zijn pleegbroers in Marrakesh is belaagd en met een mes is gestoken. Na het overlijden van zijn pleegmoeder in 2008 zou hij uit huis zijn gezet en is hij naar Marrakesh vertrokken. Eiser heeft zijn asielaanvraag onderbouwd met deze gebeurtenissen, maar de rechtbank oordeelt dat de verklaringen van eiser inconsistent en niet samenhangend zijn. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat de vrees voor vervolging niet geloofwaardig is en dat Marokko als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat zijn persoonlijke situatie afwijkt van de algemene situatie in Marokko, waardoor de rechtbank het beroep ongegrond heeft verklaard. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.