In deze zaak hebben eisers, twee kinderen, beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis werd afgewezen. De staatssecretaris stelde dat de vader van de kinderen geen toestemmingsverklaring had getekend, wat volgens de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) noodzakelijk is voor het verkrijgen van een mvv. De rechtbank heeft vastgesteld dat de geboorteaktes van de kinderen geen erkenning door de vader vermelden, en dat het gezag dus bij de moeder ligt. De rechtbank oordeelt dat het standpunt van de staatssecretaris te formalistisch is en dat de kinderen niet erkend zijn door hun vader. Hierdoor is er geen andere ouder die toestemming moet geven voor hun vertrek naar Nederland.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit. Tevens wordt de staatssecretaris opgedragen om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de moeilijke situatie waarin de kinderen zich bevinden in Suriname. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van de eisers, die zijn vastgesteld op € 1.002,-, en moet ook het door eisers betaalde griffierecht van € 170,- vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert en is openbaar uitgesproken op 19 december 2018.