ECLI:NL:RBDHA:2018:15698

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2018
Publicatiedatum
11 januari 2019
Zaaknummer
C/09/563994; C/09/563995; C/09/563996; C/09/563997; C/09/563998; C/09/563999; C/09/564000; C/09/564001
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de rechter in meerdere verkeerszaken wegens vermeende vooringenomenheid

Op 19 december 2018 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op de wrakingsverzoeken van zeven verzoekers, vertegenwoordigd door R.A. Goemmatov. De verzoekers vroegen om wraking van mr. Y.E. Kastein, de rechter die betrokken was bij hun zaken. De wrakingsgrond was dat de vertegenwoordiger van de officier van justitie al in de zittingszaal aanwezig was voordat de zaken werden uitgeroepen, wat volgens de verzoekers een schending van de onpartijdigheid van de rechter inhield. De verzoekers stelden dat dit gebruikelijk was binnen de rechtbank Den Haag en dat dit hen in hun procesrechten benadeelde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bewijs was dat de kantonrechter en de vertegenwoordiger van de officier van justitie inhoudelijk overleg hadden gevoerd over de verzoeken van de verzoekers. De wrakingskamer oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de conclusie van vooringenomenheid konden rechtvaardigen. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af en bepaalde dat de behandeling van de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
Wrakingnummers 2018/78-79-80-81-82-83-84-85
Zaaknummers: 6440775/17-3747; 6441294-17/3767; 6604313/18-277; 7004390/18-1847; 7004411/18-1848; 7044585/18-2033; 7081500/18-2184; 7116411/18-2351
Rekestnummer: C/09/563994/KG RK 18/1682; C/09/563995/KG RK 18-1683; C/09/563996/KG RK 18-1684; C/09/563997/KG RK 18-1685; C/09/563998/KG RK 18-1686; C/09/563999/KG RK 18-1687; C/09/564000/KG RK 18-1688; C/09/564001/KG RK 18-1689
Beslissing van 19 december 2018
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op de verzoeken van:
[verzoeker sub 1], wonende te [woonplaats] (KG RK 18-1682 en 18-1683);
[verzoeker sub 2], wonende te [woonplaats] (KG RK 18-1684);
[verzoeker sub 3], wonende te [woonplaats] (KG RK 18-1685);
[verzoeker sub 4], wonende te [woonplaats] (KG RK 18-1686);
[verzoeker sub 5], wonende te [woonplaats] (KG RK 18-1687);
[verzoeker sub 6], wonende te [woonplaats] (KG RK 18-1688);
[verzoeker sub 7] ,wonende te [woonplaats] (KG RK 18-1689);
hierna te noemen: verzoekers,
gemachtigde in alle zaken: R.A. Goemmatov,
strekkende tot de wraking van:
mr. Y.E. Kastein,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.
Belanghebbenden in deze procedure is:
- de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de zitting van 27 november 2018;
- het schriftelijke wrakingsverzoek van R.A. Goemmatov, gedateerd 5 december 2018;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 5 december 2018.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling is verschenen:
- gemachtigde R.A. Goemmatov.
De rechter heeft laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in acht zaken tussen de verschillende verzoekers en het CVOM.
2.2.
Gemachtigde heeft het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. Alleen binnen de rechtbank Den Haag wordt het normaal bevonden en is het gebruikelijk dat in de (lichte) verkeerszaken de procesgemachtigde van de officier van justitie in de zittingszaal aanwezig is en blijft, terwijl ook de rechter daar is, de deuren van de zittingszaal dicht zijn en de volgende zaak nog niet is uitgeroepen. Dit was ook het geval op de zitting van 27 november 2018. Gemachtigde heeft de bode verzocht hem toegang tot de zittingszaal te verlenen, wat door de bode werd geweigerd. Pas nadat de zaken waren uitgeroepen, mochten gemachtigde en een betrokkene de zittingszaal betreden. Deze gang van zaken voor en na de zitting van 27 november 2018 is de reden om over te gaan tot wraking. Gemachtigde verwijst naar een beslissing van het Hof Arnhem-Leeuwarden van 26 augustus 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:6715, waarin in een dergelijk geval een wrakingsverzoek is toegewezen.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat het wrakingsverzoek dient te worden afgewezen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het uit efficiëntie-overwegingen al jaren praktijk is dat de vertegenwoordiger van de officier van justitie bij de aanvang van een zogeheten ‘Mulderzitting’ in de zittingszaal plaatsneemt en daar blijft tot alle zaken behandeld zijn. Dat was ook op 27 november 2018 het geval. De griffier had in de zittingszaal kort voor aanvang van de zitting nieuwe, door gemachtigde gestuurde faxen overhandigd aan de rechter. Zij had die stukken dus nog niet kunnen bestuderen. De stukken zijn gekopieerd voor de vertegenwoordiger van de officier van justitie opdat de zaken voortvarend behandeld zouden kunnen worden. Daarna werd gemachtigde de zaal binnengelaten door de bode. De rechter gaf te kennen aan gemachtigde dat zij vlak voor de zitting in vier zaken nadere stukken van hem had ontvangen, dat zij deze in kopie aan de vertegenwoordiger van de officier van justitie had laten geven en zojuist de stukken had kunnen bestuderen. Hierop heeft gemachtigde haar gewraakt. De rechter stelt zich op het standpunt dat zij met haar handelwijze geen blijk heeft gegeven van vooringenomenheid.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2
In de onderhavige WAHV-zaken was de vertegenwoordiger van het openbaar ministerie tezamen met de kantonrechter en de griffier in de zittingszaal aanwezig voordat de zaken werden uitgeroepen. De deuren van de zittingszaal waren gesloten. De gemachtigde van verzoekers en een betrokkene wachtten buiten de zittingszaal tot de zaken tegen verzoekers werden uitgeroepen.
3.3
De kantonrechter heeft een beschrijving gegeven van hetgeen zich in de zaal heeft afgespeeld voordat de zaken werden uitgeroepen (de overhandiging van de nader ingekomen stukken van de gemachtigde van verzoekers aan de vertegenwoordiger van de officier van justitie en de bestudering daarvan) en van hetgeen zich direct bij de aanvang van de behandeling van de zaken heeft afgespeeld (de mededeling van de kantonrechter aan de gemachtigde van verzoekers dat zijn nadere stukken waren ontvangen, dat deze aan de vertegenwoordiger van de officier van justitie waren overhandigd en waren bestudeerd). Gelet op die beschrijving is niet aannemelijk dat de kantonrechter en de vertegenwoordiger van de officier van justitie inhoudelijk vooroverleg hebben gevoerd over de verzoeken van verzoekers. Nu niet is gebleken van feiten en omstandigheden die anderszins tot de conclusie moeten leiden dat de kantonrechter jegens verzoekers vooringenomenheid koestert, zal het wrakingsverzoek worden afgewezen. De wrakingskamer merkt hierbij nog op dat niet is gebleken dat het feit dat door de bode toegang tot de zittingszaal werd geweigerd, aan de rechter is toe te rekenen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2
bepaalt dat de behandeling van de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
- de verzoekers;
- de gemachtigde;
- de rechter.
De beslissing is gegeven door mrs. S.W.E. de Ruiter, J. Eisses en M. Nijenhuis, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Bruins, griffier en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2018.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.