ECLI:NL:RBDHA:2018:15694

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2018
Publicatiedatum
11 januari 2019
Zaaknummer
C/09/563801 / KG RK 18-1660
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de rechter in een curatelezaak wegens vermeende partijdigheid

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 19 december 2018 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, de vader van de onder curatele gestelde [curandus], had de kantonrechter mr. D. de Loor gewraakt vanwege de bejegening en de inhoudelijke beslissingen in de procedure. Verzoeker had eerder al een wrakingsverzoek ingediend dat was afgewezen, wat leidde tot onredelijke vertraging van de rechtspleging. De wrakingskamer oordeelde dat verzoeker het wrakingsmiddel misbruikte, aangezien er geen concrete feiten of omstandigheden waren die de schijn van partijdigheid van de rechter konden onderbouwen. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat verzoeker niet had aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die deze onpartijdigheid in twijfel trokken. De wrakingskamer besloot dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zou worden genomen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
Wrakingnummer : 2018/77
Zaak- /rekestnummer : C/09/563801/KG RK 18/1660
Rolnummer : 6882905 EJ VERZ 18-67900 (CB 91034) (hoofdzaak)
Beslissing van 19 december 2018
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van:
[verzoeker] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. D. de Loor,
kantonrechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.
Belanghebbende in deze procedure zijn:
- [curandus] , de onder curatele gestelde en
- J.M. Boekhout, de curator.

1.Inleiding

1.1
De belanghebbende [curandus] (hierna: [curandus] ) staat onder curatele. J.M. Boekhout (hierna: Boekhout) is aangesteld als zijn curator. De kantonrechter is aangewezen als de toezichthoudend kantonrechter.
1.2
Boekhout heeft in een brief van 4 mei 2018 aan de kantonrechter laten weten dat hij zijn taak als curator per direct wilde neerleggen. Die brief is door de kantonrechter (in casu mr. M.T. Nijhuis) aangemerkt als een verzoek om opheffing van de curatele. Om dit verzoek te bespreken is op 9 augustus 2018 een zitting gepland. Hiervoor zijn Boekhout en verzoeker, die de vader van [curandus] is, opgeroepen.
1.3
Verzoeker heeft op 9 augustus 2018 een schriftelijk wrakingsverzoek ingediend. Dit wrakingsverzoek is op de zitting van 20 augustus 2018 behandeld. Bij beslissing van 3 september 2018 is het wrakingsverzoek afgewezen.
1.4
De behandeling van het verzoek tot opheffing van de curatele is vervolgens gepland bij de rechter op een zitting van 1 oktober 2018.
1.5
In een brief aan de rechter van 16 september 2018 heeft Boekhout wederom gemeld dat hij zijn taak als curator per direct wilde neerleggen. Deze brief is aanvankelijk niet aangemerkt als wrakingsverzoek. Nadat Boekhout hierover telefonisch contact had opgenomen met de algemeen secretaris van de wrakingskamer en haar had medegedeeld dat zijn brief wél als wrakingsverzoek diende te worden opgevat, is de behandeling van het wrakingsverzoek alsnog op zitting gepland.
1.6
Dit wrakingverzoek (eveneens betreffende mr. Nijhuis) is op de zitting van 1 oktober 2018 behandeld en bij beslissing van 1 oktober 2018 afgewezen.
1.7
Op 21 november 2018 heeft opnieuw een zitting plaatsgevonden. Op deze zitting heeft verzoeker opnieuw de kantonrechter, in dit geval mr. De Loor, gewraakt.

2.De procedure

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de zitting van 21 november 2018, waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 23 november 2018;
- een brief van J.M. Boekhout van 3 december 2018;
- een e-mailbericht van mr. De Loor van 5 december 2018;
- een faxbericht van [verzoeker] van 10 december 2018.
2.2
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
- verzoeker,
- belanghebbende J.M. Boekhout.
De rechter heeft laten weten niet te zullen verschijnen.

3.Het wrakingsverzoek

3.1
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met rolnummer 6882905 EJ VERZ 18-67900 (CB91034). Hieraan ligt het volgende ten grondslag.
Op de zitting van 21 november 2018 heeft verzoeker gevraagd een aantal personen te horen als getuige en heeft hij verzocht hem als curator van zijn zoon, belanghebbende [curandus] , aan te stellen, met dien verstande dat Boekhout de financiën voor zijn rekening zal blijven nemen. Door de gemeente Zoetermeer is echter voorgesteld M. Vinkenstijn te benoemen tot curator van [curandus] . Verzoeker heeft ter zitting gezegd de rechter te zullen wraken als die zou besluiten haar te benoemen. De rechter heeft vervolgens onder andere toegelicht dat hij zich gesteld zag voor de vraag of de curatele moet voortduren en zo ja, wie de (opvolgend) curator moet zijn. De curatele kan ook worden opgeheven wegens onwerkbaarheid. Ook heeft de rechter het verzoek tot het horen van de getuigen afgewezen.
Hierop heeft verzoeker de rechter gewraakt.
3.2
In aanvulling hierop heeft verzoeker op de wrakingszitting naar voren gebracht dat hij zich heel veel zorgen maakt om zijn zoon en daar veel stress van ondervindt. Het gaat erom dat er 24/7 voor zijn zoon gezorgd wordt. Samengevat acht hij Vinkenstijn daar niet toe in staat. Verzoeker voelt zich niet gehoord en heeft vanwege de gang van zaken op de zitting het idee dat de belangen van zijn zoon niet goed genoeg behartigd worden.

4.Het standpunt van de rechter

4.1
De rechter heeft zich in zijn schriftelijke reactie op het standpunt gesteld dat het wrakingsverzoek dient te worden afgewezen. Verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal van de zitting geen duidelijke grond voor wraking aangevoerd. Het lijkt te gaan om de beslissing om het verzoek om enkele personen te horen af te wijzen, dan wel over de mogelijkheid dat besloten wordt om verzoeker niet tot curator te benoemen. Dit zijn beslissingen die niet openstaan voor wraking, omdat het procedurele beslissingen betreft. Voorts heeft de kantonrechter de wrakingskamer in overweging gegeven een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling te nemen.

5.De beoordeling

5.1
De wrakingskamer moet de vraag beantwoorden of de rechter partijdig was, of in ieder geval die indruk bij verzoeker heeft gewekt. Het gaat daarbij niet alleen om het persoonlijke gevoel van een verzoeker daarover, maar moet ‘geobjectiveerd’ zijn. Dat wil zeggen dat een willekeurige andere persoon in die situatie óók zou hebben gedacht dat de rechter partijdig was.
De wrakingskamer stelt voorop dat zij begrijpt dat het verzoeker erom gaat het beste resultaat te krijgen voor zijn zoon, om wie hij zich verschrikkelijk veel zorgen maakt. Het verzoek is gedaan omdat verzoeker bang is dat de uitkomst van de procedure zijn zoon niet verder zal helpen.
Echter, een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
Over het afwijzen van het door verzoeker gedane verzoek tot het horen van getuigen merkt de wrakingskamer het volgende op. Verzoeker vindt de rechter vooringenomen, omdat hij dit een onjuiste beslissing vindt. Het is niet aan de wrakingskamer om daar een oordeel over te vellen. De juistheid van een rechterlijke beslissing kan alleen worden beoordeeld als daartegen een rechtsmiddel (zoals hoger beroep) is aangewend. In de wrakingsprocedure gaat het alleen over de (schijn van) vooringenomenheid van de rechter. Alleen als de beslissing gelet op de motivering of de manier van totstandkoming zo onjuist of onbegrijpelijk is dat hij enkel door vooringenomenheid kan worden verklaard, is er grond voor wraking. Dat heeft verzoeker niet gezegd en het is de wrakingskamer ook niet gebleken.
Voor het overige betreft de klacht van verzoeker in wezen de beslissing die hij denkt dat de rechter zal nemen, waarmee hij het totaal niet eens is. Voor dergelijke klachten is de wrakingsprocedure niet bedoeld. Dat de uitkomst een andere zou kunnen zijn dan verzoeker wil, betekent nog niet dat de rechter vooringenomen is. Concrete feiten en omstandigheden waaruit volgt dat de rechter verzoeker heeft behandeld op een manier waarin (de schijn van) partijdigheid van de rechter besloten ligt, zijn gesteld noch gebleken. Daarom wordt het verzoek afgewezen.
Verzoeker heeft in deze procedure al eerder een wrakingsverzoek gedaan dat niet is gehonoreerd en heeft geleid tot onredelijke vertraging van de rechtspleging. Naar het oordeel van de wrakingskamer gebruikt verzoeker het middel van wraking daarmee voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven. Daarmee is sprake van misbruik. De wrakingskamer zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.

6.De beslissing

De wrakingskamer
6.1
wijst het verzoek tot wraking af;
6.2
bepaalt dat de behandeling van de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
6.3
bepaalt dat een volgend verzoek om wraking betrekking hebbend op de onderliggende hoofdzaak niet in behandeling wordt genomen,
6.4
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
- de verzoeker;
- de curandus [curandus] ;
- de curator Boekhout;
- de kantonrechter.
De beslissing is gegeven door mrs. S.W.E. de Ruiter, J. Eisses en M. Nijenhuis, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Bruins, griffier en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2018.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.