ECLI:NL:RBDHA:2018:15693

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2018
Publicatiedatum
11 januari 2019
Zaaknummer
C/09/564176 / KG RK 18-1713
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de rechter in een ondercuratelestelling procedure

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 19 december 2018 een verzoek tot wraking van rechter S.M. de Bruijn afgewezen. Het verzoeker, bijgestaan door mr. J.H. Weermeijer, was ingediend naar aanleiding van een zitting op 15 november 2018, waar de rechter weigerde om nieuwe producties van verzoeker in behandeling te nemen. Verzoeker stelde dat deze handelwijze onacceptabel was en dat de rechter vooringenomen was. De wrakingskamer oordeelde echter dat het verzoek te laat was ingediend, aangezien de omstandigheden die tot het verzoek leidden, bekend waren geworden tijdens de zitting van 15 november, maar het wrakingsverzoek pas op 27 november 2018 was ingediend. De wrakingskamer benadrukte dat een verzoek tot wraking onmiddellijk moet worden gedaan zodra de omstandigheden zich voordoen, om te voorkomen dat de rechter verdere proceshandelingen verricht zonder de vereiste onpartijdigheid. De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker geen redelijke verklaring had gegeven voor het tijdsverloop en dat er daarom geen inhoudelijke beoordeling van het verzoek kon plaatsvinden. De beslissing om het verzoek tot wraking af te wijzen werd unaniem genomen door de meervoudige wrakingskamer, die tevens bepaalde dat de behandeling van de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
Wrakingnummer : 2018/86
zaak- /rekestnummer : C/09/564176/ KG RK 18/1713
rolnummer : 6792900 EJ VERZ 18-83041
Beslissing van 19 december 2018
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van:
[verzoeker] ,
p/a Oude Delft 49, 2611 BC Delft,
hierna te noemen: verzoeker,
bijgestaan door: mr. J.H. Weermeijer,
strekkende tot de wraking van
mr. S.M. de Bruijn,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.
Belanghebbende in deze procedure zijn:
  • [belanghebbende 1] ;
  • [belanghebbende 2] ;
  • [belanghebbende 3] , allen vertegenwoordigd door mr. R.J. Neijenhof;
  • De Die Financieel Beheer en Bewindvoering, vertegenwoordigd door P.R. de Die.

1.Inleiding

1.1
Op 4 april 2018 is een verzoekschrift tot ondercuratelestelling van verzoeker
binnengekomen op de griffie van de rechtbank met als grondslag de gewoonte van drank- of drugsmisbruik. In het verzoekschrift was tevens opgenomen het verzoek tot het treffen van een spoedvoorziening provisioneel bewind.
1.2
Naar aanleiding van dit verzoekschrift is op 10 april 2018 een zitting gepland. Bij brief van 9 april 2018 heeft verzoeker verzocht de zaak aan te houden zodat hij een advocaat in de arm kon nemen. Vanwege de verzochte spoedvoorziening heeft de zitting op 10 april 2018 plaatsgevonden en is aan de verschenen belanghebbenden medegedeeld dat de kantonrechter op deze zitting alleen de behandeling van een eventuele spoedvoorziening kon bespreken.
1.3
Bij beschikking van 11 april 2018 is De Die Financieel Beheer en Bewindvoering BV benoemd tot provisioneel bewindvoerder. Op het verzoek tot ondercuratelestelling van verzoeker is nog geen beslissing genomen.
1.4
Vervolgens hebben op 25 april 2018, 6 september 2018 en op 15 november 2018 zittingen plaatsgevonden.
1.5
Op de zitting van 15 november 2018 is door de kantonrechter aan mr. Weermeijer medegedeeld dat zijn stukken niet tijdig, conform de afspraken van de zitting van 6 september 2018, zijn ingediend en daarom niet in behandeling zijn genomen. Voorts heeft de kantonrechter een termijn van twee weken bepaald voor het kenbaar maken van eventuele bezwaren tegen de provisioneel bewindvoerder en het voordragen van een eventueel te benoemen curator, met als einddatum 29 november 2018. De kantonrechter heeft bepaald dat er daarnaast geen nadere stukken meer mochten worden ingediend door partijen.
1.6
Op 26 november 2018 meldde verzoeker zich met zijn partner bij de balie van de rechtbank, zittingsplaats Leiden, om stukken in te dienen betreffende een verzoek om opheffing van het provisioneel bewind. Door de griffiemedewerker is contact opgenomen met de rechter, die herhaalde wat de afspraak was die is gemaakt ter zitting op 15 november 2018. Aan verzoeker is daarop meegedeeld dat hij de stukken achter mocht laten, maar dat deze niet in behandeling zouden worden genomen. Hierop heeft mr. Weermeijer, met wie op dat moment telefonisch contact was, te kennen gegeven de rechter te zullen wraken.
1.7
Op 27 november 2018 is het schriftelijke wrakingsverzoek van mr. Weermeijer ontvangen.

2.De procedure

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 27 november 2018;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 4 december 2018;
- de zittingsaantekeningen van de mondelinge behandeling op 25 april 2018;
- de zittingsaantekeningen van de mondelinge behandeling op 6 september 2018;
- de zittingsaantekeningen van de mondelinge behandeling op 15 november 2018;
- een gespreksverslag van 26 november 2018, opgesteld door mr. J.V. van Wijk, juridisch medewerker;
- een gespreksverslag van 26 november 2018, opgesteld door Q. Spieksma, administratief medewerker;
- een e-mailbericht met bijlagen van 9 december 2018, verstuurd namens mr. J.H. Weermeijer.
2.2
Bij de mondelinge behandeling is verschenen:
- verzoeker, bijgestaan door Mr. Weermeijer.
De rechter heeft laten weten niet te zullen verschijnen.

3.Het wrakingsverzoek

3.1
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met rolnummer 6792900 EJ VERZ 18-83041 tussen verzoeker en de belanghebbenden. Hieraan ligt het schrijven van 27 november 2018 ten grondslag. Ter zitting heeft mr. Weermeijer namens verzoeker naar voren gebracht dat de handelwijze van de rechter ter zitting van 15 november 2018 onacceptabel was, omdat zij de producties die hij namens verzoeker in het geding wilde brengen niet in behandeling wilde nemen. De stukken die verzoeker wilde indienen, zagen op een nieuw verzoek. Bovendien mocht de tegenpartij ter zitting van 15 november 2018 vlak na het weigeren van de producties van verzoeker wel een bericht voorlezen uit een mobiele telefoon. Hieruit blijkt de vooringenomenheid van de kantonrechter.

4.Het standpunt van de rechter

4.1
De rechter heeft zich in haar schriftelijke reactie op het standpunt gesteld dat het wrakingsverzoek dient te worden afgewezen. Het niet in behandeling nemen van nadere stukken, anders dan die zijn besproken ter zitting van 15 november 2018, betreft een processuele beslissing die aan beide partijen kenbaar is gemaakt op de zitting van 15 november 2018. Dit is een tussenbeslissing die geen grond voor wraking oplevert.

5.De beoordeling

5.1
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
5.2
Met betrekking tot het weigeren van producties door de kantonrechter op de zitting van 15 november 2018 overweegt de wrakingskamer het volgende.
Het verzoek tot wraking moet worden gedaan zodra de omstandigheden die daarvoor aanleiding hebben gegeven zich hebben voorgedaan. Na indiening van het verzoek wordt de procedure direct geschorst. Zo wordt voorkomen dat de rechter proceshandelingen verricht gedurende een periode waarvan later eventueel wordt vastgesteld dat hij toen niet over de vereiste onpartijdigheid beschikte. Ook is beoogd onnodige vertraging van de rechtspleging te voorkomen. Dat betekent in dit concrete geval dat een wrakingsverzoek op deze grond al ter zitting had moeten worden gedaan. De door verzoeker in dit verband aangevoerde omstandigheden zijn hem immers bekend geworden ter zitting van 15 november 2018 terwijl deze reden voor wraking pas is gegeven op de zitting van de wrakingskamer van 10 december 2018. Voor dit tijdsverloop is door verzoeker geen redelijke verklaring gegeven. Het verzoek is daarom te laat ingediend en verzoeker kan daarin dan ook niet worden ontvangen. Aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek komt de wrakingskamer daarom niet toe.
5.3
Met betrekking tot de gebeurtenissen op 26 november 2018 bij de balie van de rechtbank, zittingsplaats Leiden, merkt de wrakingskamer het volgende op. Verzoeker vindt de rechter vooringenomen omdat deze een onjuiste beslissing heeft genomen, te weten het niet toestaan van het in het geding brengen van nieuwe stukken. De juistheid van een rechterlijke beslissing kan echter alleen worden beoordeeld als daartegen een rechtsmiddel (zoals hoger beroep) is aangewend. De wrakingsprocedure is daarvoor niet bestemd, omdat het daarin uitsluitend gaat over de (schijn van) vooringenomenheid van de rechter. Alleen als de beslissing gelet op de motivering of de wijze van totstandkoming zo onjuist of onbegrijpelijk is dat deze uitsluitend door vooringenomenheid kan worden verklaard, is er grond voor wraking. Hiervan is de wrakingskamer niet gebleken.

6.De beslissing

De wrakingskamer
6.1
wijst het verzoek tot wraking af
6.2
bepaalt dat de behandeling van de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
6.3
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
- de verzoeker en zijn advocaat;
- de belanghebbenden;
- de rechter.
De beslissing is gegeven door mrs. S.W.E. de Ruiter, J. Eisses en M. Nijenhuis, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Bruins, griffier en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2018.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.