Uitspraak
Rechtbank den haag
- [belanghebbende 1] ;
- [belanghebbende 2] ;
- [belanghebbende 3] , allen vertegenwoordigd door mr. R.J. Neijenhof;
- De Die Financieel Beheer en Bewindvoering, vertegenwoordigd door P.R. de Die.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 19 december 2018 een verzoek tot wraking van rechter S.M. de Bruijn afgewezen. Het verzoeker, bijgestaan door mr. J.H. Weermeijer, was ingediend naar aanleiding van een zitting op 15 november 2018, waar de rechter weigerde om nieuwe producties van verzoeker in behandeling te nemen. Verzoeker stelde dat deze handelwijze onacceptabel was en dat de rechter vooringenomen was. De wrakingskamer oordeelde echter dat het verzoek te laat was ingediend, aangezien de omstandigheden die tot het verzoek leidden, bekend waren geworden tijdens de zitting van 15 november, maar het wrakingsverzoek pas op 27 november 2018 was ingediend. De wrakingskamer benadrukte dat een verzoek tot wraking onmiddellijk moet worden gedaan zodra de omstandigheden zich voordoen, om te voorkomen dat de rechter verdere proceshandelingen verricht zonder de vereiste onpartijdigheid. De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker geen redelijke verklaring had gegeven voor het tijdsverloop en dat er daarom geen inhoudelijke beoordeling van het verzoek kon plaatsvinden. De beslissing om het verzoek tot wraking af te wijzen werd unaniem genomen door de meervoudige wrakingskamer, die tevens bepaalde dat de behandeling van de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.