ECLI:NL:RBDHA:2018:1560

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 februari 2018
Publicatiedatum
14 februari 2018
Zaaknummer
AWB 17/10414
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake visum kort verblijf

In deze zaak heeft eiseres, een burger van de Dominicaanse Republiek, beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Buitenlandse Zaken, waarbij haar aanvraag voor een visum voor kort verblijf is afgewezen. De aanvraag werd op 7 november 2016 ingediend, maar bij besluit van 10 november 2016 werd deze afgewezen. Eiseres heeft vervolgens bezwaar aangetekend, maar dit bezwaar werd bij het bestreden besluit van 9 maart 2017 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in haar beroepschrift geen gronden heeft vermeld, zoals vereist volgens artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb. Ondanks herhaaldelijke verzoeken van de rechtbank om de gronden binnen een termijn van vier weken in te dienen, heeft eiseres hieraan geen gevolg gegeven.

Gelet op het ontbreken van beroepsgronden heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk heeft beoordeeld. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en is openbaar uitgesproken op 6 februari 2018. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummers: AWB 17/10414
V-nummer: [nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 6 februari 2018 in de zaak tussen

[naam] , eiseres,

mede ten behoeve van de minderjarige kleinzoon
[naam 1] ,
[gemachtigde: [naam 2] ],
en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 9 maart 2017 (het bestreden besluit).

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en is Burger van de Dominicaanse Republiek. Op 7 november 2016 heeft zij een aanvraag ingediend om verlening van een visum voor kort verblijf. Bij besluit van 10 november 2016 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Bij het bestreden besluit is het bezwaar daartegen kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
3. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb in het beroepschrift de gronden van het beroep vermelden. Dat houdt in: zeggen op welke specifieke punten hij of zij het niet eens is met het bestreden besluit. Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank na een herstelmogelijkheid het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren.
4. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres geen beroepsgronden heeft vermeld in het beroepschrift. De rechtbank heeft eiseres op 31 mei 2017 en op 11 juli 2017 op dit verzuim gewezen en verzocht de gronden binnen een termijn van (telkens) vier weken in te dienen. Aangezien deze termijnen zijn verstreken zonder dat hieraan gevolg is gegeven, is de rechtbank van oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Dit betekent dat het beroep niet inhoudelijk wordt beoordeeld.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.E. Paulus, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2018.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan
binnenzes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.