ECLI:NL:RBDHA:2018:15540

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 november 2018
Publicatiedatum
7 januari 2019
Zaaknummer
7111416 RL EXP 18-17122
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid luchtvervoerder bij verlies van bagage van meerdere passagiers

In deze zaak vorderde eiser, vertegenwoordigd door mr. P.D. Bosma, schadevergoeding van TUI Nederland N.V. wegens verlies van een koffer tijdens een terugvlucht van Curaçao naar Amsterdam. Eiser had een vliegreis geboekt voor zichzelf en vier medepassagiers, waarbij de koffer op naam van eiser was ingecheckt. Tijdens de terugvlucht ging de koffer verloren, waarna TUI een schadevergoeding van € 1.230,- uitkeerde. Eiser vorderde echter een hoger bedrag van € 1.955,34, stellende dat de waarde van de koffer en de inhoud daarvan het uitgekeerde bedrag overschreed. TUI verweerde zich door te stellen dat eiser akkoord was gegaan met de uitkering van € 1.230,- en dat de aansprakelijkheidslimiet per koffer gold, niet per passagier.

De kantonrechter oordeelde dat de aansprakelijkheid van de luchtvervoerder, zoals vastgelegd in het Verdrag van Montreal, beperkt is tot een bepaald bedrag per passagier. De rechter concludeerde dat eiser niet had aangetoond dat de waarde van de koffer en de inhoud meer bedroeg dan het uitgekeerde bedrag. Bovendien had eiser geen hogere waarde opgegeven bij het inchecken van de bagage, wat volgens de voorwaarden van TUI vereist was. De vordering van eiser werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van TUI, begroot op € 300,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
CB
Rolnr.: 7111416 RL EXP 18-17122
20 november 2018
[jw.sys.1.rolnummer]
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. P.D. Bosma (Berlinger Advocaten)
tegen
de naamloze vennootschap
TUI Nederland N.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Rijswijk,
gedaagde partij,
gemachtigde: [gemachtigde] (TUI).
Partijen worden aangeduid als “ [eiser] ” en “TUI”.

1.Het procesverloop

1.1
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 19 juli 2018, met 5 producties (nrs. 1 tot en met 5);
  • de conclusie van antwoord van 12 september 2018, met 3 producties (nrs. 1 tot en met 3);
  • de brief van de gemachtigde van [eiser] , met een aanvullende productie (nr. 6).
1.2
Op 9 november 2018 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden. Daarbij zijn namens partijen hun gemachtigden verschenen. Van het verhandelde ter comparitie van partijen zijn door de griffier zakelijke aantekeningen gemaakt. Een schikking is niet bereikt.
1.3
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1
Op 14 juni 2016 heeft [eiser] ten behoeve van hemzelf en vier medepassagiers/gezinsleden bij TUI een vliegreis geboekt van Amsterdam naar Curaçao en vice versa, met heenvlucht op 5 juli 2016 (vluchtnummer OR 377) en terugvlucht op 20 juli 2016 (vluchtnummer OR 394). De betreffende vluchten zijn uitgevoerd met een vliegtuig van TUI.
2.2
Tijdens de terugvlucht is een op naam van [eiser] ingecheckte koffer kwijtgeraakt. [eiser] heeft van de vermissing van de koffer aangifte gedaan bij Swissport, de bagageafhandelaar van TUI.
2.3
In verband met de vermissing van de koffer heeft TUI op 18 oktober 2016 een bedrag van € 1.230,- aan schadevergoeding aan [eiser] uitgekeerd.

3.De vordering

3.1
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, (I.) TUI te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan hem € 1.955,34 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van art. 6:119 BW over dit bedrag vanaf 20 december 2016, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening , alsmede het bedrag van € 544,50 ter vergoeding van buitengerechtelijke kosten; (II.) TUI te veroordelen in de kosten van de procedure, het salaris gemachtigde daaronder begrepen, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het door de Rechtbank te wijzen eindvonnis, en - voor het geval voldoening binnen deze termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de periode na het aflopen van deze termijn; (III.) TUI te veroordelen tot betaling aan hem van de na het gewezen vonnis verschuldigde kosten binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis, begroot op € 131,00 zonder betekening in conventie of reconventie, begroot op € 205,00 zonder betekening in conventie en reconventie tezamen, telkens te vermeerderen met € 68,00 in geval van betekening van het vonnis en - voor het geval TUI die kosten niet binnen 14 dagen voldoet – te vermeerderen met de wettelijke rente over de periode na het aflopen van deze termijn.
3.2
Aan deze vordering legt [eiser] ten grondslag dat de waarde van de vermiste koffer en de inhoud daarvan het uitgekeerde bedrag van € 1.230,- overschrijdt en dat tot de inhoud van de koffer ook behoorde bagage van zijn medereizigers. De aansprakelijkheidslimiet in het luchtvervoer is weliswaar € 1.230,-, maar dat bedrag is per passagiers en omdat de inhoud van de koffer toebehoorde aan meerdere passagiers heeft hij recht op een veelvoud van de aansprakelijkheidslimiet.

4.Het verweer

4.1
TUI voert gemotiveerd verweer. Het verweer van TUI komt erop neer dat TUI stelt dat [eiser] akkoord is gegaan met een uitkering van € 1.230,- en nu niet meer het meerdere kan claimen. Daarnaast geldt de aansprakelijkheidslimiet per koffer en niet per passagier. Vervolgens had hij, in het geval de waarde van de koffer en inhoud het bedrag van € 1.230,- overschrijdt, voorafgaand aan de reis de hogere waarde aan TUI moeten opgeven, maar dat heeft hij niet gedaan. En tenslotte betwist TUI dat de door [eiser] opgegeven bagage zich in de koffer bevond dan wel dat deze de door hem opgegeven waarde vertegenwoordigde.

5.De beoordeling

5.1
Waar het in deze procedure in feite om gaat is het antwoord op de juridische vraag of de aansprakelijkheid van de luchtvervoerder, die is beperkt tot een bepaald bedrag
per passagierzo uitgelegd moet worden dat een passagier slechts recht heeft op eenmaal het betreffende bedrag bij verlies van zijn koffer of bagage, zoals TUI stelt, of dat iedere passagier recht heeft op dat bedrag, indien in een koffer bagage van meer dan een passagier vervoerd werden, zoals [eiser] stelt. Los daarvan gaat het nog om de vraag of [eiser] reeds in finale kwijting heeft toegestemd en of voldoende vaststaat dat de door [eiser] geclaimde goederen zich in de vermiste koffer bevonden.
5.2
De kantonrechter zal eerst ingaan op de vraag of TUI het bedrag van € 1.230,- tegen finale kwijting heeft betaald. TUI heeft zich wat dat betreft primair beroepen op het ‘Restitutieformulier Klantenservice TUI Nederland’, dat als productie 2 bij de conclusie van antwoord is gevoegd en dat de volgende bepaling bevat:
Verzender verklaart tevens alle declaraties over de betreffende reis ingediend te hebben en niets meer te vorderen te hebben van TUI met betrekking tot de betreffende reis.
5.3
Tijdens de comparitie van partijen kon de gemachtigde van TUI echter niet aangegeven op welke wijze dit formulier tot stand was gekomen, of dit formulier afkomstig was van [eiser] of dat [eiser] het formulier onder ogen was gekomen. In dat licht kan TUI zich naar het oordeel van de kantonrechter niet op de inhoud van dit formulier beroepen in de zin dat [eiser] ter zake van het verlies van de koffer niets meer van TUI te vorderen zou hebben.
5.4
Ook uit de correspondentie tussen TUI en [eiser] , zijn vrouw en/of zijn gemachtigde kan een finale kwijting niet aangenomen worden. In de brief van 8 september 2016 (productie 4 bij dagvaarding) geeft de Duitse raadsman van [eiser] reeds aan dat de totale schade € 3.185,34 zou bedragen. Weliswaar geeft TUI in de correspondentie van haar kant aan dat zij van oordeel is dat haar aansprakelijkheid voor het verlies van de koffer is beperkt tot een bedrag van € 1.230,- (e-mail van 12 oktober 2016, productie 1 bij conclusie van antwoord), maar bij haar bevestiging dat het bedrag van € 1.230,- was overgemaakt (e-mail van 18 oktober 2016) maakt TUI geen voorbehoud dat dat bedrag ter finale kwijting is, terwijl de Duitse raadsman van [eiser] meteen daarna, reeds bij brief van 24 oktober 2016 (in productie 4 bij dagvaarding) aangeeft dat de inhoud van de koffer aan verschillende reizigers toebehoort en dat [eiser] aanspraak maakt op de totale waarde van de koffer en inhoud. Het meest verstrekkende verweer van TUI wordt daarmee verworpen.
5.5
Dan komt de vraag aan de orde op welke wijze de aansprakelijkheidsbeperking van de luchtvervoerder moet worden uitgelegd. Zowel uit artikel 22 van het Verdrag van Montreal, als de daarop gestoelde EU-Verordening 2027/97 en artikel 8:1400 lid 2 Burgerlijk Wetboek blijkt dat de aansprakelijkheidsbeperking van de luchtvervoerder voor schade aan of verlies van bagage is beperkt tot een bepaald bedrag
per passagier.
5.6
Op de overeenkomst tussen [eiser] en TUI zijn mede toepasselijk de ‘aanvullende voorwaarden vliegreizen’ van TUI, waarvan de artikelen 13 en 14 luiden:
13. Uw vervoer valt onder de bepalingen van het Verdrag van Montreal. Dit verdrag regelt de aansprakelijkheid van de luchtvervoerder en beperkt in het algemeen die aansprakelijkheid in geval van verlies en/of beschadiging van de bagage.
Samengevat is de aansprakelijkheid als volgt.
14. In geval van tenietgaan, verlies, schade of vertraging van bagage, bedraagt de beperking 1,131 Speciale Trekkings Rechten. Als de waarde van de bagage groter is dan dit maximale bedrag dient u er voor zorg te dragen dat de bagage verzekerd is vóór vertrek, dan wel dient u bij de afgifte van de aangegeven bagage aan de vervoerder een bijzondere verklaring omtrent belang bij de afgifte te doen. In het laatste geval kan de vervoerder een aanvullend bedrag in rekening brengen.
5.7
Anders dan dat wellicht als uitgangspunt genomen kan worden dat een passagier geacht wordt bagage in zijn of haar eigen koffer te vervoeren, kan het uiteraard voorkomen dat de bagage van verschillende samen reizende passagiers over verschillende koffers verdeeld wordt. In dat geval komt het erop aan of de aansprakelijkheidslimiet van een vermiste koffer vermenigvuldigd moet worden met het aantal passagiers dat bagage in die koffer vervoerde en hoe een redelijke wetsuitleg op dat punt zou moeten luiden.
5.8
In zijn uitspraak van 22 november 2012, rechtsoverweging 36 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (ECLI:EU:C:2012:747, Sanchez e.a. - Iberia) op dit punt het volgende beslist:
Gelet op een en ander moet op de gestelde vragen worden geantwoord dat artikel 22, lid 2, van het verdrag van Montreal, gelezen in samenhang met artikel 3, lid 3, ervan, aldus moet worden uitgelegd dat het recht op schadevergoeding in geval van verlies van bagage eveneens toekomt aan een passagier die deze schadevergoeding vordert voor verlies van bagage die is aangegeven op naam van een andere passagier en dat de beperking van de aansprakelijkheid van de vervoerder voor het verlies van bagage eveneens geldt ten aanzien van eerstgenoemde passagier, wanneer deze verloren bagage effectief voorwerpen van deze passagier bevatte.
5.9
In rechtsoverweging 35 geeft het Hof echter ook aan:
Tot slot moet in herinnering worden gebracht dat het, met het oog op de toekenning van de in artikel 22, lid 2, van het verdrag van Montreal bedoelde vergoeding, aan de betrokken passagiers staat om onder toezicht van de nationale rechter rechtens genoegzaam het bewijs te leveren van de inhoud van de verloren bagage en van het feit dat de op naam van een andere passagier aangegeven bagage effectief voorwerpen bevatte van een andere passagier van diezelfde vlucht. In dit verband kan de rechter rekening houden met het feit dat deze passagiers tot hetzelfde gezin behoren, hun tickets samen hebben gekocht of op hetzelfde moment hebben ingecheckt.
5.1
De kantonrechter leest de rechtsoverwegingen van het Hof zo dat het recht op schadevergoeding ook toekomt aan een andere passagiers dan die de bagage heeft aangegeven (ingecheckt), maar dat het dan aan die betreffende passagier is om te bewijzen dat de aangegeven bagage effectief voorwerpen van hem of haar bevatte. Uit de tweede volzin van rechtsoverweging 35 leidt de kantonrechter vervolgens af dat bij de beoordeling van de vraag of er aansprakelijkheid bestaat in geval in een koffer bagage van verschillende passagiers rekening kan worden gehouden met de daar aangegeven omstandigheden en daarmee wellicht niet toekomt aan enige bewijslevering.
5.11
In het onderhavige geval is aan alle drie genoemde voorwaarden voldaan: alle passagiers behoren tot hetzelfde gezin, zij hebben hun tickets samen tegelijkertijd gekocht èn zij hebben hun bagage tegelijkertijd ingecheckt. Dit alles blijkt uit het als productie 1 bij dagvaarding overgelegde E-ticket, waarop de heer en mevrouw [eiser] en hun drie kinderen als passagiers staan vermeld voor dezelfde vlucht van Amsterdam naar Curaçao en vice versa en waarop voor iedere passagiers staat vermeld dat elk een bagagevrijdom heeft van 25 respectievelijk 20 kg ruimbagage.
5.12
Met inachtneming van het voorgaande komt de kantonrechter tot het oordeel dat in het voorliggende geval, waarbij naast dat aan de genoemde voorwaarden is voldaan, het bovendien zo is dat elk van de vijf gezinsleden eigen bagage heeft ingecheckt en dat uit het overzicht blijkt dat van [eiser] zelf slechts twee kledingstukken in de koffer zaten (een lederen Hugo Boss jack en een Boss pak), met een (nieuw-)waarde van minder dan € 1.230,- de aansprakelijkheid van TUI beperkt moet zijn tot eenmaal het bedrag van de beperkte aansprakelijkheid. Een andere uitleg van de bepaling zou in deze en vergelijkbare gevallen tot het onaanvaardbare resultaat leiden dat de aansprakelijkheidsbeperking onder het Verdrag van Montreal per passagier tot een veelvoud bedraagt van het bedrag van € 1.230,- als samen reizende en tot een gezin behorende passagiers hun bagage over al hun koffers verdelen.
5.13
Nog los van het voorgaande is van de zijde van [eiser] niet gesteld dat hij verklaring heeft gedaan dat de waarde van de betreffende koffer meer bedroeg van € 1.230,-, hetgeen op grond van artikel 14 van de voorwaarden van TUI een verplichting van hem was. Er moet dus worden uitgegaan dat hij geen hogere waarde met betrekking tot de vermiste koffer heeft opgegeven. Ook om die reden zou [eiser] derhalve geen recht hebben op een hogere vergoeding in verband met de vermissing van de betreffende koffer dan het bedrag van € 1.230,-, dat TUI reeds aan hem heeft uitgekeerd.
5.14
Alles bijeengenomen zal de vordering van [eiser] worden afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [eiser] worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van TUI, begroot op € 300,-.
De beslissing
De kantonrechter:
- wijst de vordering van [eiser] af;
- veroordeelt [eiser] in de proceskosten aan de zijde van TUI, begroot op
€ 300,- aan salaris gemachtigde;
- verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling van [eiser] uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. C.W.D. Bom en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 november 2018, in tegenwoordigheid van de griffier.