Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- het door de vrouw ingediende verzoekschrift, met de daarbij en nadien overgelegde producties;
- het door de man ingediende verweerschrift, met de daarbij en nadien overgelegde producties.
2.De feiten
- De “Tribunal de Grande Instance” heeft op 23 juni 2014 een vonnis gewezen (hierna: het vonnis). Daarin is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en zijn diverse voorzieningen getroffen, onder andere inhoudende (voor zover relevant voor dit geding) een bevel tot vereffening en verdeling van de vermogensrechtelijke belangen van de echtgenoten, de toewijzing bij voorkeur van het onroerende goed aan het [adres 1] aan de vrouw en de bepaling dat de man bij wijze van compenserende vergoeding aan de vrouw een bedrag van € 100.000,- moet betalen.
- De vrouw is in appel gegaan van het vonnis bij het Cour d’appel de Paris. De man heeft in deze procedure zelfstandig dan wel incidenteel appel ingesteld. Dit hof heeft op 5 december 2017 arrest gewezen (hierna: het arrest). Daarbij is, voor zover thans relevant, het vonnis ten aanzien van de hiervoor genoemde voorzieningen bekrachtigd.
- De man heeft op 25 oktober 2018 cassatieberoep ingesteld tegen het arrest.
3.Het geschil
4.De beoordeling van het geschil
5.De beslissing
1 juli 2019 pro forma;