ECLI:NL:RBDHA:2018:1549
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van alleenstaande minderjarige vreemdeling uit Algerije
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 februari 2018 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de afwijzing van een asielaanvraag door een alleenstaande minderjarige vreemdeling uit Algerije. De eiser, geboren op een onbekende datum, heeft op 22 augustus 2017, op dertienjarige leeftijd, een asielaanvraag ingediend. Hij is naar Nederland gereisd na een conflict met zijn vader in Duitsland, waarbij hij beweert dat hij mishandeld werd en slecht behandeld door zijn vader en stiefmoeder. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, met het argument dat Algerije als veilig land van herkomst wordt beschouwd en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen bescherming kan inroepen bij de autoriteiten in Algerije.
Tijdens de zitting op 24 januari 2018 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, zijn situatie toegelicht. Hij heeft aangevoerd dat Algerije voor hem niet veilig is en dat hij geen adequate bescherming kan verwachten van de autoriteiten, gezien zijn gezinssituatie en eerdere ervaringen met de politie. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd dat Algerije in zijn specifieke geval niet veilig is. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet als alleenstaande minderjarige vreemdeling kan worden aangemerkt, omdat er adequate opvang in Algerije beschikbaar is, namelijk bij zijn ouders.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen, waaronder de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na verzending van de uitspraak.