ECLI:NL:RBDHA:2018:15488

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2018
Publicatiedatum
2 januari 2019
Zaaknummer
C/09/521986 / HA ZA 16-1297
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor brand in Amsterdam ArenA tijdens werkzaamheden aan kunstgrasuitloopstroken

In deze zaak, die zich afspeelt in de Amsterdam ArenA, is op 6 januari 2015 een brand ontstaan tijdens werkzaamheden aan kunstgrasuitloopstroken. De rechtbank Den Haag heeft op 19 december 2018 uitspraak gedaan in de bodemzaak en de vrijwaringszaak. De eisers, Stadion Amsterdam N.V., Stadion Amsterdam C.V., Vereniging van Eigenaren Amsterdam Arena, Amlin Insurance SE, Royal & Sun Alliance Insurance PLC, AIG Europe Limited, Ergo Versicherung AG en Zürich Insurance PLC, hebben schadevergoeding geëist van de gedaagden, Henitech B.V. en Fieldturf Benelux B.V. De brand is ontstaan in de nabijheid van een trekker/opleggercombinatie van Henitech, die geparkeerd stond in de gracht van het stadion. De rechtbank heeft vastgesteld dat de exacte oorzaak van de brand niet met zekerheid kon worden vastgesteld, maar dat de vorderingen in zowel de hoofdzaak als de vrijwaringszaak zijn afgewezen. De rechtbank concludeert dat Henitech niet onzorgvuldig heeft gehandeld en dat er onvoldoende bewijs is dat de brand is veroorzaakt door een defecte kabel of andere nalatigheid van Henitech. De rechtbank heeft de vorderingen van Stadion Amsterdam c.s. afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 19 december 2018
in de hoofdzaak met zaaknummer / rolnummer: C/09/521986 / HA ZA 16-1297 van

1.STADION AMSTERDAM N.V.,

gevestigd te Amsterdam,
2.
STADION AMSTERDAM C.V.,
gevestigd te Amsterdam,
3.
VERENIGING VAN EIGENAARS AMSTERDAM ARENA,
gevestigd te Amsterdam,
4.
AMLIN INSURANCE SE,
gevestigd te Londen,
5.
ROYAL & SUN ALLIANCE INSURANCE PLC,
gevestigd te Cardiff,
6.
AIG EUROPE LIMITED,
gevestigd te Londen,
7.
ERGO VERSICHERUNG AG,
gevestigd te Düsseldorf,
8.
ZÜRICH INSURANCE PLC,
gevestigd te Ierland,
eiseressen,
advocaat mr. S.M. Bordewijk te Amsterdam,
tegen

1.HENITECH B.V.,

gevestigd te Weert,
gedaagde,
advocaat mr. F.R.A. Schaaf te Den Haag,
2.
FIELDTURF BENELUX B.V.(thans
TARKETT SPORTS B.V.),
gevestigd te Gouda,
gedaagde,
advocaat mr. L.F. Dröge te Rotterdam,
en in de vrijwaringszaak met zaaknummer / rolnummer C/09/533175 / HA ZA 17-573 van
FIELDTURF BENELUX B.V.(thans
TARKETT SPORTS B.V.),
gevestigd te Gouda,
eiseres,
advocaat mr. L.F. Dröge te Rotterdam,
tegen
HENITECH B.V.,
gevestigd te Weert,
gedaagde,
advocaat mr. F.R.A. Schaaf te Den Haag.
Eiseressen in de hoofdzaak zullen hierna gezamenlijk Stadion Amsterdam c.s., dan wel afzonderlijk Amsterdam Arena voor eiseressen 1 tot en met 3 tezamen respectievelijk Verzekeraars voor eiseressen 4 tot en met 8 tezamen genoemd worden. Gedaagden in de hoofdzaak zullen hierna gezamenlijk Henitech c.s., dan wel afzonderlijk Henitech respectievelijk Fieldturf genoemd worden. In de vrijwaringszaak zullen partijen eveneens Fieldturf en Henitech worden genoemd.

1.De procedure

in de hoofdzaak

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties
  • de conclusie van antwoord zijdens Fieldturf met producties
  • de conclusie van antwoord zijdens Henitech met producties
  • het tussenvonnis van 8 november 2017
  • de akte overlegging producties zijdens Stadion Amsterdam c.s.
  • het proces-verbaal van comparitie van 11 april 2018, met daarbij gevoegd de pleitaantekeningen van Stadion Amsterdam c.s., spreekaantekeningen van Fieldturf en de aantekeningen mondelinge behandeling van Henitech.
in de vrijwaringszaak
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties
  • de akte tot rectificatie
  • de conclusie van antwoord tevens voorwaardelijke eis in reconventie met producties
  • het tussenvonnis van 8 november 2017
  • voornoemd proces-verbaal van comparitie van 11 april 2018.
in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak
1.3.
Het proces-verbaal is buiten aanwezigheid van partijen opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om eventuele feitelijke onjuistheden binnen twee weken schriftelijk kenbaar te maken aan de rechtbank. Bij brief van 9 mei 2018 heeft Henitech daarvan gebruik gemaakt. Bij brief van 11 mei 2018 heeft Fieldturf daarvan gebruik gemaakt. Deze brieven maken deel uit van het procesdossier en het vonnis wordt gewezen met inachtneming van deze brieven, voor zover het correcties van feitelijke aard betreft.
1.4.
Ten slotte is de datum voor het wijzen van vonnis in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak nader bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Amsterdam Arena heeft voor het multifunctionele (voetbal) stadion via Aon met ingang van 12 augustus 1996 een gecombineerde schadeverzekering afgesloten bij Verzekeraars. In de polis is een eigen risico opgenomen van € 25.000,- per gebeurtenis.
2.2.
Op verzoek van Amsterdam Arena heeft Fieldturf op 24 december 2012 een offerte uitgebracht voor het vervangen en het aanpassen van de kunstgrasuitloopstrook aan de westzijde van het stadion. Op die offerte zijn de daarbij gevoegde Algemene Voorwaarden Fieldturf AAsportsystems uitdrukkelijk van toepassing verklaard. De aangepaste offerte van 28 december 2012, waarbij opnieuw uitdrukkelijk naar de Algemene Voorwaarden is gewezen, is aanvaard door Amsterdam Arena. De werkzaamheden zijn uitgevoerd in januari 2013, tijdens de winterstopperiode van het voetbalseizoen 2012-2013.
2.3.
Op aanvraag van Fieldturf heeft Henitech per e-mail van 3 oktober 2014 aan Fieldturf offerte uitgebracht voor de aanleg van kunststof uitloopstroken in het stadion.
2.4.
Op verzoek van Amsterdam Arena heeft Fieldturf per e-mail van 3 oktober 2014 een open begroting toegestuurd voor de vervanging en uitbreiding van de kunstgrasuitloopstroken langs alle zijden van het stadion. In de e-mail wordt gerefereerd aan de eerdere werkzaamheden in 2013 en aan eerdere logistieke problemen die moeten worden voorkomen. Naar aanleiding van de open begroting is op 14 november 2014 een eerste uitgewerkte offerte opgesteld. In de open begroting noch in de offerte is een verwijzing naar algemene voorwaarden opgenomen.
2.5.
Op 26 november 2014 heeft Fieldturf aan Henitech als onderaannemer een opdrachtbevestiging voor ‘Renovatie uitloopstroken Amsterdam Arena’ gestuurd conform offerte van 3 oktober 2014. Bij de overige voorwaarden is vermeld:
“Op deze inkoopbevestiging zijn uitsluitend de Algemene Voorwaarden van Fieldturf Benelux van toepassing. Voor zover door u in uw offerte wordt verwezen naar andere of eigen algemene voorwaarden, dan wijzen wij de toepasselijkheid hiervan uitdrukkelijk van de hand.”
Voorts is in de opdrachtbevestiging opgenomen:
“Indien wij binnen 8 dagen geen schriftelijke reclamatie hebben ontvangen, gaan wij ervan uit dat u met de inhoud van deze opdrachtbevestiging akkoord gaat.”
2.6.
Op 10 december 2014 heeft Fieldturf per e-mail een aangepaste offerte uitgebracht aan Amsterdam Arena voor de aanleg van kunstgrasuitloopstroken in het stadion, voor een aanneemsom van € 88.690,- exclusief btw. In deze e-mail is opgenomen:
“Indien jullie akkoord gaan met ons voorstel dan verzoeken wij jullie om deze e-mail voor akkoord terug te mailen.”
2.7.
Amsterdam Arena heeft deze aangepaste offerte mondeling geaccepteerd en heeft opdracht gegeven voor het vervangen en uitbreiden van de kunstgras uitloopstroken tijdens de winterstopperiode voetbalseizoen 2014-2015.
2.8.
Fieldturf heeft Henitech ingeschakeld voor de uitvoering van de werkzaamheden, die op 5 januari 2015 zijn aangevangen.
2.9.
Op 6 januari 2015 heeft brand gewoed in het stadion, in de nabijheid van een trekker/opleggercombinatie van Henitech, die geparkeerd stond in een zogenaamde gracht van het stadion.
2.10.
Op 6 en 7 januari 2015 is door drie partijen ter plaatse een onderzoek ingesteld naar het ontstaan van de brand in de vrachtwagen, te weten Gorpa Schadeonderzoek B.V. (Gorpa) namens Verzekeraars, I-Tek namens Aegon, de verzekeraar van de trekker/opleggercombinatie van Henitech, en door Biesboer Expertise B.V. (Biesboer), namens ASR, de AVB verzekeraar van Henitech.
2.11.
Op 14 januari 2015 is bij I-Tek een nader onderzoek aan de veiliggestelde delen van kabels en haspel uitgevoerd, in aanwezigheid van Gorpa, I-Tek, Biesboer en EMN Expertise, namens de AVB verzekeraar van de fabrikant van de kabelhaspel. Op verzoek van Gorpa, namens Verzekeraars, is tevens Dekra Certification B.V. (Dekra) als deskundige op het gebied van elektra bij het onderzoek betrokken en ook deze was aanwezig op 14 januari 2015.
2.12.
Amsterdam Arena heeft met een brief van 21 januari 2015 de in 2.6 bedoelde opdracht aan Fieldturf schriftelijk bevestigd, met daarin een verwijzing naar de Inkoopvoorwaarden van Stadion Amsterdam C.V., die op verzoek worden toegezonden.
2.13.
Met een brief van 5 februari 2015 heeft Stadion Amsterdam c.s. zowel Henitech als Fieldturf aansprakelijk gesteld voor de door de brand ontstane schade.
2.14.
In het rapport van Dekra van 17 maart 2015 wordt gemeld dat zij in aanwezigheid van verschillende betrokken partijen op 14 januari 2015 bij I-Tek gezamenlijk technisch onderzoek heeft verricht op de op 6 januari 2015 veiliggestelde restanten van de brand. In de samenvatting en conclusies is opgenomen:
"Ontstaanslocatie
Aan de hand van het vergelijken van de verschillende camerabeelden gemaakt tijdens en na de brand is gezamenlijk geconcludeerd dat de brand is ontstaan aan de rechterzijkant van de oplegger, binnen of in de directe nabijheid van de uitgerolde haspel die zich op de grond bevond. De beelden duiden er op dat zich vlambogen door elektrische sluitingen hebben voorgedaan op de ontstaanslocatie.
(…)
Kabelha[s]pels
De kabel die was ingeplugd in een wandcontactdoos en die als voeding naar de oplegger werd gebruikt, had een aderdiameter van 1,5 vierkant millimeter (voorgeschreven: minimaal 2,5) en was van het type H05RR-F met een zachte flexibele mantel, wat is bedoeld voor toepassing in een gebied waar geen zware mechanische belasting aanwezig is. Dit type kabel is niet geschikt om onbeschermd op een vloer te leggen waar materieel en personen deze kunnen beschadigen.
Deze kabel had een andere stekker dan de oorspronkelijk geleverde haspel en de kabel was ook ingekort. Mogelijk doordat eerder beschadiging is opgetreden.
De tweede haspel, aangesloten op de eerste, had een kabel van het type H07RN-F, met een aderdikte van 2,5 vierkante millimeter, die beter geschikt is voor zwaardere mechanische belasting. Ook voor deze kabel geldt echter dat deze niet geschikt is om onbeschermd op de vloer te leggen waar voertuigen en personen de kabel mechanisch kunnen belasten en beschadigen.
In de restanten van deze kabel, die zich afgerold op de vloer bevond, zijn verschillende sporen van sluiting aangetroffen. Verder zijn smeltsporen in het kroonsteentje binnen de haspel gevonden. Op andere plaatsen zijn geen sporen van sluiting waargenomen.
Oorzaak brand
Een serie mogelijke oorzaken van de brand is overwogen aan de hand van de bevindingen van het onderzoek. De bevindingen stemmen slechts overeen met één potentiële oorzaak, namelijk een initiële beschadiging van de tweede haspelkabel, wat heeft geleid tot locale oververhitting met brand als gevolg.”
Met betrekking tot het onderzoek van de restanten van de verbrande haspel (p. 12 e.v.) wordt gerapporteerd:
“(…) De lengte van de verbrande kabel van de haspel is gemeten. Hiervoor zijn de restanten ontward en achter elkaar gelegd. De gemeten totale lengte bedraagt circa 26 meter.
[X][rb: leverancier van de haspel]
heeft aangegeven dat deze lengte niet wordt geleverd. De eerstvolgende lengte bedraagt 33 meter.
(…)
Aangezien de kabel niet uit één geheel bestond, valt niet uit te sluiten dat tijdens het meten van de lengte delen van de kabel ontbraken. Op grond hiervan is niet met zekerheid te bepalen of de kabel ten tijde van het ontstaan van de brand ingekort was.
De aangetroffen stekker komt overeen met de oorspronkelijk geleverde stekker. Het betreft een aangegoten exemplaar, dat niet met de hand kan worden gemonteerd.
De aders van de verbrande kabel zijn sterk getwist (zie foto’s). Wat hiervan de oorzaak is, is onbekend.
Tussen de aders is sluiting opgetreden, waarbij alle drie de aders doorgesmolten zijn.
In de restanten van de kabelhaspel zijn de restanten van een kroonsteen aangetroffen. [X] heeft aangegeven dat deze toegepast wordt binnen de haspel.
Een van de verbindingen van de kroonsteen is gesmolten.(…) is onderzocht waarmee het gesmolten kroonsteendeel verbonden is. Gebleken is dat dit de aansluiting is van de aardklemmen van de contactdozen. Dit leidt tot de conclusie dat een slechte verbinding (losse schroef) in de versmolten kroonsteenverbinding de oorzaak niet kan zijn geweest van de brand, aangezien de aarde geen stroom voert.
De tweede verbinding die is gevonden, is verbonden met één van de fase / nul contacten. Deze verbinding was onbeschadigd.
De derde kroonsteen verbinding kon niet worden onderzocht. Deze bevindt zich vrijwel zeker binnen een gestolde klomp aluminium, die deels is samengesmolten met delen van de haspel.
(…)
In het niet verbrande deel van de kabel is op een aantal plaatsen ernstige mechanische beschadiging aangetroffen (foto 14). Het is echter niet vastgesteld op welke manier deze schade is ontstaan en ook niet of dit (gedeeltelijk) voor, tijdens of na de brand is ontstaan.
(…)
Omtrent het onderzoek van de twee in serie geschakelde haspels is in het rapport vermeld (p. 18 e.v.):
“(…)De installatieautomaat is een C16 automaat zonder aardlekbeveiliging (groep 19 in de kast) waarop de wcd zit aangesloten.
(...)
Dit houdt in dat voor een kortsluiting achter twee haspels in serie, die korter duurt dan 3 seconden, niet gegarandeerd is dat deze afgeschakeld wordt door de beveiliging.
(…)
[X] geeft aan dat de toegepaste beveiliging niet afschakelt als gevolg van een verhoogde stroomsterkte, maar slechts als gevolg van een verhoogde temperatuur. Dit houdt in dat deze beveiligingnietingrijpt bij kortdurende (enige seconden) overstroom.
(…)
De combinatie van a) het in serie schakelen van twee haspels, b) het toepassen van een C karakteristiek automaat en c) de afwezigheid van een aardlekbeveiliging, leidt ertoe dat een sluiting aan het eind van de twee haspels in serie pas na circa 3 seconden gegarandeerd wordt afgeschakeld.”.
Bij het onderzoek zijn verschillende hypotheses overwogen en getoetst:
“Vier verschillende hypotheses zijn overwogen.
Het kroonsteentje in de haspel heeft gefaald
De koelkast of een andere belasting in de oplegger heeft gefaald
De doorvoer aan de oplegger heeft sluiting gegeven
Defect aan de kabel van de haspel heeft geleid tot oververhitting
(…)
Hypothese 4: Defect aan de kabel van de haspel
De hypothese is dat de kabel als gevolg van eerdere beschadigingen, mogelijk door overrijden, zodanig gedegradeerd is dat er locale oververhitting is ontstaan, met brand als gevolg. Tijdens dit proces zijn vlambogen aanwezig geweest, als gevolg van sluitingen tussen de aders. Een dergelijke vlamboog dooft vaak weer snel als gevolg van uitlussen, maar ontstaat kort hierna weer.
Argumenten voor:
  • Flitsen in verschillende richtingen zijn te zien op de camerabeelden, die komen uit de richting van de kabel die op de grond opgerold ligt. Deze flitsen zijn typerend voor het herhaald starten en doven van een vlamboog.
  • Sluitingsporen aangetroffen op delen van de kabel
  • Kortstondige overstroom in de vorm van een vlamboog wordt niet afgeschakeld door C16 automaat in combinatie met twee haspels in serie
  • Aardlek beveiliging was niet aanwezig; deze zou bij de eerste vlamboog tussen de drie aders al afgeschakeld hebben.
  • Kabels werden zonder bescherming gebruikt op de vloer waar voertuigen over reden
  • Kabel van de onverbrande haspel was ook mechanisch beschadigd.
Argumenten tegen: geen
Conclusie
Alle bevindingen zijn in overeenstemming met de hypothese dat een initiële beschadiging van de kabel de oorzaak is geweest van het ontstaan van locale oververhitting met brand als gevolg.
Toelichting
Twee mechanismes of een combinatie hiervan kunnen dit hebben veroorzaakt.
Ten eerst kan een stroomvoerende ader deels verbroken zijn geweest, waardoor de totale aderdiameter zo klein wordt dat de draad bij belasting oververhit raakt en de isolatie wegsmelt, waarna sluiting tussen de aders ontstaat.
Ten tweede kan de isolatie van twee aders beschadigd zijn, waardoor sluiting tussen de geleiders ontstaat.”
2.15.
In het rapport van Gorpa van 15 april 2015 betreffende het tactisch onderzoek naar de oorzaak van de brand, is met betrekking tot het onderzoek naar een mogelijk elektrotechnische oorzaak van bedrading kabelhaspel (p. 25) opgenomen:
“Op de bedrading van de 2e kabelhaspel werden verschillende smeltparels aangetroffen. Niet van elke smeltparel kon ter plaatse bepaald worden of dit smeltparels ten gevolge van de brand waren of dat deze ten gevolge van een overgangsweerstand of sluiting waren veroorzaakt.”
Omtrent een elektrotechnische oorzaak van bedrading/aansluitpunten in de trommel van de kabelhaspel is vermeld (p. 27):
“In de 2e kabelhaspel werden kroonsteenverbindingen aangetroffen. Eén van deze kroonsteenverbindingen vertoonde sporen van versmelting. Dergelijke sporen ontstaan doorgaans enkel bij overgangsweerstanden in deze verbindingen. Zoals reeds eerder aangegeven kan een overgangsweerstanden de brand hebben ingeleid.”
Voor wat betreft het nader onderzoek van de veiliggestelde bekabeling en dergelijke, dat op 14 januari 2015 bij I-Tek in aanwezigheid van verschillende experts is uitgevoerd, wordt aangesloten bij en verwezen naar de bevindingen van Dekra. Als afsluitende conclusie is in het rapport van Gorpa vermeld:
“De brand is ontstaan onder de oplegger in de daar aanwezige kabelhaspel. De brand heeft kunnen ontstaan ten gevolge van een initiële beschadiging van deze kabelhaspel, wat heeft geleid tot lokale oververhitting met brand als gevolg.
De kabelhaspels waren neergelegd over de rijloper zonder dat er mechanische bescherming van de kabels van de haspels was toegepast.
Door het over de kabels heenrijden zonder dat deze mechanisch zijn beschermd zijn de kabels beschadigd geraakt.
Het neerleggen van een kabel van een haspel over het wegdek zonder toepassing van mechanische bescherming is niet toegestaan vanwege de kans op beschadiging.”
Tevens is in het rapport een interviewverslag opgenomen dat op 7 januari 2015 is gehouden met de heer [A] ( [A] ), mede-eigenaar van Henitech. In deze – ondanks herhaald verzoek – niet ondertekende verklaring is onder meer opgenomen:
“Deze vrachtwagen, zowel de trekker als de oplegger hebben wij afgelopen jaar gekocht. In maart 2014 hebben wij de oplegger verbouwd. (…)
Aan de zijkant van de oplegger zat een aansluiting voor 230 V. Deze aansluiting is de voeding voor het 230 V gedeelte in de oplegger.
Op maandagochtend 5 januari 2015 is de vrachtwagen direct op de plaats gezet waar die nu ook staat, in de gracht. Voor de stroomvoorziening van met name de koelkast in de keuken van de oplegger werd een haspel uitgerold en aangesloten op de oplegger. De gebruikte haspels zijn ook eigendom van ons bedrijf. Deze haspels zijn nooit oud omdat wij met regelmaat de haspels vernieuwen. Die haspels hebben wij standaard bij ons.
U vraagt mij hoe oud de haspel was die op deze maandagochtend werd gebruikt. Ik kan u dat niet zeggen, we hebben veel verschillende haspels en ook worden er regelmatig haspels vernieuwd.
U vraagt mij of ik weet wie op deze maandagochtend de 230V heeft aangesloten. Ik weet dat niet zeker maar volgens mij is dat [B] geweest. Het kan ook een andere supervisor geweest zijn, maar ik denk in dit geval dat het [B] is geweest.
U vraagt mij hoe de aansluiting van de haspel naar de connectoren in de oplegger wordt gemaakt. (…) Zover ik begreep zijn er twee aansluitingen op de oplegger en wordt de verbindingen tussen de haspel en de aansluiting op de oplegger gemaakt met een speciale kabel, die wij bij ons hebben.(…)
(…)
U vraagt mij of er problemen zijn geweest met de elektra (elektrische installatie) in het (recente) verleden. Nee, nooit.
Op maandag 5 januari 2015 is het personeel van Henitech B.V. tot omstreeks 18:00 uur bezig geweest.(…) De stroomtoevoer naar de oplegger blijft aangesloten, dit is vanwege het feit dat de koelkast in de keuken (in de oplegger) hierop moet blijven draaien.”
2.16.
In het eindrapport van Crawford van 5 juni 2015 is de omvang van de schade op basis van herstelkosten door Verzekeraars vastgesteld op € 606.232,-. Verzekeraars hebben, op basis van de polis en rekening houdend met een eigen risico van € 25.000,-, de schade tot een bedrag van € 581.232,- vergoed en op 15 juni 2015 uitbetaald aan Amsterdam Arena. Verzekeraars zijn voor dat deel in de rechten getreden van Amsterdam Arena.
2.17.
Op 6 augustus 2015 heeft Biesboer namens de AVB-verzekeraar van Henitech een rapport uitgebracht, met als bijlage een voor akkoord ondertekende weergave van een op 22 januari 2015 gehouden interview met de heren [A] en [B] ( [B] ) van Henitech. In het rapport is onder meer vermeld:
4.5 Nader onderzoek kabelhaspels en stroomkabels
Op 14 januari 2015 is door partijen in de werkplaats van onderzoeksbureau I-tek in Schijndel een nader onderzoek ingesteld aan de veiliggestelde elektrische componenten ten behoeve van de elektrische aansluiting van de oplegger. Dit betroffen onder andere de twee kabelhaspels. Samenvattend kan worden gesteld, dat dit nadere onderzoek niet heeft geleid tot een zekere vaststelling van de brandoorzaak. De destructie aan met name de delen welke binnen het ontstaansgebied van de brand werden aangetroffen, was dermate groot dat onderzoek hieraan nauwelijks nog mogelijk was. Weliswaar werden op een aantal plaatsen in onder andere de kabels sporen van een elektrische sluiting aangetroffen echter, het kon niet meer worden vastgesteld of de sporen op één van deze plaatsen in relatie staat met de oorzaak van de brand dan wel daarvan een gevolg is.
(…)
6.
Samenvatting en conclusie
Gezien het vorenstaande, kan als resultaat van de ingestelde technische expertise en daarbij gelet op de inhoud van de afgelegde verklaringen en de gedane mededelingen, worden gesteld dat:
(…)
uit het brand- en schadeverloop en daarbij rekening houdend met de registratie van
bewakingsbeelden, kan worden afgeleid dat de brand is ontstaan aan de buitenzijde
onder de oplegger en wel ter hoogte van de plaats waar deze oplegger over de
achteras van de trekker ‘steekt’;
-
ter hoogte van dit zogenaamde ontstaansgebied van de brand zich de buitenaansluiting ten
behoeve van de externe stroomvoorziening van de oplegger bevond en hier voorts op de grond onder de oplegger de uitgerolde kabel van een kabelhaspel lag;
-
vanaf voormelde kabelhaspel met een korte kabel de stroomaansluiting op de
oplegger gerealiseerd was en
-
vanwege de plaatselijk grote mate van destructie de exacte ontstaansplaats en/of
brandoorzaak niet kon worden vastgesteld.”
In het als bijlage bij het rapport gevoegde getekende verslag van het op 22 januari 2015 gehouden interview met [A] is onder meer vermeld:
“De oplegger hebben we begin 2014 gekocht en is in maart 2014 verbouwd.(…) Aan de buitenkant van de oplegger, aan de rechter zijkant ter hoogte van de achterwielen van de trekker waren twee stekker aansluitingen aangebracht voor 230 V, de voeding voor het 230 V gedeelte in de oplegger.
De koelkast, de verlichting en de verwarming zijn de stroomverbruikers in de oplegger die via de buitenaansluiting van stroom worden voorzien. (…)
Wanneer we de oplegger bij een project inzetten dan laden we bij aankomst eerst de machines en gereedschappen uit en sluiten vervolgens het elektra aan op de op locatie aanwezige elektrische installatie. De oplegger wordt namelijk door het personeel gebruikt om in te eten. De in de oplegger aanwezige koelkast blijft dan ingeschakeld staan en de kachel wordt na gebruik altijd uitgeschakeld.”
Met betrekking tot de verklaring van [B] is onder meer opgenomen:
“Ik ben vanaf maandag 5 januari 2015 aanwezig geweest in de Amsterdam Arena om met 5 collega’s deze werkzaamheden uit te voeren. (…) Wij hebben ons daar gemeld en kregen een plek in de Arena toegewezen waar we de trekker met oplegger moesten parkeren. (…)
Normaal gesproken wordt de oplegger, vanwege de aanwezigheid van de koelkast en de verlichting in de oplegger, van stroom voorzien zodra die ergens geplaatst is. Daartoe sluiten wij een kabel of kabelhaspels vanaf de oplegger aan op de stroomvoorziening van de klant. Het gebruik daarbij van haspels is afhankelijk van die afstand.
In dit geval werkte het dichtstbijzijnde stopcontact in de betonwand aan de veldzijde van de gracht niet en heb ik de eerste kabelhaspel met daarop 40 meter kabel uitgerold en aangesloten op de contrastekker van een verlengkabel met een lengte van ongeveer 3 meter, welke een paar meter verder uit de muur van de Arena vandaan kwam, schuin tegenover de plek waar de oplegger stond geparkeerd (aan de tribunezijde van de gracht). De haspel heb ik net achter de oplegger op de grond gelegd. Daarop heb ik een tweede kabelhaspel met 33 meter kabel aangesloten en uitgerold tot aan het aansluitpunt van de oplegger. Dat was een afstand van ongeveer 10 meter. De overtollige kabellengte van circa 23 meter heb ik vervolgens uitgerold en op een hoop onder de voorzijde van de oplegger en de achterzijde van de trekker neergelegd om beschadiging daarvan te voorkomen. Deze tweede kabelhaspel heb ik via een speciale losse kabel met een lengte van ongeveer anderhalve meter aangesloten op het aansluitpunt van de oplegger. (…)
De gebruikte kabelhaspels zijn eigendom van ons bedrijf en zijn nooit oud omdat we die regelmatig vervangen. We hebben standaard 4 kabelhaspels in de oplegger.
Met vervangen bedoel ik niet dat een nieuwe kabel op de haspel wordt gemonteerd, maar bedoel ik dat de haspel met kabel in zijn geheel vervangen wordt. De kabel komt tijdens het uitrollen zichtbaar. Wanneer onregelmatigheden en/of beschadigingen worden geconstateerd wordt actie (reparatie/vervanging) ondernomen. Voorts is het bij ons gebruikelijk om in de wintermaanden ons materiaal te controleren en te onderhouden. Alles wat een defect vertoont wordt weggegooid en vervangen.
U zegt dat de kabellengte van de eerste haspel origineel 50 meter was, maar na meting 40 meter bleek te zijn en bovendien voorzien van een nieuw gemonteerde stekker. Dat is heel goed mogelijk. Het kan zijn dat deze kabel vanwege beschadiging was ingekort. Ik weet niet hoe oud deze haspel was. De kabel van de tweede kabelhaspel welke gebruikt was had een lengte van 33 meter. Deze kabelhaspel, een blackmaster bm 3300, was op 4 augustus 2014 gekocht bij [Y] . Deze kabel was nog origineel en niet ingekort. (…)
De kabels heb ik uitgerold en neergelegd. U zegt dat aan de eerste kabelhaspel beschadigingen zijn geconstateerd, dat de buitenmantel van de isolatie was beschadigd. Ik begrijp van u dat dit op het oog niet altijd zichtbaar is en dat u niet weet wanneer die beschadigingen ontstaan zijn. Wij hebben in ieder geval geen beschadigingen aan de kabel gezien.
U vraagt mij of ik mij bewust ben van de risico’s door, zoals in dit geval, twee kabelhaspels op elkaar aan te sluiten waardoor de afstand vanaf de oplegger naar de elektrische installatie van de Amsterdam Arena ongeveer 80 meter bedraagt. (…) daar zijn wij niet van op de hoogte. Daar wordt door de leverancier ook niet voor gewaarschuwd. Ik dacht dat de kabelhaspels zelf ook gezekerd waren. Op de haspels zit een knop en ik dacht dat die knop de zekering was van de kabelhaspel. We rollen de kabels wel altijd helemaal af omdat dit vermeld staat op een sticker op de kabelhaspel. Over de lengte van de kabels wordt niets vermeld.”
2.18.
Bij brief van 15 september 2015 aan de AVB-verzekeraar van Henitech heeft Crawford namens Verzekeraars, onder toezending van de rapportages van Dekra van 17 maart 2015 en Gorpa van 15 april 2015, de gestelde aansprakelijkheid van Henitech voor het ontstaan van de schade gehandhaafd en gebaseerd op:
  • het gebruik van een beschadigde kabelhaspel en
  • het neerleggen van een kabelhaspel over het wegdek zonder adequate bescherming.
Bij brief van 19 oktober 2015 is als aanvullend verwijt aan Henitech nog opgenomen:
- het onder spanning achterlaten van de oplegger met toebehoren waaronder de kabelhaspel waarin de brand is ontstaan.
2.19.
Bij brief van 21 september 2015 aan Crawford heeft Lengkeek Expertise B.V. (Lengkeek) namens de aansprakelijkheidsverzekeraar van Fieldturf de aansprakelijkheid van Fieldturf voor de schade in het kader van subrogatie en regres afgewezen en gereageerd op de in de rapportages van Dekra en Gorpa neergelegde conclusies.
2.20.
Bij brief van 28 oktober 2015 heeft de AVB-verzekeraar van Henitech de in de brieven van 15 september 2015 en 19 oktober 2015 van Crawford gestelde verwijten weersproken, betwist dat er een causaal verband is tussen deze verwijten en de ontstane schade, en de aansprakelijkheid van Henitech afgewezen.
2.21.
Op 26 november 2015 heeft Dekra in een schriftelijke reactie op de brief van 28 oktober 2015 van de AVB-verzekeraar van Henitech aanvullend onder meer gemeld:
“(…) Er is gezamenlijk onderzoek gedaan aan de restanten en gezamenlijk zijn de foto’s en filmpjes bekeken en besproken om tot een totaalbeeld te komen. Hierna zijn verschillende hypotheses overwogen, die in het rapport van Dekra zijn weergegeven en zijn getoetst aan de gezamenlijk vastgestelde feiten. Hierbij bleek slechts één van de hypotheses overeen te komen met alle beschikbare gegevens. Deze werkwijze is uitgevoerd in overeenstemming met de aanpak die gebruikelijk en ook voorgeschreven is voor brandonderzoek.
Alle ervaring en kennis van deze groep van professionele onderzoekers is gebruikt bij dit onderzoek. Geen van hen heeft nog een andere dan de behandelde hypotheses aangedragen.
(…)
Onderzoek aan de restanten door Dekra bij I-Tek heeft geen inzicht verschaft over het moment waarop deze schade aan de kabel is ontstaan. Gorpa heeft echter op locatie in de Arena onderzoek uitgevoerd, en verklaart dat de schade aan de kabel niet opgetreden kan zijn tijdens of na de brand. Zie het bijgevoegde rapport 150101PD RK A, dd. 26 november 2015 van Gorpa.
(…)
Algemeen
In de brief van ASR wordt een beeld geschetst dat het onderzoek niet heeft geleid tot een concrete uitkomst. Het tegendeel is echter waar. Alle mogelijke oorzaken zijn zorgvuldig en evenwichtig overwogen, en dit heeft tot de volgende conclusie geleidt (pag 31 Dekra rapport):
(…)
Geen enkele andere mogelijke oorzaak bleek in overeenstemming te zijn met de bevindingen. Op grond hiervan is geen andere conclusie te trekken dan de volgende:
Alle sporen en bevindingen duiden erop dat de brand is veroorzaakt door een initiële mechanische beschadiging van de kabel.
2.22.
Op 26 november 2015 heeft Gorpa aanvullend gerapporteerd aan Dekra:
“Naar mening van rapporteurs heeft de kabel tijdens en na de brand geen mechanische schade door voertuigen kunnen oplopen. Dit wel om de volgende redenen:
  • (…) Door de geringe breedte van de gracht (…) en de enorme hittestraling van de brand in de vrachtwagen/oplegger combinatie zijn de brandweervoertuigen niet in het stuk van de gracht geweest waar de kabel neergelegd was. (afbeelding 1)
  • Na de brand is op 6 januari 2015 het deel van de gracht waar de vrachtwagen/oplegger combinatie stond met linten afgezet zodat niemand dat deel van de gracht kon betreden.
  • (…)
  • Door rapporteur werd de plaats van onderzoek op 6 januari 2015 nog aangetroffen zoals deze door de brandweer werd achtergelaten.
  • (…)
  • Tijdens het onderzoek op 6 januari 2015 lag onderhavige kabel onder een aantal brandresten. Nergens op de brandresten, die boven op de kabel lagen, werden af- of indrukken waargenomen die er op zouden kunnen duiden dat er na de brand een voertuig over deze brandresten c.q. de kabel heen is gereden. (afbeelding 2 tot en met 7)
2.23.
Met een brief van 4 januari 2016 heeft de AVB-verzekeraar van Henitech de regresvordering van Crawford namens de Verzekeraars afgewezen, omdat de oorzaak van de brand en het onrechtmatig handelen van Henitech niet vaststaan.
2.24.
Op 20 februari 2017 heeft Clensch op verzoek van de AVB-verzekeraar van Henitech een beoordeling van het rapport van Gorpa opgesteld, waarin is opgenomen:
“Primair van belang is de conclusie van Gorpa dat de dikke kabel van haspel 2, dat is de haspel met een aderdoorsnede van 2,5 mm² en een theoretische lengte van maximaal 33 meter, die enerzijds was aangesloten op kabelhaspel 1 en anderzijds op de voeding van de oplegger, gebrekkig is geweest met een kortsluiting tussen de aders (fase en nul en/of fase en aarde) tot gevolg. Uit de gerapporteerde waarnemingen blijkt echter dat deze kortsluitingen secundaire beschadigingen moeten zijn en dat de inleidende brandoorzaak of in de elektrische installatie van de oplegger of in de elektrische installatie van Arena moet worden gezocht. Er is een gebrek in de interne bedrading van de kabelhaspel vastgesteld die een factor bij het ontstaan van de brand kan zijn geweest. (…)
Conclusie
Aangezien vastgesteld is dat een kroonsteentje in de aardleider is gesmolten staat vast dat de eerste elektrische fout zich in de op kabelhaspel 2 aangesloten installatie (de oplegger inclusief de aansluitkabel) heeft voorgedaan. Wat deze fout precies behelsde en hoe en/of wanneer deze is opgetreden kan vanwege de mate van destructie, niet meer worden achterhaald. Door deze fout is een stroom in de aardleider gaan lopen. Deze fout zou op zich niet mogen resulteren in een brand. Echter door een slechte verbinding in het kroonsteentje van de aardleider in de haspel van kabelhaspel 2 is in dit kroonsteentje, als gevolg van de stroom in de aardleider, grote hitte ontstaan. Deze hitte zou zeer wel de brand hebben kunnen ontsteken.
De op een bewakingsvideo tijdens de brand gesignaleerde lichtflitsen kunnen worden verklaard uit kortsluiting die in de dikke kabel van kabelhaspel 2 die als gevolg van aantasting van de isolatie door de brand ontstonden. De aangetroffen sporen van kortsluiting in de dikke kabel van kabelhaspel 2 zijn secundaire beschadigingen en hebben met het ontstaan van de brand niets van doen.”
2.25.
Op 27 december 2017 is ten overstaan van [de notaris] te [plaats] een akte van fusie gepasseerd, waarbij Fieldturf als verdwijnende vennootschap is opgegaan in Tarkett Sports B.V. en waarbij Tarkett Sports B.V. in alle rechten en verplichtingen van Fieldturf is getreden.

3.Het geschil

in de hoofdzaak

3.1.
Stadion Amsterdam c.s. vordert – voor zover de wet toelaat uitvoerbaar bij voorraad – hoofdelijke veroordeling van Henitech c.s.
- tot betaling van een hoofdsom van € 25.000,- aan Amsterdam Arena;
  • tot betaling van een hoofdsom van € 581.232,- aan Verzekeraars;
  • tot betaling van € 37.133,14 ter zake van buitengerechtelijke kosten aan Verzekeraars,
een en ander vermeerderd met wettelijke rente en de kosten van de procedure, vermeerderd met rente en nakosten.
3.2.
Stadion Amsterdam c.s. legt aan de vordering ten grondslag dat Henitech bij de uitvoering van de werkzaamheden onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig heeft gehandeld. Hiervoor wordt Fieldturf aansprakelijk gehouden op grond van de algemene inkoopvoorwaarden van Stadion Amsterdam C.V. en op grond van artikel 6:76 juncto artikel 6:74 Burgerlijk Wetboek (BW). Op basis hiervan is Fieldturf als hoofdaannemer verantwoordelijk voor het onrechtmatig handelen van de onderaannemer Henitech.
3.3.
Henitech en Fieldturf voeren afzonderlijk verweer.
Henitech stelt dat er geen overeenstemming bestaat over de oorzaak van de brand. Bovendien betwist Henitech dat zij als onderaannemer aansprakelijk is jegens Stadion Amsterdam c.s. omdat van een onrechtmatige veronachtzaming van het belang van een derde bij een correcte nakoming van de overeenkomst met Fieldturf geen sprake is. Ook overigens is er volgens Henitech niet onrechtmatig gehandeld. Henitech betwist voorts de omvang van de gevorderde schade, en stelt dat sprake is van eigen schuld.
3.4.
Fieldturf betwist dat de Inkoopvoorwaarden van Stadion Amsterdam C.V. op de overeenkomst met Amsterdam Arena van toepassing zijn, zodat daaruit geen aansprakelijkheid kan volgen. Fieldturf betwist voorts de aansprakelijkheid als hoofdaannemer voor het onrechtmatig handelen van de onderaannemer, op grond van artikel 6:76 juncto artikel 6:74 BW. Enerzijds omdat de algemene voorwaarden van Fieldturf die aansprakelijkheid uitsluiten. Anderzijds omdat niet is komen vast te staan dat Henitech een toerekenbare fout heeft gemaakt, waarvoor Fieldturf aansprakelijk zou zijn. Ook stelt Fieldturf dat de Bedrijfsregeling Brandregres (2014) in de weg staat aan regres door de Verzekeraars, omdat niet is komen vast te staan dat de vermeende aansprakelijkheid van Henitech verband houdt met onzorgvuldig handelen of nalaten. Ten slotte stelt Fieldturf dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een hoofdelijke aansprakelijkheid in de gegeven omstandigheden onaanvaardbaar is.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in de vrijwaringszaak
3.6.
Fieldturf vordert - samengevat - dat Henitech wordt veroordeeld om aan Fieldturf te betalen al hetgeen waartoe Fieldturf in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld, inclusief de proceskosten van de hoofdzaak, met veroordeling van Henitech in de kosten van de vrijwaring, vermeerderd met nakosten en wettelijke rente.
3.7.
Henitech voert verweer.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in de hoofdzaak

4.1.
De vraag die voorligt en waarover de rechtbank eerst zal oordelen, is of de brand is veroorzaakt door verwijtbaar onzorgvuldig handelen van Henitech in de uitvoering van de werkzaamheden als onderaannemer. Stadion Amsterdam c.s. betoogt dat in het door de experts in gezamenlijkheid ingestelde onderzoek is vastgesteld dat de brand is ontstaan op de plaats waar de dikke kabel van Henitech afgerold onder de trekker/oplegger lag. Tevens is vastgesteld dat de beide in serie geschakelde afgerolde en gebruikte kabels forse mechanische beschadigingen vertoonden. Stadion Amsterdam c.s. stelt dat die beschadigingen al aanwezig waren vóór de brand. Op basis van het uitgevoerde onderzoek komt Dekra tot de conclusie dat een beschadiging van de dikke kabel tot lokale oververhitting heeft geleid en de brand heeft veroorzaakt. Deze conclusie is overgenomen door Verzekeraars. Stadion Amsterdam c.s. stelt dat het gebruik van de beschadigde kabels is aan te merken als toerekenbaar onzorgvuldig handelen van Henitech. Het verwijtbaar onzorgvuldig handelen wordt door Stadion Amsterdam c.s. gebaseerd op het feit dat ondeugdelijke, mechanisch beschadigde kabels zijn gebruikt, die onder spanning ’s nachts onbeheerd zijn achtergelaten. Gebruik van een beschadigde kabel levert een groot brandrisico op. Henitech heeft voor gebruik onvoldoende controle op beschadiging van de kabels uitgevoerd. Het onzorgvuldig handelen van Henitech wordt bevestigd door de wijze waarop de dunne kabel onbeschermd dwars over de rijloper was uitgerold, zodat daarover heen kon worden gereden. Dergelijk onbeschermd gebruik is in strijd met de geldende NEN normen en geeft blijk van gebrek aan de in acht te nemen veiligheid, aldus Stadion Amsterdam c.s.
4.2.
Henitech betwist dat onzorgvuldig is gehandeld, zoals door Stadion Amsterdam c.s. wordt geschetst. Voorts betoogt Henitech dat het uitgevoerde onderzoek niet concludent is en bovendien aspecten ten onrechte onbehandeld laat. Henitech verwijst naar het onderzoek en rapport van Biesboer, dat in opdracht van de AVB-verzekeraar is uitgevoerd en betwist uitdrukkelijk dat er tussen de bij het onderzoek betrokken experts overeenstemming bestaat over de daadwerkelijke vaststelling van de oorzaak van de brand. Henitech voert aan dat de conclusies in de zijdens Verzekeraars opgemaakte rapportages mede zijn gebaseerd op aannames en hypotheses. Volgens Henitech heeft Dekra in het rapport van 17 maart 2015 niet onderbouwd dat en waarom een beschadiging van de dikke kabel al aanwezig was voor de brand en evenmin dat deze beschadiging als brandoorzaak moet worden aangemerkt. Aan de hand van het rapport van Clensch, die de rapportages van Verzekeraars heeft geanalyseerd, betoogt Henitech voorts dat het uitgevoerde onderzoek niet volledig is en de brandoorzaak niet vaststaat.
4.3.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de stukken wordt afgeleid dat na de brand op 6 en 7 januari 2015 onderzoek ter plaatse is uitgevoerd door Gorpa (namens Verzekeraars), I-Tek (namens de trekker/opleggercombinatie) en ook Biesboer (namens Henitech). Bij het onderzoek ter plaatse zijn foto’s gemaakt en resten van onder meer kabels en haspels veiliggesteld voor technisch onderzoek. Het technisch onderzoek heeft plaatsgevonden in het bijzijn van dezelfde genoemde partijen bij I-Tek. Op verzoek van Gorpa was daarbij ook Dekra aanwezig in verband met de elektrotechnische expertise, evenals EMN (namens de fabrikant van de kabelhaspels).
Ontstaanslocatie van de brand
4.4.
De rechtbank stelt vast dat kan worden aangenomen dat de brand is ontstaan aan de rechterzijkant van de oplegger, ter hoogte van de plaats waar de oplegger op de achteras van de trekker is gekoppeld. Deze conclusie is neergelegd in de verschillende rapportages en is gebaseerd op de beschikbare beelden en foto’s, de verzamelde informatie, de aangetroffen situatie ter plaatse na de brand en het uitgevoerde technisch onderzoek. Uit de beschreven situatie leidt de rechtbank af dat op die plek een kabelhaspel aanwezig was met daarbij de overtollige lengte van een afgerolde kabel van 2,5 mm² dikte (dikke kabel), op een hoop bij elkaar op de grond.
4.5.
In het rapport van Dekra van 17 maart 2015 staat genoteerd dat “gezamenlijk geconcludeerd” is dat de brand is ontstaan aan de rechterkant van de oplegger, “binnen of in de directe nabijheid van de uitgerolde haspel die zich op de grond bevond.” De rechtbank neemt in aanmerking dat Biesboer in het rapport van 6 augustus 2015 als conclusie vermeldt dat “vanwege de plaatselijk grote mate van destructie de exacte ontstaansplaats en/of brandoorzaak niet kon worden vastgesteld.” De rechtbank leidt uit deze conclusies af, dat de locatie waar de brand is ontstaan als zodanig wel in gezamenlijkheid is vastgesteld, maar dat niet met zekerheid is kunnen worden vastgesteld waardoor de brand op die locatie exact is ontstaan. De afsluitende conclusie in het rapport van Gorpa van 15 april 2015 dat de brand is ontstaan “in de daar aanwezige kabelhaspel”, maakt dat niet anders nu deze conclusie is gebaseerd op de bevindingen van Dekra terwijl Biesboer daarbij een kanttekening heeft geplaatst.
Oorzaak van de brand
4.6.
Stadion Amsterdam c.s. stelt zich op het standpunt dat de brand is veroorzaakt door een mechanische beschadiging van de dikke kabel. Zij baseert zich daarbij op het onderzoek en de conclusies in het rapport van Dekra van 17 maart 2015. Aan de hand van de bevindingen van het technisch onderzoek heeft Dekra een viertal mogelijke oorzaken overwogen en getoetst en daarbij is de mechanische beschadiging als enige potentiële oorzaak geduid. Er zijn beschadigingen aan de dikke kabel geconstateerd die hebben geleid tot lokale oververhitting met brand als gevolg. De oververhitting is ontstaan door sluiting tussen de aders en/of sluiting tussen de geleiders in de dikke kabel, als gevolg van beschadiging in de isolatie van de aders, aldus het rapport van Dekra.
4.7.
Henitech werpt tegen dat het onderzoek naar de oorzaak van de brand niet volledig is geweest, omdat een aantal belangrijke onderdelen, zoals sporen op de gebruikte wandcontactdoos en de elektrische installatie van het stadion, niet nader zijn onderzocht. Daarnaast zijn er ook sporen die erop duiden dat de brand is ontstaan in het kroonsteentje van de haspel. Henitech baseert zich daarbij enerzijds op het rapport van Biesboer van 6 augustus 2015 waarin wordt geconcludeerd dat de mate van destructie binnen het ontstaansgebied van de brand zodanig was, dat niet kon worden vastgesteld of de aangetroffen sporen van sluiting in de dikke kabel als oorzaak of als gevolg van de brand moeten worden geduid. Anderzijds verwijst Henitech naar het rapport van Clensch van 20 februari 2017 waarin wordt geconcludeerd dat een elektrische fout in de haspel ervoor heeft gezorgd dat grote hitte in het kroonsteentje is ontstaan, wat waarschijnlijk heeft geleid tot brand.
4.8.
De rechtbank overweegt dat Dekra in de nadere rapportage van 26 november 2015 uitdrukkelijk heeft weergegeven op welke wijze het gezamenlijk onderzoek is uitgevoerd. Onweersproken is dat de werkwijze is uitgevoerd in overeenstemming met de aanpak die gebruikelijk en voorgeschreven is bij brandonderzoek. De kennis en ervaring van alle aanwezigen bij het technisch onderzoek op 14 januari 2015 – onder wie Biesboer namens Henitech – is daarbij gebruikt en niemand heeft nog andere dan de behandelde hypotheses aangedragen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het onderzoek voldoende deugdelijk en volledig is uitgevoerd. De rechtbank gaat daarmee voorbij aan het betoog van Henitech dat ten onrechte de elektrische voorzieningen in het stadion niet in het onderzoek zijn betrokken. Indien en voor zover daaraan belang werd gehecht, had het op de weg van Henitech gelegen dit element te betrekken in het gezamenlijke onderzoek dat mede door Biesboer namens Henitech is uitgevoerd.
4.9.
Een en ander laat onverlet dat aan de resultaten van het gezamenlijk uitgevoerde onderzoek verschillende conclusies kunnen en worden verbonden. De rechtbank neemt hier in aanmerking dat zowel Dekra als Biesboer vaststellen dat binnen het ontstaansgebied van de brand niet is gebleken van een andere al dan niet technische oorzaak, behalve een mogelijke brandoorzaak (elektrisch technisch mankement) in de kabelhaspel en/of de verbinding en aansluiting op de stekeraansluiting (buitenaansluiting van de oplegger). Niettemin leiden de bevindingen tot verschillende conclusies: Dekra komt tot de conclusie dat de oorzaak van de brand is gelegen in een mechanische beschadiging van de dikke kabel, waardoor sluiting is ontstaan en lokale oververhitting, waar Biesboer de mogelijkheid openhoudt dat de sluiting in de bedrading van de kabel een gevolg zou kunnen zijn van de brand. Daarbij hecht Biesboer aan het gegeven dat de mate van destructie aan een zekere vaststelling van de brandoorzaak in de weg staat.
4.10.
De rechtbank overweegt dat Dekra in het rapport van 17 maart 2015 vermeldt dat de restanten van de kroonsteen in de restanten van de kabelhaspel niet volledig zijn onderzocht, omdat de derde kroonsteenverbinding is samengesmolten met delen van de haspel in een klomp aluminium en niet kon worden onderzocht. De hypothese dat het kroonsteentje in de haspel (hypothese 1) heeft gefaald en als oorzaak van de brand kan worden aangemerkt, is echter wel opgenomen in het onderzoek, is getoetst en vervolgens verworpen. Daartoe heeft Dekra aangevoerd dat op zichzelf een slechte verbinding in het kroonsteentje tot een verhoogde temperatuur kan leiden. Voor wat betreft de versmolten tweede kroonsteenverbinding wordt vermeld dat dit een aardverbinding was en geen stroom voert, tenzij er sprake is van een foutsituatie. Dekra onderkent dat de afwezige derde kroonsteenverbinding oververhit kan zijn geraakt door stroomdoorvoer. Dekra stelt echter dat de oververhitting van de kroonsteen binnen in de haspel niet van buiten zichtbaar is, en overigens de stroombelasting zodanig laag was, dat daardoor geen brand kan zijn veroorzaakt. Daarom kan de kroonsteen in de haspel volgens Dekra niet als oorzaak van de brand worden aangenomen.
4.11.
In het rapport van Clensch van 20 februari 2017 wordt aan de hand van het gegeven dat de aardverbinding van de kroonsteen is versmolten, geconcludeerd dat er sprake moet zijn geweest van een elektrische fout in de op de kabelhaspel aangesloten installatie, waardoor de aardverbinding stroom is gaan voeren en oververhitting is ontstaan. Vervolgens is door de hitte van de brand de isolatie van de dikke kabel aangetast waardoor de sluitingen zijn veroorzaakt, die op de beelden te zien zijn als kortdurende lichtflitsen. Aldus de rapportage van Clensch.
4.12.
De rechtbank constateert dat Dekra bij de verwerping van de hypothese van de kroonsteenverbinding in de haspel als oorzaak van de brand de aanname doet dat geen sprake is van een foutsituatie bij de aardverbinding. Clensch daarentegen gaat uit van de vooronderstelling dat er sprake moet zijn geweest van een foutsituatie, als gevolg waarvan de kroonsteenverbinding is versmolten. De rechtbank overweegt dat gelet op de gedane aannames niet met zekerheid kan worden vastgesteld wat de oorzaak van de destructie van de kroonsteenverbinding in de haspel is geweest. Wat uit de foto’s en beelden wel kan worden afgeleid en vaststaat, is dat er kortdurende lichtflitsen te zien zijn die vooraf gaan aan de vlammen van de brand. Zowel Dekra als Clensch hebben deze zichtbare lichtflitsen geduid als sluitingen in de dikke kabel. De rechtbank volgt Dekra in het argument dat een eventuele sluiting in de kroonsteenverbinding binnen in de haspel niet zichtbaar kan zijn geweest als lichtflits. Alhoewel niet met absolute zekerheid is vastgesteld dat de destructie in de kroonsteenverbinding van de haspel het gevolg en niet de oorzaak van de brand is en evenmin dat dus de sluitingen in de dikke kabel de oorzaak van de brand zijn, is naar het oordeel van de rechtbank met een voldoende mate van aannemelijkheid komen vast te staan dat de sluitingen in de dikke kabel hebben geleid tot zodanige oververhitting, dat daaruit brand is ontstaan.
Defecte kabel
4.13.
Het gegeven dat sluitingen in de dikke kabel tot oververhitting en uiteindelijk tot brand hebben geleid, maakt dat in zoverre sprake is geweest van een defecte, beschadigde kabel. Daarmee is echter de aard van de beschadiging niet vastgesteld, waardoor die sluitingen in de dikke kabel zijn veroorzaakt. Stadion Amsterdam c.s. betoogt dat Henitech bij de uitvoering van de werkzaamheden gebruik heeft gemaakt van twee in serie geschakelde mechanisch beschadigde kabels. In de visie van Stadion Amsterdam c.s. heeft met name de mechanische beschadiging aan de dikke kabel geleid tot lokale oververhitting met brand als gevolg. Zij baseert zich hiervoor op de rapportages en conclusies van Gorpa en Dekra. Ter onderbouwing van de stelling dat de kabels al beschadigd waren voor de brand wordt verwezen naar enkele in het rapport van Dekra van 17 maart 2015 opgenomen foto’s (foto 6 en foto 14) van beschadigingen die na de brand zijn aangetroffen in onverbrande delen van beide kabels. In een aanvullend rapport van Gorpa van 26 november 2015 is uitdrukkelijk de mogelijkheid uitgesloten dat de beschadiging van de kabels na de brand zou kunnen zijn veroorzaakt door de brandweer.
4.14.
Henitech bestrijdt dat zij gebruik heeft gemaakt van beschadigde kabels. Ter onderbouwing verwijst zij naar het rapport van Biesboer van 6 augustus 2015 en de daarbij gevoegde verklaringen van [A] en [B] . Henitech stelt dat gezien de plaatselijk grote mate van destructie technisch niet is vast te stellen dat de dikke kabel voorafgaand aan de brand al beschadigd was. In het rapport van Gorpa van 15 april 2015 wordt de conclusie dat beschadigde kabels zijn gebruikt gebaseerd op een tweetal foto’s, waarop de kabels deels zijn bedekt met brandresten. Op de foto’s is echter geen totaalbeeld van de volledige dikke kabel te zien, zodat deze foto’s die conclusie niet kunnen dragen, aldus Henitech. Voorts stelt Henitech dat na de brand de kabels op andere plaatsen zijn aangetroffen dan waar deze voor de brand zijn afgerold en in gebruik zijn genomen, terwijl op de foto’s niet is vastgelegd in welke situatie de kabelrestanten zijn aangetroffen. Met betrekking tot het rapport van Dekra en de daarin opgenomen foto van een ernstige beschadiging aan de dikke kabel (foto 14) stelt Henitech dat de herkomst van dit deel van de dikke kabel niet duidelijk is. Overigens acht Henitech het onmogelijk dat een dergelijke beschadiging niet zou zijn opgevallen bij het afrollen van de kabelhaspel.
4.15.
De rechtbank overweegt dat in het rapport van Gorpa van 15 april 2015 is opgenomen dat bij het tactisch onderzoek op 6 en 7 januari 2015 verschillende smeltparels op de dikke kabel werden aangetroffen waarvan niet ter plaatse kon worden bepaald of die ten gevolge van de brand waren ontstaan dan wel door een overgangsweerstand of sluiting waren veroorzaakt. In het rapport van Dekra van 17 maart 2015 is met betrekking tot het onderzoek van de restanten van de dikke kabel vermeld dat de aders van de verbrande kabel sterk zijn getwist, maar dat de oorzaak daarvan onbekend is. Ook is vermeld dat tussen de aders sluiting is opgetreden, waarbij alle drie de aders doorgesmolten zijn. Ten aanzien van de ernstige mechanische beschadiging in het niet-verbrande deel van de dikke kabel (foto 14) schrijft Dekra dat niet is vastgesteld op welke manier en ook niet op welk tijdstip – voor, tijdens of na de brand – die beschadiging is ontstaan. Bij de hypothese dat een defect aan de kabel de brand heeft veroorzaakt, stelt Dekra dat als gevolg van eerdere beschadigingen - “mogelijk door overrijden” - de kabel zodanig is gedegradeerd dat er lokale oververhitting is ontstaan, met brand als gevolg. De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat het defect in de dikke kabel erin bestaat dat de aders sluiting hebben veroorzaakt. Verder begrijpt de rechtbank de hiervoor genoemde passages in het rapport van Dekra aldus, dat echter niet kon worden vastgesteld (i) dat die sluiting door een mechanische beschadiging is veroorzaakt, (ii) op welk moment de aangetroffen beschadigde kabel is beschadigd (voor, tijdens of na de brand) en (iii) door welke oorzaak (mogelijk door overrijden) de kabel is beschadigd.
4.16.
De rechtbank leidt hieruit af dat Dekra in het rapport van 17 maart 2015 uitdrukkelijk de mogelijkheid heeft opengelaten dat de sluiting in de dikke kabel is veroorzaakt door iets anders dan een mechanische beschadiging van de kabel. De rechtbank overweegt dat een zodanige mechanische beschadiging van de dikke kabel, dat deze sluiting heeft veroorzaakt, niet is vastgesteld. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat uit de rapportages van Dekra en Gorpa niet blijkt op welke plek de betreffende kabelrestanten en de op de foto’s getoonde mechanisch beschadigde kabels zijn aangetroffen. De foto’s die in het aanvullend rapport van Gorpa van 26 november 2015 zijn opgenomen geven daarover onvoldoende duidelijkheid. Niet uitgesloten is, zoals Henitech betoogt, dat de situatie ter plekke is ‘geroerd’ en kabels op andere plaatsen en in andere posities zijn aangetroffen na de brand. De rechtbank overweegt voorts dat Stadion Amsterdam c.s. de betreffende foto’s in het aanvullend rapport van Gorpa van 26 november 2015 met name heeft aangedragen als onderbouwing voor haar stelling dat de beschadiging van de dikke kabel al aanwezig was vóór de brand, omdat geen sporen zijn aangetroffen die erop duiden dat na de brand met een voertuig over de kabel is heengereden. De rechtbank is van oordeel dat de situatieschets op deze foto’s slechts de conclusie rechtvaardigt dat nadien niet over het betreffende stuk kabel is heengereden. Uit de situatieschets kan op geen enkele wijze worden afgeleid dat de beschadiging van de kabel al aanwezig was vóórdat de brand uitbrak. Bovendien geldt dat niet is vastgesteld dat een eventuele bestaande beschadiging het gevolg is van het overrijden van de kabel met een voertuig. In het rapport van Dekra van 17 maart 2015 wordt dit immers slechts als mogelijkheid verondersteld. De rechtbank is dan ook van oordeel dat Stadion Amsterdam c.s. onvoldoende heeft onderbouwd dat de op de foto’s getoonde beschadigingen van de kabels al aanwezig waren vóór de brand.
4.17.
De rechtbank is voorts van oordeel dat Stadion Amsterdam c.s. ook overigens onvoldoende concrete aanknopingspunten heeft aangedragen voor de conclusie dat Henitech bij de werkzaamheden in het stadion zichtbaar mechanisch beschadigde kabels heeft gebruikt. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat [A] namens Henitech tegenover Gorpa heeft verklaard, dat zij verschillende haspels bij zich hebben, de kabelhaspels nooit oud zijn en regelmatig worden vernieuwd. Ook [B] heeft namens Henitech tegenover Biesboer verklaard dat de kabelhaspels regelmatig worden vervangen. Hij heeft verklaard dat het gebruikelijk is in de wintermaanden het materiaal te controleren en te onderhouden en dat actie wordt ondernomen als onregelmatigheden en/of beschadigingen worden geconstateerd. Dat kan betekenen dat een kabel wordt ingekort of dat de kabel wordt weggegooid en vervangen. Met betrekking tot de dikke kabel heeft [B] voorts verklaard dat deze kabelhaspel in augustus 2014 is gekocht. Bij het uitrollen en neerleggen van de kabels heeft hij geen beschadigingen opgemerkt. [B] heeft ten slotte verklaard niet op de hoogte te zijn van een eventueel gevaar van het op elkaar aansluiten van twee kabels over een grote afstand, maar wel altijd de kabels helemaal af te rollen van de haspel, overeenkomstig het voorschrift op de kabelhaspel. De rechtbank leidt uit deze verklaringen af, dat Henitech zich rekenschap geeft van de deugdelijkheid van de materialen die worden gebruikt. De rechtbank volgt Henitech in haar stellingname dat de forse beschadiging van de dikke kabel zoals getoond op de foto (foto 14), bij een dergelijke handelswijze en praktijk door haar niet over het hoofd zou zijn gezien. De rechtbank ziet geen aanleiding aan de juistheid van de afgelegde verklaringen van [B] en [A] te twijfelen. In de rapporten van Dekra en Gorpa wordt gewag gemaakt van het feit dat een van de twee gebruikte kabels, de 1,5 mm² kabel (dunne kabel) fors was ingekort waarbij een nieuwe stekker was aangezet. Het inkorten van de dunne kabel bevestigt naar het oordeel van de rechtbank dat Henitech kabelhaspels daadwerkelijk controleert en actie onderneemt als onregelmatigheden worden geconstateerd. De aanschafdatum van de gebruikte dikke kabel bevestigt voorts de verklaring dat kabelhaspels regelmatig worden vervangen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Stadion Amsterdam c.s. dan ook onvoldoende feitelijk onderbouwd dat Henitech in de gegeven situatie gebruik heeft gemaakt van ondeugdelijke, beschadigde kabels.
4.18.
Stadion Amsterdam c.s. betoogt dat uit het feit dat een forse beschadiging aan de dunne kabel niet is opgevallen blijkt dat Henitech onvoldoende controle heeft uitgeoefend. De rechtbank volgt dit betoog niet. Zoals hiervoor overwogen, is aan de hand van de foto’s niet duidelijk geworden waar de betreffende beschadigde dunne kabel is aangetroffen. Evenmin is overtuigend onderbouwd dat die beschadiging al aanwezig was bij de ingebruikname. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de conclusie in het aanvullend rapport van Gorpa van 26 november 2015 dat tijdens of na de brand geen voertuigen hebben gereden die de beschadiging kunnen hebben veroorzaakt, mede gelet op de foto (foto 14) waaraan gerefereerd wordt, met name ziet op de dikke kabel. Niet uitgesloten is dus dat de dunne kabel is beschadigd als gevolg van het overrijden door de brandweer. Onvoldoende controle van Henitech op de deugdelijkheid van de gebruikte materialen kan hieruit dan ook naar het oordeel van de rechtbank niet worden geconcludeerd.
Aansprakelijkheid Henitech
4.19.
De stelling van Stadion Amsterdam c.s. dat gebruik is gemaakt van defecte, mechanisch beschadigde kabels vindt steun in de na de brand aangetroffen situatie, waarbij de dunne kabel onbeschermd op de vloer lag, dwars over de rijloper. Stadion Amsterdam c.s. betoogt dat Henitech daarmee onvoldoende oog heeft gehad voor de veiligheid en onzorgvuldig heeft gehandeld. Henitech heeft immers zo het risico genomen dat brand kon ontstaan. Aannemelijk is dat Henitech op dezelfde wijze onzorgvuldig is omgegaan met de dikke kabel, waardoor deze kon beschadigen. Vervolgens heeft Henitech onzorgvuldig gehandeld door de kabels niet te controleren bij het verlaten van de werkplaats en de trekker/opleggercombinatie onbeheerd onder spanning achter te laten, aldus nog steeds Stadion Amsterdam c.s.
4.20.
Henitech betwist dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld en voert daartoe het volgende aan. Henitech was niet bekend met het brandgevaar en hoefde dat gevaar ook niet te kennen. Ze is op een gebruikelijke manier te werk gegaan. Het al dan niet aan elkaar koppelen van kabels is afhankelijk van de concrete situatie op de werkplaats. De plek waar de trekker/opleggercombinatie moest worden geparkeerd, is aangewezen door personen die namens Amsterdam Arena in verband met deze opdracht in het stadion aanwezig waren. Het dichtstbijzijnde stroompunt bleek defect, zodat twee kabels in serie geschakeld moesten worden. De wijze waarop zij de dunne kabel hebben uitgelegd was dezelfde als andere uitvoerders ter plaatse kabels gebruikten, aldus Henitech.
4.21.
De rechtbank stelt vast dat de na de brand aangetroffen mechanische beschadigingen aan de dunne kabel niet hebben geleid tot sluiting, plaatselijke oververhitting en/of brand. Hier zijn partijen het op zichzelf ook over eens. Uit het enkele gegeven dat de dunne kabel onbeschermd op de vloer lag, kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet worden afgeleid dat Henitech een zodanig risico van brandgevaar heeft genomen dat zij verwijtbaar onzorgvuldig heeft gehandeld. Anders dan Stadion Amsterdam c.s. betoogt, biedt de geschetste handelswijze van Henitech met betrekking tot de dunne kabel naar het oordeel van de rechtbank voorts geen enkel bewijs voor de stelling dat Henitech (ook) ten aanzien van de dikke kabel onzorgvuldig heeft gehandeld. Daar komt bij dat, zoals hiervoor is overwogen, overtuigende aanwijzingen dat Henitech onvoldoende controle uitgevoerd bij het gebruik van de dikke kabel, ontbreken. Voorts is reeds overwogen dat de aard, plaats, mate en tijdstip van de beschadiging aan de dikke kabel niet onomstotelijk is vastgesteld.
4.22.
Ten aanzien van de stelling van Stadion Amsterdam c.s. dat Henitech voorts onzorgvuldig heeft gehandeld door de kabels onder spanning onbeheerd achter te laten, overweegt de rechtbank als volgt. Uit de verklaringen van [A] en [B] blijkt dat de oplegger is bedoeld als verblijfsruimte op locatie voor de medewerkers tijdens de uitvoering van de werkzaamheden. Ten behoeve van de koelkast en de verlichting wordt de oplegger bij aankomst op locatie dan ook altijd op een stroompunt aangesloten. De rechtbank neemt in aanmerking dat Henitech, gegeven de concrete situatie in het stadion, noodzakelijkerwijs gebruik heeft moeten maken van twee in serie geschakelde kabels. Niet betwist is dat het aan elkaar schakelen van twee kabelhaspels is toegestaan. Gelet op het doel en gebruik van de oplegger en het feit dat de koelkast moet zijn aangesloten, oordeelt de rechtbank het niet onzorgvuldig dat de oplegger bij het verlaten van de werkplaats onder spanning is achtergelaten. Dit geldt temeer daar waar in het rapport van Dekra van 17 maart 2015 bij de verwerping van de hypothese dat het kroonsteentje oorzaak van de brand is geweest, is aangegeven dat de belasting ’s nachts zodanig laag zal zijn geweest dat dit geen brand heeft kunnen veroorzaken.
4.23.
De slotsom van al het voorgaande is dat Stadion Amsterdam c.s. tegenover de gemotiveerde betwisting door Henitech onvoldoende heeft gesteld om te kunnen concluderen dat Henitech bij de uitvoering van haar werkzaamheden verwijtbaar onzorgvuldig heeft gehandeld. Daarom kan niet als vaststaand worden aangenomen dat Henitech onrechtmatig heeft gehandeld jegens Stadion Amsterdam c.s.
4.24.
Bij deze stand van zaken komt de rechtbank niet toe aan een verdere bespreking en beoordeling van de aansprakelijkheid van Fieldturf als hoofdaannemer voor het handelen van Henitech als onderaannemer en de toepasselijkheid van algemene voorwaarden.
4.25.
Stadion Amsterdam c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten, inclusief de kosten in het incident, worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Henitech c.s. worden voor ieder der partijen afzonderlijk begroot op:
voor Fieldturf
- griffierecht € 3.903,00
- salaris advocaat
9.297,00(3,0 punten × tarief € 3.099,00)
Totaal € 13.200,00
voor Henitech
- griffierecht € 3.903,00
- salaris advocaat
6.198,00(2,0 punten × tarief € 3.099,00)
Totaal € 10.101,00
in de vrijwaringszaak
4.26.
Nu in de hoofdzaak de vordering van Stadion Amsterdam c.s. wordt afgewezen, is van een veroordeling van Fieldturf tot betaling van enig bedrag geen sprake. Gelet op die uitkomst in de hoofdzaak moet de vordering van Fieldturf in vrijwaring dan worden afgewezen.
4.27.
Fieldturf zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Henitech, worden begroot op:
- griffierecht € 0,00
- salaris advocaat
3.099,00(1,0 punt × tarief € 3.099,00)
Totaal € 3.099,00

5.De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Stadion Amsterdam c.s. in de kosten van de hoofdzaak en het incident, inclusief de nakosten, aan de zijde van Fieldturf tot op heden begroot op € 13.200,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling, en
aan de zijde van Henitech tot op heden begroot op € 10.101,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart dit vonnis in deze zaak wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de zaak in vrijwaring
5.4.
wijst de vorderingen af,
5.5.
veroordeelt Fieldturf in de proceskosten inclusief de nakosten, aan de zijde van Henitech tot op heden begroot op € 3.099,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.6.
verklaart dit vonnis in deze zaak wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L. Harmsen en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2018.