ECLI:NL:RBDHA:2018:15455
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- A.K. Mireku
- W. Niekel
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Beoordeling van de verantwoordelijkheidscriteria en opvangvoorzieningen in Italië
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 december 2018 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, een alleenstaande vrouw, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze was niet in behandeling genomen omdat Italië volgens de Dublinverordening verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van haar aanvraag. Eiseres verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen om haar overdracht aan Italië te voorkomen, in het licht van recente ontwikkelingen in de Italiaanse asielprocedure.
Tijdens de zitting op 23 november 2018 heeft de rechtbank de argumenten van eiseres gehoord, waaronder haar stelling dat Italië niet langer kan worden beschouwd als een veilige haven voor asielzoekers vanwege een decreet dat op 5 oktober 2018 in werking is getreden. Dit decreet beperkt de toegang tot opvangvoorzieningen voor kwetsbare asielzoekers, wat volgens eiseres een schending van het interstatelijk vertrouwensbeginsel met zich meebrengt. De rechtbank heeft overwogen dat Italië lid is van de EU en dat er in principe van het interstatelijk vertrouwensbeginsel moet worden uitgegaan, maar dat de recente ontwikkelingen in Italië een herbeoordeling vereisen.
De rechtbank concludeert dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat er geen ernstige structurele tekortkomingen zijn in de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Italië. Daarom is het beroep gegrond verklaard en is het bestreden besluit vernietigd. Verweerder is opgedragen om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak van de rechtbank. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die op € 1.503,- zijn vastgesteld. De uitspraak is digitaal ondertekend en bekendgemaakt, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.