ECLI:NL:RBDHA:2018:15444

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2018
Publicatiedatum
27 december 2018
Zaaknummer
C/09/564938 / KG-ZA 18-1304
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op collectieve acties door FNV tegen PostNL in verband met cao-onderhandelingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 december 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen PostNL en de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV). PostNL vorderde een verbod op collectieve acties die door FNV waren aangekondigd in het kader van cao-onderhandelingen. De rechtbank oordeelde dat de door FNV aangekondigde acties onrechtmatig waren, omdat deze zouden leiden tot disproportionele schade en maatschappelijke ontwrichting, vooral gezien de drukke periode van Sinterklaas, Kerst en Nieuwjaar. De rechtbank stelde vast dat de cao-onderhandelingen nog niet waren afgerond en dat de acties niet als ultimum remedium konden worden beschouwd. De vorderingen van PostNL werden toegewezen, en FNV werd verboden om binnen een uur na betekening van het vonnis enige vorm van collectieve actie te organiseren die meer dan een werkonderbreking van 15 minuten per dag behelst, tot en met 6 januari 2019. Tevens werd FNV veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/564938 / KG ZA 18-1304
Vonnis in kort geding van 13 december 2018
in de zaak van

1.POSTNL PAKKETTEN BENELUX B.V. te Hoofddorp,

2. KONINKLIJKE POSTNL B.V.te Den Haag,
3. SORGENTE B.V.te Houten,
eisers,
advocaat mr. J.M. van Slooten te Amsterdam,
tegen:
FEDERATIE NEDERLANDSE VAKBEWEGINGte Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. R. van der Stege te Utrecht.
Eisers sub 1 en 2 worden hierna gezamenlijk aangeduid als ‘PostNL’, eiseres sub 3 als ‘Sorgente’ en eisers sub 1 tot en met 3 gezamenlijk als ‘PostNL c.s.’. Gedaagde zal hierna ‘FNV’ genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 12 december 2018, met producties;
- de op 13 december 2018 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door beide partijen pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Op 13 december 2018 is door middel van een verkort vonnis uitspraak gedaan. Het onderstaande vormt daarvan de uitwerking, die is vastgesteld op 21 december 2018.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
PostNL houdt zich bezig met de bezorging van pakketten en briefpost in (onder meer) Nederland.
2.1.1.
Sorgente is een specialist in medische voeding. Zij maakt voor de verzending van deze voeding aan haar cliënten gebruik van de diensten van PostNL.
2.2.
PostNL heeft met FNV, de Bond van Post Personeel (BVPP), CNV en VHP2 (hierna ook: ‘de vakorganisaties’) de ‘Cao voor PostNL’ gesloten. Deze cao geldt voor een groot deel van de medewerkers binnen PostNL en heeft een looptijd van 1 april 2017 tot en met 31 december 2018. De cao voor PostNL geldt niet voor de bij PostNL werkzame postbezorgers. Voor hen geldt de ‘Cao voor Postbezorgers’, die een looptijd heeft tot en met 30 september 2019.
2.3.
De vakorganisaties hebben schriftelijk aan PostNL te kennen gegeven dat zij vóór 1 januari 2019 tot een nieuwe cao voor PostNL wensen te komen. Daarnaast heeft FNV bij brandbrief van 27 september 2018 een aantal problemen gesignaleerd, waarover naar haar mening reeds voorafgaand aan de cao-onderhandelingen overleg dient te worden gevoerd. Daarbij gaat het om werkdruk gerelateerde problemen, reorganisaties, verslechterende arbeidsomstandigheden en belemmeringen in de uitvoering van het vakbondswerk. PostNL heeft naar aanleiding van deze brandbrief te kennen gegeven dat zij tot overleg hierover bereid is. Tijdens het regulier overleg op 24 oktober 2018 en 23 november 2018 is de brandbriefthematiek besproken.
2.4.
PostNL heeft de vakorganisaties naar aanleiding van hun verzoek om tot een nieuwe cao te komen een voorstel met bespreekpunten toegestuurd, met het verzoek hierop inhoudelijk te reageren. FNV heeft hierop bij brief van 12 november 2018 haar (wijzigings-) voorstellen voor de te sluiten cao voor PostNL aan PostNL toegezonden.
2.5.
Het cao-overleg tussen PostNL en de vakorganisaties is op 14 november 2018 van start gegaan.
2.6.
FNV heeft bij brief van 26 november 2018 aan PostNL bericht dat zij, om te komen tot de gewenste afspraken met betrekking tot zowel de brandbriefthematiek als het door haar gewenste cao-resultaat op arbeidsvoorwaarden, vanaf 1 december 2018 zal overgaan tot enkele georganiseerde collectieve acties in de vorm van kortdurende prikacties.
2.7.
PostNL heeft zich naar aanleiding van de brief van 26 november 2018 bij brief van 29 november 2018 jegens FNV op het standpunt gesteld dat de aangekondigde prikacties, gelet op het stadium waarin het cao-overleg zich bevindt, prematuur zijn. Daarnaast heeft Post NL FNV gewezen op de schade die de aangekondigde acties zullen veroorzaken voor haar klanten, de consumenten en het eigen bedrijf. PostNL heeft FNV verzocht om van de aangekondigde acties af te zien het overleg met PostNL en de andere vakorganisaties op constructieve wijze voort te zetten.
2.8.
FNV heeft PostNL er bij brief van 6 december 2018 onder meer op gewezen dat:
  • in weerwil van een daartoe gestelde deadline nog geen geaccordeerd plan van aanpak voor het verbeteren van de werkdruk van PostNL is ontvangen;
  • geen (schriftelijke) inhoudelijke reactie (inzetbrief) is ontvangen op de bij brief van 12 november 2018 gedane (en nadien mondeling toegelichte) voorstellen;
  • PostNL het overleg van 5 december 2018 heeft afgelast;
en concludeert hieruit dat bij PostNL niet de bereidheid bestaat om vóór 1 januari 2019 te komen tot a) een oplossing voor de in de brandbrief geschetste problematiek en b) een nieuwe cao. FNV heeft PostNL een ultimatum gesteld: PostNL dient vóór 10 december 2018 12.00 uur schriftelijk integraal akkoord te gaan met een aantal eisen, bij gebreke waarvan zal worden overgegaan tot het uitroepen en organiseren van collectieve acties, waaronder stiptheidacties, het weigeren van overwerk, werkonderbrekingen en stakingen voor kortere of langere duur. FNV heeft hierbij de navolgende eisen geformuleerd:
2.9.
De overige vakorganisaties (CNV, BVPP en VHP2) hebben na schorsing van het cao-overleg en raadpleging van hun kaderleden besloten op dit moment geen (prik)acties te voeren. Hierover hebben zij hun leden schriftelijk geïnformeerd en hen daarbij gewezen op de volgende argumenten:
2.10.
PostNL heeft bij brief aan FNV van 10 december 2018 gereageerd op de ultimatumbrief van 6 december 2018. Daarbij heeft zij er – kort gezegd – op gewezen dat
a) de aangekondigde acties zullen plaatsvinden in de voor PostNL drukste periode van het jaar en om die reden zullen leiden tot grote schade voor klanten, consumenten en het eigen bedrijf, b) deze acties niet zullen bijdragen aan een goed cao-resultaat, omdat een deel van de gestelde eisen te vaag is c) deze acties voorbarig zijn omdat de onderhandelingen over de brandbrief en een nieuwe cao nog niet zijn voltooid en d) ten aanzien van de aangekondigde acties geen aanzegtermijn is gehanteerd. PostNL heeft FNV dringend verzocht om in dit stadium af te zien van de aangekondigde acties en het gezamenlijk overleg op 12 december 2018 voort te zetten.
2.11.
PostNL heeft met het oog op het op 12 december 2018 geplande cao-overleg bij brief van 10 december 2018 haar voorstellen voor een nieuwe cao aan de vakorganisaties toegestuurd.
2.12.
FNV heeft naar aanleiding van de brief van PostNL van 10 december 2018 diezelfde dag bij brief aan PostNL bericht dat zij constateert dat door PostNL niet wordt voldaan aan de in de ultimatumbrief gestelde eisen en dat de inhoud van de brief van 10 december 2018 onvoldoende aanknopingspunten biedt om weer in overleg te treden. FNV stelt in deze brief dat haar ultimatum onverkort van kracht blijft en dat tot actie zal worden overgegaan.
2.13.
FNV heeft haar bij PostNL werkzame leden opgeroepen om op 13, 14 en 15 december op diverse locaties te staken, waarbij op 13 december 2018 op het hoofdkantoor van PostNL in Den Haag een petitie met handtekeningen zal worden aangeboden. FNV heeft tot en met 12 december 2018 deelgenomen aan de met FNV gevoerde cao-onderhandelingen.

3.Het geschil

3.1.
PostNL vordert – zakelijk weergegeven – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad
primair:
a. FNV te verbieden om binnen een half uur na de betekening van dit vonnis door te gaan met het in enigerlei vorm, direct of indirect, organiseren, oproepen tot of verlenen van medewerking of steun aan enige vorm van collectieve actie die meer dan een werkonderbreking van 15 minuten per behelst, een en ander voor de duur van de Sinterklaas, Kerst en Nieuwjaarsperiode (SKNJ-periode), derhalve in ieder geval tot 6 januari 2019;
FNV te gebieden om binnen half uur na de betekening van dit vonnis haar leden op te roepen om af te zien van het in enigerlei vorm, direct of indirect, deelnemen aan, organiseren, of steun verlenen aan enige vorm van collectieve actie die meer dan een werkonderbreking van 15 minuten per dag behelst, een en ander voor de duur van de SKNJ-periode, derhalve in ieder geval tot 6 januari 2019;
subsidiair:
FNV te verbieden om binnen een half uur na de betekening van dit vonnis door te gaan met het in enigerlei vorm, direct of indirect, organiseren, oproepen tot of verlenen van medewerking of steun aan enige vorm van collectieve actie die meer dan een werkonderbreking van 15 minuten per dag behelst bij de onderdelen transport, overslag (cross docking), landen van distributie en collectie (sorteren en voorbereiden), zoals onder meer in randnummer 46 van de dagvaarding nader toegelicht, een en ander voor de duur van de SKNJ-periode, derhalve in ieder geval tot 6 januari 2019;
meer subsidiair:
FNV te gebieden om bij iedere collectieve actie een aanzeggingstermijn van 48 uur in acht te nemen;
uiterst subsidiair:
in goede justitie een voorziening te treffen;
zowel primair als (meer) subsidiair:
op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van FNV in de proceskosten alsmede met bepaling dat dit vonnis op alle dagen en uren aan FNV mag worden betekend.
3.2.
Daartoe voert PostNL – samengevat – aan dat de door FNV aangekondigde acties om de volgende redenen onrechtmatig zijn:
1. de acties kunnen niet bijdragen aan het bereiken van een goed cao-resultaat, aangezien de eisen nog onduidelijk en onvoldoende concreet zijn;
2. de acties komen te vroeg omdat partijen nog niet zijn uit onderhandeld;
3. de acties hebben een te grote impact op de belangen van (vooral) derden;
4. FNV heeft geen aanzegtermijn in acht genomen, waardoor de acties ieder moment kunnen plaatsvinden en de schade voor derden nog veel groter zal zijn.
Ad 1)
3.2.1.
Het Europees Sociaal Handvest (ESH) stelt als eis dat de collectieve acties moeten kunnen bijdragen aan een doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen. Aan die eis wordt niet voldaan, omdat de eisen van FNV onvoldoende duidelijk zijn en PostNL bij het accepteren van deze eisen niet weet waaraan zij zich precies committeert.
Ad 2)
3.2.2.
De cao-onderhandelingen, die naar hun aard complex zijn, zijn in feite pas op 12 november 2018 gestart met een gezamenlijke voorstellenbrief, die op 14/15 november 2018 door de vakorganisaties is toegelicht. Daarna is op 23 november 2018 tussen partijen overleg gevoerd. Het overleg op 30 november 2018 stond grotendeels in het teken van de door de FNV aangekondigde prikacties per 26 november 2018. Ook op 11 en 12 december 2018 is nog door FNV en de overige vakorganisaties met PostNL onderhandeld. Per saldo is dus pas kort met de vakorganisaties onderhandeld. Door het grote aantal voorstellen dat op tafel ligt, is thans niet duidelijk wat het effect hiervan is op de beschikbare loonruimte. Daar komt bij dat een aantal van deze voorstellen expliciet is gekoppeld aan verzoeken van FNV tot het door PostNL verstrekken van nadere informatie. In die zin is het aan FNV zelf te wijten dat niet op alle onderdelen sprake is van een concrete eis of reactie. Acties zijn pas zinvol als vaststaat wat partijen eisen en hoever partijen elkaar zijn genaderd. Dat staat niet vast. De andere vakorganisaties hebben dit onderkend, getuige hun standpunt dat het voeren van acties voorbarig is en dat moet worden dooronderhandeld. Door nu tot actievoeren over te gaan, schaadt FNV tevens de belangen van de andere vakorganisaties en hun leden.
Ad 3)
3.2.3.
Miljoenen mensen zijn dagelijks afhankelijk van de bezorging door PostNL van pakketten en briefpost en het logistieke proces van PostNL is in de voor haar drukste periode van het jaar zeer kwetsbaar. Iedere actie waardoor het transport-, distributie- of bezorgproces met meer dan 15 minuten wordt vertraagd, zal er, bij gebreke van mensen en middelen om achterstanden weg te werken, toe leiden dat een deel van de pakketten en briefpost pas na 6 januari 2019 kan worden bezorgd, hetgeen onacceptabel is. Om die reden vordert PostNL een verbod op werkonderbrekingen van meer dan 15 minuten per dag. De aangekondigde acties leiden voor wat betreft het pakkettenbedrijf van PostNL tot schade voor de zakelijke klanten van PostNL, zoals Bol.com, Greetz en Hallmark, en de klanten van deze klanten, aangezien hun pakketten te laat zullen worden bezorgd. PostNL wijst er daarbij op dat stakingen van drie dagen kwalificeren als een zwaar middel. Tot de door PostNL te bestellen pakketten behoren ook pakketten met medische hulpmiddelen, zoals die van Sorgente, voor een kwetsbare groep mensen en de bezorging van deze pakketten kan geen uitstel dulden. Ook de bezorging van deze pakketten zal door de acties worden geraakt, omdat zij niet zijn te onderscheiden van andere pakketten en niet op voorhand om het reguliere systeem heen zijn te leiden. De bezorging van briefpost zal vertraging ondervinden van de aangekondigde acties, met misverstanden, verdriet en onzekerheid voor vele mensen (onder meer eenzame ouderen) als gevolg. PostNL wijst daarbij op de vele Kerst- en Nieuwjaarsgroeten die te laat zullen worden bezorgd, maar ook op rouwpost die niet als zodanig is aangeduid, medische post en de toezending van waardepapieren, tickets en reisvouchers. PostNL stelt dat acties op 13, 14 en 15 december 2018 bij haar zullen leiden tot een aanzienlijke financiële schade, zowel voor wat betreft de pakkettendivisie als de briefpostdivisie.
Ad 4)
3.2.4.
Vanwege de verstrekkende gevolgen die werkonderbrekingen van meer dan 15 minuten per dag zullen hebben, dient FNV voor de door haar geplande acties een aanzegtermijn van minimaal 48 uur in acht te nemen, zodat schadebeperkende maatregelen kunnen worden genomen, vooral gericht op de bescherming van de belangen van derden.
Er is bovendien geen juridische noodzaak om al op 1 januari 2019 een nieuwe cao te hebben gesloten, omdat een nieuwe cao met terugwerkende kracht wordt afgesloten.
3.2.5.
Een beperking van het collectieve actierecht is naar de mening van PostNL naar de maatstaf van artikel G ESH en de in die toets als gezichtspunten te betrekken spelregels gerechtvaardigd, omdat deze beperking vanwege de hiervoor geschetste belangen van derden en de financiële consequenties van de aangekondigde acties maatschappelijk dringend noodzakelijk is.
3.3.
FNV voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
De voorzieningenrechter stelt met inachtneming van de stakingsrechtspraak van de Hoge Raad in het Enerco-arrest (HR 31 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:3077) en het Amsta-arrest (HR 19 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1687) het volgende voorop.
4.1.1.
Het recht van werknemers of de hen vertegenwoordigende vakorganisaties op collectief optreden in gevallen van belangengeschillen, met inbegrip van het stakingsrecht, is neergelegd in artikel 6, aanhef en onder 4, ESH. De strekking van deze bepaling, die volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad in Nederland rechtstreekse werking heeft, is het waarborgen van de doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen. Deze strekking brengt, mede gezien het karakter van dit recht als sociaal grondrecht, mee dat een werknemersorganisatie in beginsel vrij is in de keuze van middelen om haar doel te bereiken.
4.1.2.
Of sprake is van een collectieve actie in de zin van voormelde bepaling uit het ESH wordt vooral bepaald door het antwoord op de vraag of de actie redelijkerwijs kan bijdragen aan de doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen. Het is aan de organisatoren van een collectieve actie (in dit geval FNV) om aannemelijk te maken dat dit het geval is. Indien zij daarin slagen, valt de collectieve actie onder het bereik van artikel 6, aanhef en onder 4, ESH. De uitoefening van het recht op collectief onderhandelen kan dan slechts worden beperkt langs de weg van artikel G ESH, overeenkomstig hetgeen op dat punt in de rechtspraak van de Hoge Raad is aanvaard. Of een collectieve actie van werknemers tijdig tevoren aan de werkgever is aangezegd en of partijen waren uit onderhandeld (ultimum remedium) (de zogenaamde ‘spelregel-toetsing’), vormt thans geen zelfstandige maatstaf meer om te beoordelen of een collectieve actie rechtmatig is. Het ligt op de weg van de werkgever (in dit geval PostNL) of een derde (in dit geval Sorgente), die eisen dat de uitoefening van het recht op collectieve actie in het concrete geval wordt beperkt of uitgesloten, om zodanige feiten en omstandigheden te stellen en aannemelijk te maken, dat een beperking of uitsluiting naar de maatstaf van artikel G ESH gerechtvaardigd is. Dit is slechts het geval indien beperkingen van het recht op collectieve actie maatschappelijk gezien dringend noodzakelijk zijn. Bij de beoordeling van die dringende noodzakelijkheid dient de rechter alle omstandigheden mee te wegen. Daarbij kunnen onder meer van belang zijn de aard en duur van de actie, de verhouding tussen de actie en het daarmee nagestreefde doel, de daardoor veroorzaakte schade aan de belangen van de werkgever of derden en de aard van die belangen en die schade. In dit verband kan ook (onder omstandigheden zelfs beslissende) betekenis toekomen aan het antwoord op de vraag of de hiervoor genoemde spelregels zijn nageleefd.
4.2.
FNV stelt in dit geval haar recht op het voeren van collectieve actie te hebben ingeroepen om te komen tot het door haar gewenste cao-onderhandelingsresultaat. In zoverre heeft de door haar verzonden ultimatumbrief van 6 december 2018 volgens FNV te gelden als een prikkel voor PostNL om te voldoen aan de door haar gestelde eisen. Gelet hierop is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter sprake van een belangengeschil in de zin van artikel 6, aanhef en onder 4, ESH en is voldoende aannemelijk dat de aangekondigde collectieve acties redelijkerwijs kunnen bijdragen aan een doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen. Dit betekent dat de door FNV aangekondigde collectieve acties in beginsel moeten worden aangemerkt als een rechtmatige uitoefening van het sociale grondrecht op collectieve actie.
4.3.
Vervolgens is de vraag of de door PostNL gevorderde beperking van voormeld sociaal grondrecht naar de maatstaf van artikel G ESH gerechtvaardigd is.
4.3.1.
PostNL heeft haar betoog dat een beperking gerechtvaardigd is in hoofdlijnen gestoeld op de stelling dat de collectieve acties zullen leiden tot een disproportionele schade/maatschappelijke ontwrichting en de stelling dat partijen aan de cao-onderhandelingstafel nog (lang) niet waren uit onderhandeld en het voeren van actie op dit moment dus niet als ultimum-remedium kan worden beschouwd. De voorzieningenrechter volgt PostNL in dit betoog.
4.3.2.
Wat betreft de gestelde schade/maatschappelijke ontwrichting staat niet ter discussie dat de geplande collectieve acties plaatsvinden in een periode (de SKNJ-periode) van voor PostNL uitzonderlijke drukte. Onweersproken is immers dat PostNL gedurende die periode 50% meer pakketten en briefpost te verwerken heeft. In zoverre is begrijpelijk dat FNV haar acties juist in die periode van het jaar wenst te voeren, omdat zij in die periode op die manier haar cao-eisen maximaal kracht kan bijzetten. PostNL heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de capaciteit van haar transport-, distributie- en bezorgproces tijdens die periode maximaal wordt benut en dat vertragingen van meer dan 15 minuten per dag in deze processen ertoe zullen leiden dat aanzienlijke achterstanden zullen ontstaan, die tijdens de SKNJ-periode niet kunnen worden weggewerkt. Collectieve acties in de SKNJ-periode zullen er dus toe leiden dat een niet onaanzienlijk deel van de in die periode aangeboden postpakketten en brievenpost niet tijdig zal worden bezorgd. Daarbij gaat het niet alleen om pakketten en brievenpost die rechtstreeks door consumenten ter bestelling worden aangeboden, maar ook om pakketten en brievenpost die via zakelijke klanten van PostNL worden verstuurd. PostNL heeft brieven in het geding gebracht van haar zakelijke klanten Bol.com, Greetz en Hallmark, waarin deze klanten hun zorgen uiten over de impact van de door FNV aangekondigde acties op hun bedrijfsvoering. Gedurende de SKNJ-periode worden immers door de klanten van deze zakelijke klanten veel cadeaus besteld en kaarten verstuurd. Deze met het oog op de feestdagen gekochte cadeaus en verstuurde kaarten moeten uiteraard tijdig worden bezorgd en die bezorging komt met de acties van FNV in het gedrang. Deze impact is door FNV onvoldoende weersproken, zodat ervan uit moet worden gegaan dat niet alleen de consument maar ook derden door de aangekondigde acties disproportioneel zwaar in hun belangen zullen worden getroffen. Daarnaast hebben PostNL en Sorgente voldoende aannemelijk gemaakt dat een deel van de door PostNL te bezorgen pakketten en brievenpost medische hulpmiddelen en medische correspondentie omvat en dat die bezorging geen uitstel kan dulden. FNV heeft gesteld dat voor de tijdige bezorging dergelijke pakketten en brievenpost voorzieningen kunnen worden getroffen. In het licht van de gemotiveerde betwisting door PostNL van die stelling, is echter thans onvoldoende aannemelijk dat met die voorzieningen een tijdige levering van die pakketten en brievenpost kan worden gewaarborgd. In zoverre moet er dus vanuit worden gegaan dat met de aangekondigde collectieve acties een zeer kwetsbare groep mensen zal worden getroffen. PostNL heeft voorts voldoende aannemelijk gemaakt dat zijzelf door de aangekondigde acties ook een aanzienlijke schade lijdt, die verder strekt dan uitsluitend de SKNJ-periode. Voorstelbaar is immers dat de te late bezorging van een deel van de pakketten en brievenpost gedurende de SKNJ-periode ertoe zal leiden dat in volgende jaren door consumenten en zakelijke klanten minder gebruik zal worden gemaakt van de diensten van PostNL, hetgeen een disproportionele bedrijfsschade tot gevolg zal hebben.
4.3.3.
De door FNV aangekondigde collectieve acties gedurende de SKNJ-periode hebben blijkens het voorgaande aldus dermate ingrijpende (maatschappelijke en financiële) gevolgen, dat een beperking van het sociale grondrecht op collectieve actie gerechtvaardigd is. Een dergelijke beperking is te meer aangewezen, nu PostNL er terecht op heeft gewezen dat de cao-onderhandelingen tussen haar en de vakorganisaties pas vanaf half november 2018 op gang zijn gekomen en de over en weer op tafel gelegde cao-voorstellen op niet-ondergeschikte punten nog onvoldoende zijn uitgewerkt en toegelicht. Thans kan dan ook niet worden gezegd dat een voortzetting van de cao-onderhandelingen niet zou kunnen leiden tot een voor FNV gunstig onderhandelingsresultaat. In zoverre geldt het thans voeren van collectieve actie niet als ultimum remedium. De voorzieningenrechter vindt voor dit oordeel steun in de omstandigheid dat de overige vakorganisaties het voeren van actie op dit moment als voorbarig hebben aangemerkt en het cao-overleg met PostNL wensen voort te zetten, omdat zij vooralsnog voldoende ruimte zien om met PostNL tot een fatsoenlijke cao te komen. Het recht op collectieve actie zal – zoals door PostNL gevorderd – worden opgeschort tot en met 6 januari 2019. Ook na 6 januari 2019 zal, indien aan alle voorwaarden voor het inroepen van het stakingsrecht is voldaan, nog steeds sprake kunnen zijn van een effectieve uitoefening door FNV (en de overige vakorganisaties) van het recht op collectieve actie, omdat ook dan nog in voldoende mate de door FNV gestelde prikkel van een collectieve actie zal uitgaan. Aan PostNL zullen na 6 januari 2019 alleen meer mogelijkheden ter beschikking staan om de gevolgen van collectieve acties op te vangen, met minder extreme gevolgen/schade tot gevolg. Ten overvloede merkt de voorzieningenrechter nog op dat op FNV niet een verplichting rust om behoudens een aanzegging van collectieve acties in een ultimatumbrief iedere collectieve actie formeel (opnieuw) aan te kondigen.
4.3.4.
Een en ander leidt tot toewijzing van de vorderingen van PostNL op de wijze zoals hierna vermeld. Oplegging van de gevorderde dwangsommen, als stimulans tot nakoming van de te geven beslissing, is aangewezen. De op te leggen dwangsommen zullen worden gematigd en gemaximeerd. Tevens is toewijsbaar de vordering van PostNL die ertoe strekt dat haar verlof zal worden verleend tot het op alle dagen en uren betekenen van dit vonnis.
4.4.
FNV zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
- verbiedt FNV om binnen een uur na betekening van dit vonnis door te gaan met het in enigerlei vorm, direct of indirect, organiseren, oproepen tot of verlenen van medewerking of steun aan enige vorm van collectieve actie die meer dan een werkonderbreking van 15 minuten per dag behelst, een en ander voor de duur van de SKNJ-periode, derhalve tot 6 januari 2019;
- gebiedt FNV om binnen een uur na betekening van dit vonnis haar leden op te roepen om af te zien van het in enigerlei vorm, direct of indirect, deelnemen aan, organiseren van of steun verlenen aan enige vorm van collectieve actie die meer dan een werkonderbreking van 15 minuten per dag behelst, een en ander voor de duur van de SKNJ-periode, derhalve tot 6 januari 2019;
- bepaalt dat FNV voor iedere keer dat zij handelt in strijd met het onder het eerste of tweede gedachtestreepje bepaalde een dwangsom verbeurt van € 100.000,- alsmede een dwangsom van € 10.000,- per dag of gedeelte daarvan dat de overtreding geheel of gedeeltelijk voortduurt met een maximum van € 100.000,-;
- verleent aan PostNL c.s. verlof als bedoeld in artikel 64 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dit vonnis op alle dagen en uren aan FNV te laten betekenen;
- veroordeelt FNV in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van PostNL c.s. begroot op € 1.691,79, waarvan € 980,-- aan salaris advocaat, € 626,-- aan griffierecht en
€ 85,79 aan dagvaardingskosten;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Groeneveld-Stubbe en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2018.
mw