ECLI:NL:RBDHA:2018:15429
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het verzoek om schriftelijke bevestiging van opvang aan niet rechtmatig verblijvende vreemdeling
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 21 december 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Ghanese vreemdeling, eiser, en het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder. Eiser had verzocht om een schriftelijke bevestiging van de opvang die hem feitelijk werd verleend. Verweerder heeft dit verzoek niet in behandeling genomen en het bezwaar van eiser tegen deze beslissing niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser feitelijk opvang ontvangt in de tijdelijke opvangvoorziening voor ongedocumenteerden (TOO) in Amsterdam. De rechtbank oordeelt dat het verzoek om schriftelijke bevestiging van de opvang geen rechtens relevante feitelijke handeling is. De rechtbank verwijst naar de Vreemdelingenwet en de Algemene wet bestuursrecht, waarin wordt gesteld dat besluiten over opvang aan niet rechtmatig verblijvende vreemdelingen worden aangemerkt als handelingen die voor bezwaar en beroep vatbaar zijn. Echter, de rechtbank concludeert dat het niet schriftelijk bevestigen van de verleende opvang op zichzelf geen voor bezwaar en beroep vatbare handeling is.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat verweerder het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen vier weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.