ECLI:NL:RBDHA:2018:1539

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 januari 2018
Publicatiedatum
13 februari 2018
Zaaknummer
17/14375
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor Eritrese eiseres op basis van onvoldoende bewijs van identiteit en gezinsband

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 29 januari 2018 uitspraak gedaan in de bodemzaak met zaaknummer AWB 17/14375. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A.A. Hardoar, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. N.E.N. Haverman, dat op 17 augustus 2017 was genomen. Dit besluit betrof de afwijzing van de aanvraag van eiseres voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis, die was ingediend door haar echtgenoot, referent, die een verblijfsvergunning asiel had gekregen.

Tijdens de zitting op 18 december 2017 is het onderzoek gesloten. Eiseres heeft gesteld dat zij de Eritrese nationaliteit bezit en dat zij is geboren op een bepaalde datum, maar heeft geen bewijs kunnen overleggen van haar identiteit of de feitelijke gezinsband met referent. De rechtbank heeft overwogen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in bewijsnood verkeert en dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eiseres haar identiteit niet met officiële documenten heeft aangetoond. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar het Algemeen Ambtsbericht over Eritrea, waaruit blijkt dat identiteitskaarten noodzakelijk zijn voor toegang tot overheidsdiensten.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de enkele stelling van eiseres dat zij op het platteland woont en daarom geen identiteitskaart nodig heeft, onvoldoende is. Eiseres heeft niet aangetoond dat zij nooit een identiteitskaart heeft gehad en heeft ook geen andere pogingen ondernomen om haar identiteit aan te tonen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat verweerder de aanvraag van eiseres terecht heeft afgewezen en dat het beroep ongegrond is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 17/14375
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 29 januari 2018 in de zaak tussen
[naam] , eiseres,
gemachtigde: mr. A.A. Hardoar,
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (en diens rechtsvoorgangers), verweerder,
gemachtigde: mr. N.E.N. Haverman.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 17 augustus 2017 (het bestreden besluit).
De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 18 december 2017. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Tevens waren ter zitting aanwezig [naam referent] (hierna: referent) en T. Tzegai, tolk. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiseres heeft gesteld te zijn geboren op [geboortedatum] en de Eritrese nationaliteit te bezitten. Aan referent, geboren op [geboortedatum referent] en ook van Eritrese nationaliteit, is door verweerder op 6 november 2015 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend. Op 18 december 2015 heeft referent een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis voor eiseres, zijn gestelde echtgenote. Bij besluit van 28 december 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag afgewezen.
2. Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres daartegen ongegrond verklaard. Daarbij heeft verweerder overwogen dat eiseres haar identiteit, noch de feitelijke gezinsband met referent met enig document heeft aangetoond. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij in bewijsnood verkeert.
3. Verweerder heeft bij verweerschrift van 14 december 2017 naar voren gebracht dat de overwegingen betreffende het al dan niet bestaan van een partnerschapsrelatie niet langer worden gehandhaafd vanwege een gewijzigde werkwijze van verweerder. Dat laat volgens verweerder onverlet dat de identiteit van eiseres niet vast is komen te staan en dat geen sprake is van bewijsnood.
4. Op wat eiseres daartegen heeft aangevoerd, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Verweerder heeft terecht gesteld dat eiseres haar identiteit niet met officiële documenten heeft aangetoond. Verweerder heeft in het primaire besluit en de beslissing op het bezwaarschrift verwezen naar het Algemeen Ambtsbericht over Eritrea van juli 2015 van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Hieruit blijkt dat identiteitskaarten in Eritrea nodig zijn om toegang te hebben tot overheidsdiensten en –voorzieningen. Men is vanaf de leeftijd van 18 jaar verplicht om een identiteitskaart te hebben. Begin 2016 is een nieuwe identiteitskaart ingevoerd. De oude identiteitskaarten werden tot februari 2014 afgegeven. Eiseres was reeds in 2011 18 jaar oud. Zij heeft niet met plausibele verklaringen aan de hand van haar persoonlijke omstandigheden aannemelijk gemaakt dat zij nooit een identiteitskaart heeft gehad. De enkele stelling dat zij op het platteland woont en om die reden geen identiteitskaart nodig had of dat het daar niet gebruikelijk is om een identiteitskaart te hebben, is onvoldoende, gelet op de algemene noodzaak om een dergelijk document te bezitten. Dat eiseres in haar huidige situatie lastig alsnog een identificerend document kan regelen, wat daar ook van zij, laat onverlet dat zij niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom zij niet al over een identiteitskaart zou beschikken. Ook heeft eiseres geen pogingen ondernomen haar identiteit op enige andere wijze aannemelijk te maken. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank gelet hierop afdoende gemotiveerd waarom er in het geval van eiseres geen sprake is van bewijsnood. Verweerder heeft dan ook kunnen afzien van het aanbieden van een identificerend gehoor.
6. Verweerder heeft terecht geconcludeerd dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor verlening van een mvv in het kader van nareis en heeft de aanvraag terecht afgewezen.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in tegenwoordigheid van S.A.K. Kurvink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2018.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.