ECLI:NL:RBDHA:2018:1536

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 januari 2018
Publicatiedatum
13 februari 2018
Zaaknummer
NL18.270
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Georgische burger wegens gebrek aan bewijs en veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 januari 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij een burger van Georgië, eiser, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. Eiser stelde dat hij vanwege zijn werkzaamheden voor de Russische ambassade in Georgië in de negatieve belangstelling van de autoriteiten stond. Hij had eerder drie maanden in voorarrest gezeten wegens verdenking van spionage en landverraad. Eiser heeft zijn aanvraag ingediend op 20 december 2017, maar zijn aanvraag werd op 5 januari 2018 afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat Georgië als veilig land van herkomst wordt beschouwd.

Tijdens de zitting op 18 januari 2018 is eiser niet verschenen, terwijl de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid zich wel liet vertegenwoordigen. De rechtbank overwoog dat eiser geen identificerende documenten had overgelegd en dat zijn relaas ongeloofwaardig was. De rechtbank stelde vast dat het aan eiser was om aan te tonen dat hij niet veilig kon terugkeren naar Georgië, maar hij slaagde hier niet in. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigden dat Georgië voldoet aan de wettelijke vereisten als veilig land van herkomst.

De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de asielaanvraag van eiser niet geloofwaardig was en dat de afwijzing van de aanvraag als kennelijk ongegrond gerechtvaardigd was. Eiser kreeg een vertrektermijn en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.270

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 januari 2018 in de zaak tussen

[naam] , eiser,

(gemachtigde: mr. N. van Luijk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. M.A.M. Janssen).

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 5 januari 2018 (het bestreden besluit).
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL18.271, plaatsgevonden op 18 januari 2018. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] en is burger van Georgië. Op 20 december 2017 heeft eiser een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Hieraan heeft hij ten grondslag gelegd dat hij heeft gewerkt voor de Russische ambassade waardoor hij in de negatieve belangstelling is komen te staan van de autoriteiten (het Georgisch Constitutioneel Veiligheidsdepartement). Eiser werd in 2012 verdacht van spionage en landverraad en heeft hiervoor drie maanden in voorarrest gezeten. Toen in 2016 het onderzoek naar eiser werd hervat, hebben kennissen en vrienden van eiser hem geadviseerd om Georgië te verlaten. Dit heeft hij vervolgens in december 2017 gedaan.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond met toepassing van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000, omdat eiser afkomstig is uit een veilig land van herkomst, Georgië. Verweerder acht gelet op het taalprofiel van eiser aannemelijk dat hij burger van Georgië is. Zijn identiteit en herkomst kunnen niet worden vastgesteld, omdat eiser geen enkel identificerend document heeft overgelegd. Verweerder acht verder niet geloofwaardig de gestelde werkzaamheden en de problemen die hij daardoor heeft ondervonden, onder meer omdat eiser dit evenmin met stukken aannemelijk heeft gemaakt. Aan eiser is een vertrektermijn onthouden en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
3. Op wat eiser daartegen heeft aangevoerd, wordt voor zover nodig hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Volgens de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 7 juli 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1838) voldoet de aanwijzing van Georgië als veilig land van herkomst aan de wettelijke vereisten. Gelet daarop bestaat een algemeen rechtsvermoeden dat vreemdelingen uit Georgië geen bescherming nodig hebben. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dat in zijn geval anders is. Daarbij geldt een hoge drempel, zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 14 september 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2474).
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het asielrelaas niet geloofwaardig is. Verweerder heeft daarbij terecht aan eiser tegengeworpen dat hij zijn identiteit en herkomst niet met documenten heeft onderbouwd, terwijl hij stelt dat hij in het bezit is van een Georgische identiteitskaart en deze doelbewust niet heeft meegenomen. Eiser heeft evenmin documenten overgelegd waarmee hij zijn gestelde werkzaamheden en problemen aannemelijk heeft gemaakt. Nu eiser stelt werkzaam te zijn geweest voor de Russische ambassade mag van hem verwacht worden dat hij dit met stukken kan aantonen. Het betoog van eiser dat hij wél beschikt over documenten om zijn identiteit en relaas te onderbouwen, maar dat hem ten onrechte de tijd niet is gegund die stukken vanuit Georgië over te laten komen kan niet slagen. Reeds tijdens zijn gehoor op 2 januari 2018 heeft eiser verklaard dat hij familie heeft gevraagd die stukken op te sturen. Nu eiser die stukken nog niet heeft overgelegd, heeft verweerder het ontbreken van die stukken terecht aan eiser tegengeworpen. Daarbij is van belang dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat die stukken daadwerkelijk zijn opgevraagd. Evenmin heeft eiser toegelicht op welke termijn ze kunnen worden verwacht en bovendien zijn eiser en zijn gemachtigde niet ter zitting verschenen om op dit punt een toelichting te geven. Niet valt in te zien dat eiser is geschaad in zijn belangen door de behandeling in de versnelde asielprocedure. Verweerder heeft voorts bij zijn standpunt kunnen betrekken dat eiser over zijn gestelde werkzaamheden en problemen niet concreet en vaag heeft verklaard. De enkele stelling dat verweerder onvoldoende belang heeft gehecht aan de verklaringen van eiser leidt niet tot een ander oordeel. Verweerder stelt zich verder terecht op het standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de autoriteiten in Georgië hem zonodig geen bescherming kunnen of willen bieden. Eiser heeft dat in beroep niet weersproken.
6. Gelet op het voorgaande heeft verweerder met hetgeen onder 5 is overwogen onderzocht en deugdelijk gemotiveerd dat Georgië in de specifieke omstandigheden van eiser een veilig land van herkomst is. Eiser heeft het tegendeel niet aannemelijk gemaakt .Verweerder heeft de aanvraag als kennelijk ongegrond kunnen afwijzen en eiser terecht een inreisverbod opgelegd.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.M. Van Dijk-de Keuning, rechter, in aanwezigheid van mr. A.E. Paulus, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen één week na de dag van verzending van deze uitspraak of na de dag van plaatsing daarvan in het digitale dossier hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.