In deze zaak heeft eiser, wonende in een vrijstaande woning, vorderingen ingesteld tegen gedaagde, die een perceel heeft gekocht naast de woning van eiser. Eiser vordert dat gedaagde het gebruik van een uitrit per direct staakt en dat activiteiten die geluid produceren in de avonduren en op zondag worden gestaakt. Eiser stelt dat hij en zijn kinderen hinder ondervinden van geluidsoverlast door vrachtwagens die de uitrit gebruiken en van activiteiten op het terrein van gedaagde, waar een potplantenkwekerij is gevestigd. De voorzieningenrechter heeft de procedure in kort geding behandeld, waarbij de vorderingen van eiser zijn afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelt dat er onvoldoende bewijs is voor onrechtmatige hinder in de zin van artikel 5:37 BW. De geluidsoverlast die eiser ervaart, valt binnen de geluidsnormen van het Activiteitenbesluit voor glastuinbouwbedrijven. Bovendien is er nog geen eindsituatie bereikt op het terrein van gedaagde, aangezien er nog bouwwerkzaamheden plaatsvinden. De voorzieningenrechter concludeert dat nader onderzoek naar de overlast noodzakelijk is en dat de belangen van gedaagde zwaarder wegen dan die van eiser. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten.