ECLI:NL:RBDHA:2018:15235

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 december 2018
Publicatiedatum
21 december 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 5255
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis van een Syrische echtgenote

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 december 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van een Syrische vrouw om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De rechtbank constateert dat er sprake was van een rechtsgeldig huwelijk en een feitelijke gezinsband tussen de eisers op het moment dat de referent vanwege de oorlogssituatie in Syrië naar Libanon vluchtte. De rechtbank oordeelt dat de gezinsband reeds bestond voor de binnenkomst van de referent in Nederland en dat deze niet verbroken is in de periode tussen de vlucht en de binnenkomst in Nederland. De rechtbank concludeert dat de verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor een mvv in het kader van nareis. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Tevens wordt verweerder opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eisers, met inachtneming van de uitspraak. De rechtbank bepaalt dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht vergoedt en veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1002,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/5255

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 december 2018 in de zaak tussen

[eiseres], eiseres, V-nummer [V-nummer]

[eiser], eiser
gezamenlijk te noemen eisers
(gemachtigde: mr. M. Issa),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: E. van Hoof).

Procesverloop

Bij besluit van 31 oktober 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf aan eiseres in het kader van nareis afgewezen.
Bij besluit van 5 juli 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers kennelijk ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 november 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door de gemachtigde van eisers. Als tolk is verschenen L. Makaddam. Tevens is de zus van eiser verschenen. Verweerder is, met voorafgaande kennisgeving, niet verschenen.

Overwegingen

1. Referent, tevens eiser, heeft de Syrische nationaliteit en is op 8 november 2015 Nederland ingereisd. Op 6 augustus 2016 is hij in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Vervolgens heeft referent op 16 september 2016 een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (hierna: mvv) ingediend ten behoeve van zijn echtgenote, tevens eiseres, die ook de Syrische nationaliteit bezit.
2. Verweerder heeft bij het primaire besluit de aanvraag afgewezen. Verweerder heeft overwogen dat uit de overgelegde documenten kan worden geconcludeerd dat eisers in 2011 wettelijk gehuwd zijn in Syrië. Verweerder stelt zich echter op het standpunt dat de gezinsband tussen eisers op het moment van binnenkomst van referent in Nederland feitelijk verbroken was. Eiseres voldoet daarom niet aan de voorwaarden voor nareis, aldus verweerder. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd.
3. Eisers kunnen zich niet verenigen met het bestreden besluit en voeren daartoe, samengevat en voor zover hier van belang, het volgende aan. Eisers benadrukken dat de identiteit van eiseres is vastgesteld door een kopie van een geldig paspoort en dat de documenten ter onderbouwing van het huwelijk echt zijn bevonden. Nu er sprake is van een naar internationaal privaatrecht rechtsgeldig huwelijk, had verweerder over dienen te gaan tot inwilliging van de mvv-aanvraag. Verder voeren eisers aan dat bij de beoordeling of de vreemdeling feitelijk behoort tot het gezin van de referent de gezinssituatie ten tijde van het vertrek van de referent uit het land van herkomst als uitgangspunt moet worden genomen. Ook stellen eisers zich op het standpunt dat de feitelijke gezinsband tussen hen niet verbroken was op het moment dat referent Nederland inreisde.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
4.1
Niet in geschil is dat eisers in 2011 zijn gehuwd en dat dit een naar internationaal privaatrecht rechtsgeldig huwelijk is. Ook niet in geschil is dat het huwelijk tussen eisers nog steeds voortduurt en niet ontbonden is. Verder is van belang dat eisers na hun huwelijk enige tijd hebben samengewoond en dat referent vervolgens een tijdje in Libanon heeft gewerkt, maar regelmatig terugkwam naar Syrië. Toen referent niet meer legaal naar Syrië kon reizen omdat hij gezocht werd vanwege de militaire dienstplicht, is hij tweemaal illegaal naar Syrië gereisd om eiseres op te zoeken. Ook heeft eiseres in 2014 referent in Libanon bezocht toen hij een auto-ongeluk had gehad. Eiseres heeft het voorgaande bevestigd in het interview dat op 11 september 2017 op de ambassade in Beiroet heeft plaatsgevonden.
4.2
Gelet op het feitencomplex zoals onder 4.1 beschreven, stelt de rechtbank vast dat er sprake was van een rechtsgeldig huwelijk en een feitelijke gezinsband tussen eisers op het moment dat referent vanwege de oorlogssituatie in Syrië naar Libanon vluchtte. De gezinsband bestond daarom reeds voor binnenkomst van referent in Nederland. De rechtbank overweegt verder dat referent eiseres heeft genoemd in zijn asielgehoren en dat hij na het verkrijgen van zijn vergunning binnen drie maanden een mvv-aanvraag in het kader van nareis heeft ingediend voor zijn echtgenote waarmee hij tot zijn vertrek uit Syrië gehuwd was en een feitelijke gezinsband mee had. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de feitelijke gezinsband tussen eisers niet is verbroken in de periode tussen referent zijn vlucht uit Syrië en de binnenkomst van referent in Nederland. Hetgeen verweerder in dit kader tegenwerpt, namelijk dat referent een relatie had met een andere vrouw in Libanon, waardoor huwelijksproblemen zijn ontstaan en het contact tussen eisers tijdelijk verbroken is geweest, is onvoldoende voor het oordeel dat niet langer sprake zou zijn van een feitelijke gezinsband tussen eisers.
5. Reeds gelet op het vorenstaande concludeert de rechtbank dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor een mvv in het kader van nareis. Hetgeen eisers overigens hebben aangevoerd, behoeft derhalve geen bespreking.
6. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Verweerder zal een nieuwe beslissing op het bezwaar dienen te nemen met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
8. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eisers hebben gemaakt. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 1002,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 170,- aan eisers te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1002,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter, in aanwezigheid van mr. E.F. Binnendijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 december 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.