ECLI:NL:RBDHA:2018:15197
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing mvv-aanvraag voor nareis op basis van verbroken gezinsband
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 december 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een Libanese man, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis, maar deze aanvraag werd afgewezen. De rechtbank constateert dat het huwelijk tussen eiser en referente, zijn ex-echtgenote, op 31 juli 2010 is ontbonden en dat eiser sindsdien niet meer bij haar en hun kinderen woont. Hierdoor heeft de rechtbank geoordeeld dat de feitelijke gezinsband tussen eiser en referente is verbroken, wat een belangrijke voorwaarde is voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning als nareizend gezinslid.
Eiser voerde aan dat hij een belangrijke rol speelt in het leven van zijn kinderen, die speciale zorg nodig hebben, en dat hij daarom recht heeft op de mvv. De rechtbank oordeelt echter dat de aanvraag niet kan worden goedgekeurd op basis van de verbroken gezinsband. De rechtbank benadrukt dat de toetsing van mvv-aanvragen in het kader van nareis beperkt is en dat de belangen van de kinderen in deze procedure niet kunnen worden meegewogen. Eiser kan, indien hij meent dat hij op grond van artikel 8 van het EVRM voor toelating in aanmerking komt, een nieuwe aanvraag indienen.
De rechtbank heeft ook de stelling van eiser dat de hoorplicht is geschonden, verworpen. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.