ECLI:NL:RBDHA:2018:1519

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 februari 2018
Publicatiedatum
13 februari 2018
Zaaknummer
09/807294-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voormalig penningmeester veroordeeld voor seksueel misbruik en geweld en het verduisteren van geld

De rechtbank Den Haag heeft op 14 februari 2018 uitspraak gedaan in de zaak tegen een voormalig penningmeester van de Christelijke Gereformeerde Kerk Den Haag. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, voor seksueel misbruik van minderjarige meisjes, mishandeling van twee vrouwen, en verduistering van meer dan 400.000 euro van de kerk. De verdachte had gedurende negen jaar geld verduisterd door valse rekeningoverzichten op te maken, en gebruikte een deel van dit geld om seks te kopen van minderjarige meisjes. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zijn functie als penningmeester op grove wijze had misbruikt en dat zijn gedrag zeer verwerpelijk was. De rechtbank legde ook een verplichting op tot behandeling voor de verdachte, om de kans op herhaling te verkleinen. De slachtoffers hebben recht op schadevergoeding, en de rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waaronder de Christelijke Gereformeerde Kerk Den Haag, die ook schadevergoeding heeft geëist voor de verduisterde bedragen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 09/807294-16 (dagvaarding I), 09/837274-16 (dagvaarding II), 09/827779-16 (dagvaarding III) en 09/852152-17 (dagvaarding IV)
Datum uitspraak: 14 februari 2018
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1972,
BRP-adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting is op 4 oktober 2016 aangevangen met de pro forma-behandeling van de zaken, vermeld op dagvaardingen I en II. Ter terechtzitting van 13 december 2016 heeft de rechtbank de zaak, vermeld op dagvaarding III, gevoegd met de zaken, vermeld op dagvaardingen I en II, en alle zaken pro forma behandeld. Deze zaken zijn op de terechtzittingen van 16 februari 2017, 19 april 2017 en 26 juni 2017 wederom pro forma behandeld. De rechtbank heeft de zaak, vermeld op dagvaarding IV, ter terechtzitting van 21 september 2017 gevoegd met de zaken, vermeld op dagvaardingen I, II en III en op die terechtzitting en op de terechtzitting van 22 september 2017 alle zaken vervolgens inhoudelijk behandeld. Nadat de behandeling van de zaken op 22 september 2017 voor onbepaalde tijd is aangehouden, heeft op 18 december 2017 wederom een pro forma-behandeling plaatsgevonden. De inhoudelijke behandeling is hervat op de terechtzitting van 24 januari 2018. Het onderzoek is gesloten ter terechtzitting van 31 januari 2018, waarbij de uitspraak is bepaald op heden.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie mrs. C.C.E.T. Ceuninck van Capelle-Willems en L. Kooijmans en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. C.P. Zwaanswijk, advocaat te Den Haag, naar voren is gebracht. In het navolgende zullen de officieren van justitie telkens gezamenlijk worden aangeduid als ‘de officier van justitie’.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van de vorderingen van de benadeelde partijen [Slachtoffer 1] , [Slachtoffer 4] , [Slachtoffer 2] en de Christelijke Gereformeerde Kerk Den Haag . Namens de benadeelde partijen [Slachtoffer 1] en [Slachtoffer 4] heeft mr. I. Baggerman-Scherpenisse, advocaat te Rotterdam, het woord gevoerd en namens de Christelijke Gereformeerde Kerk Den Haag , G. van Keulen-van ‘t Veer.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 24 januari 2018 medegedeeld dat zij voornemens is een ontnemingsvordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzittingen van 21 september 2017 en 24 januari 2018 (cursief weergegeven) - ten laste gelegd dat:
ten aanzien van dagvaarding I:
1.
hij op of omstreeks 18 oktober 2015 te Scheveningen, gemeente ’s-Gravenhage en/of elders in Nederland een persoon, [Slachtoffer 3] , geboren op 11 september 1998 waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
een of meermalen door giften of beloften van geld of goed of misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding, te weten door het geven/beloven van 725 euro, althans enig(e) geldbedrag(en) en/of door het feitelijk overwicht dat hij, verdachte, op haar, [Slachtoffer 3] , had door het leeftijdsverschil en/of omdat die [Slachtoffer 3] zich in een kwetsbare positie bevond
opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen, te weten:
- het uitkleden van hem, verdachte en/of zichzelf en/of (vervolgens)
- het douchen samen met hem, verdachte en/of
- het bevoelen/betasten van zijn, verdachtes, lichaam en/of
- het afdrogen van zijn, verdachtes, lichaam en/of
- het (droog) föhnen van zijn, verdachtes, lichaam en/of
- het bevestigen van een (honden)riem om haar, [Slachtoffer 3] , hals en/of (vervolgens)
- het duwen/bewegen van haar, [Slachtoffer 3] , gezicht naar zijn, verdachtes, anus en/of (vervolgens)
- het brengen (en/of vervolgens heen en weer bewegen) van haar vinger(s) in zijn, verdachtes, anus en/of
- het likken van zijn, verdachtes, anus en/of het met haar, [Slachtoffer 3] , tong boven zijn, verdachtes, anus hangen
of zodanige (ontuchtige) handelingen van verdachte te dulden, te weten
- het zich laten uitkleden door hem, verdachte en/of dat hij, verdachte, zichzelf in haar, [Slachtoffer 3] , aanwezigheid heeft uitgekleed en/of
- het douchen samen met hem, verdachte en/of
- het zich laten bevoelen/betasten door hem, verdachte en/of
- het afdrogen van haar, [Slachtoffer 3] , lichaam en/of haar, [Slachtoffer 3] , lichaam door hem, verdachte, laten afdrogen en/of
- het door hem, verdachte, laten bevestigen van een (honden)riem om haar, [Slachtoffer 3] , hals en/of (vervolgens)
- het door hem, verdachte, laten duwen/bewegen van haar, [Slachtoffer 3] , gezicht naar zijn, verdachtes, anus en/of (vervolgens)
- het - zonder voorbehoedsmiddel - laten duwen en/of houden en/of heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in haar, [Slachtoffer 3] , vagina;
en/of
hij op of omstreeks 18 oktober 2015 te Scheveningen, gemeente 's-Gravenhage, en/of elders in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [Slachtoffer 3] (geboren op [geboortedag sl. 3] 1998) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit
- het betasten van het (naakte) lichaam van elkaar en/of
- het - terwijl hij, verdachte, een hondenriem om de hals van die [Slachtoffer 3] had bevestigd - duwen van haar, [Slachtoffer 3] , hoofd/gezicht naar zijn, verdachtes, anus en/of
- het (door die [Slachtoffer 3] ) likken van zijn, verdachtes, anus en/of
- het met haar, [Slachtoffer 3] , tong boven zijn, verdachtes anus hangen en/of
- het brengen van haar, [Slachtoffer 3] , vinger(s) in zijn, verdachtes, anus en/of
- het duwen en/of houden van en/of het (vervolgens) heen en weer bewegen van zijn, verdachtes penis, in de vagina van die [Slachtoffer 3] ;
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat hij, verdachte
- zich dwingend heeft opgesteld en/of
- misbruik heeft gemaakt van haar ( [Slachtoffer 3] ) afhankelijkheidsrelatie met hem, verdachte en/of
- misbruik heeft gemaakt van het uit feitelijk verhouding voortvloeiend overwicht en/of psychische en/of emotionele en/of fysiek (gezag)overwicht op die [Slachtoffer 3] en/of bestaande dat overwicht uit
- het aanzienlijke leeftijdsverschil tussen hem, verdachte, en die [Slachtoffer 3] en/of
- de kwetsbare postitie waar die [Slachtoffer 3] zich in bevond en/of
- het onverhoedse karakter van zijn, verdachtes, toenadering waarbij hij, verdachte, die [Slachtoffer 3] heeft overrompeld en/of overvallen;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
1 januari 2013tot en met 01 februari 2016 te Scheveningen, gemeente 's-Gravenhage, en/of Haarlem en/of Dordrecht en/of Nootdorp en/of elders in Nederland, met [Slachtoffer 1] (geboren op [geboortedag sl. 1] 1993), van wie hij, verdachte, wist dat die [Slachtoffer 1] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn/haar geestvermogens leed dat die [Slachtoffer 1] niet of onvolkomen in staat was zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en)
uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [Slachtoffer 1] , hebbende verdachte
- zijn penis en/of zijn tong en/of zijn vingers in de vagina en/of de anus van die [Slachtoffer 1] geduwd en/of gehouden en/of (vervolgens) heen en weer bewogen en/of
- zijn penis in de mond van die [Slachtoffer 1] geduwd en/of gehouden en/of vervolgens heen en weer bewogen, althans zich laten pijpen door die [Slachtoffer 1] en/of
- die [Slachtoffer 1] (meermalen) zweepslagen gegeven en/of geslagen en/of vastgebonden en/of geboeid aan handen en/of voeten en/of
- meerdere naalden in de de borst(en) en/of tepel(s) van die [Slachtoffer 1] gestoken en/of
-
een anaalhaak in de anus van die [Slachtoffer 1] geduwd en/of laten duwen en (vervolgens) die anaalhaak vastgemaakt en/of laten vastmaken aan het haar van die [Slachtoffer 1] en (vervolgens) (meermalen)(zweep-)slagen gegeven aan die [Slachtoffer 1] terwijl zij was vastgebonden aan/op een stoel, en/of
- het hoofd van die [Slachtoffer 1] in de toiletpot geduwd en (vervolgens) het toilet (meermalen) doorgespoeld terwijl hij, verdachte, het hoofd van die [Slachtoffer 1] in de toiletpot hield;
en/of
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks
1 januari 2013tot en met 1 februari 2016 te Scheveningen, gemeente 's-Gravenhage, en/of Haarlem en/of Dordrecht en/of Nootdorp en/of elders in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [Slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit
- het door verdachte duwen en/of houden en/of (vervolgens) heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis en/of tong en/of vingers in de vagina en/of de anus van die [Slachtoffer 1] en/of
- het door verdachte duwen en/of houden en/of (vervolgens) heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [Slachtoffer 1] , althans het door die [Slachtoffer 1] pijpen van hem, verdachte en/of
- het met een (voorbind)dildo door die [Slachtoffer 1] anaal penetreren van hem, verdachte en/of
- het brengen van de vingers van die [Slachtoffer 1] in de anus van hem, verdachte,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat hij, verdachte
- zich dwingend heeft opgesteld en/of
- die [Slachtoffer 1] (meermalen) zweepslagen heeft gegeven en/of heeft geslagen en/of heeft vastgebonden en/of heeft geboeid aan handen en/of voeten en/of
- meerdere naalden in de de borst(en) en/of tepel(s) van die [Slachtoffer 1] heeft gestoken en/of
- het hoofd van die [Slachtoffer 1] in de toiletpot heeft geduwd en (vervolgens) het toilet (meermalen) heeft doorgespoeld terwijl hij, verdachte, het hoofd van die [Slachtoffer 1] in de toiletpot hield en/of
-
een anaalhaak in de anus van die [Slachtoffer 1] geduwd en/of laten duwen en (vervolgens) die anaalhaak vastgemaakt en/of laten vastmaken aan het haar van die [Slachtoffer 1] en (vervolgens) (meermalen)(zweep-)slagen gegeven aan die [Slachtoffer 1] terwijl zij was vastgebonden aan/op een stoel, en/of
- die [Slachtoffer 1] meerdere contracten heeft laten ondertekenen (waaraan die [Slachtoffer 1] werd geacht zich te houden) en/of waarin die [Slachtoffer 1] werd verboden een stopwoord te gebruiken en/of
- misbruik heeft gemaakt van de verstandelijke beperking van die [Slachtoffer 1] en/of
- misbruik heeft gemaakt van ( [Slachtoffer 1] ) haar afhankelijkheidsrelatie met hem, verdachte en/of
- misbruik heeft gemaakt van het uit feitelijke verhouding voortvloeiend overwicht en/of psychische en/of emotionele en/of fysiek (gezag)overwicht op die [Slachtoffer 1] ,
bestaande dat overwicht uit
- het aanzienlijke leeftijdsverschil tussen hem, verdachte, en die [Slachtoffer 1] en/of
- de kwetsbare postitie waar die [Slachtoffer 1] zich in bevond en/of
- de verstandelijke beperking van die [Slachtoffer 1] en/of
- het onverhoedse karakter van zijn, verdachtes, toenadering waarbij hij, verdachte, die [Slachtoffer 1] heeft overrompeld en/of overvallen;
3.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
1 januari 2013tot en met 1 februari 2016 te Scheveningen, gemeente 's-Gravenhage, en/of Haarlem en/of Dordrecht en/of Nootdorp en/of elders in Nederland [Slachtoffer 1] heeft mishandeld door (telkens)
- een/meerdere zweepslagen te geven op het lichaam en/of de armen en/of de benen van die [Slachtoffer 1] en/of
- meerdere naalden in de tepel(s) en/of borst(en) van die [Slachtoffer 1] te prikken/steken en/of
-
een anaalhaak in de anus van die [Slachtoffer 1] geduwd en/of laten duwen en (vervolgens) die anaalhaak vastgemaakt en/of laten vastmaken aan het haar van die [Slachtoffer 1] en (vervolgens) (meermalen)(zweep-)slagen gegeven aan die [Slachtoffer 1] terwijl zij was vastgebonden aan/op een stoel, en/of
- het hoofd van die [Slachtoffer 1] in de toiletpot te duwen en/of (vervolgens) het toilet (meermalen) door te spoelen terwijl hij, verdachte, het hoofd van die [Slachtoffer 1] in de toiletpot hield;
ten aanzien van dagvaarding II:
1.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks
de periode van 11 december 2013 tot en met 10 maart 2015te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp en/of Dordrecht en/of 's-Gravenhage en/of elders in Nederland een persoon, [Slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag sl. 2] 1997 waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
een of meermalen door giften of beloften van geld of goed of misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding, te weten door het geven/beloven van
1000 euro en/of 400 euro en/of 600 euro en/of 2750, althans enig(e) geldbedrag(en) en/of door het feitelijk overwicht dat hij, verdachte, op haar, [Slachtoffer 2] , had door het leeftijdsverschil en/of omdat die [Slachtoffer 2] zich in een kwetsbare positie bevond
opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen, te weten:
- het uitkleden van zichzelf en/of
- het stoppen van een of meerdere dildo's in de anus van verdachte,
of zodanige (ontuchtige) handelingen van verdachte te dulden, te weten
- het door hem, verdachte, geven van een of meerdere (tong)zoen(en) aan die [Slachtoffer 2] en/of
- het door hem, verdachte, (met een of meer zweep(jes)) geven van meerdere zweepslagen op het lichaam van die [Slachtoffer 2] en/of
- het door hem, verdachte, laten bevestigen van een masker op het gezicht van die [Slachtoffer 2] en/of (vervolgens)
- het door hem, verdachte, bevestigen van een pomp
en/of knijpers en/of klemmenop de borsten en/of de tepels en/of de knieën van die [Slachtoffer 2] en/of (vervolgens het trekken aan de pomp en/of het geven van zweepslagen op de borsten en/of het lichaam van die [Slachtoffer 2] , waarna die [Slachtoffer 2] buiten bewustzijn is geraakt) en/of
-
het door hem, verdachte, vastbinden van de handen en/of polsen en/of voeten van die [Slachtoffer 2] en/of
- het door hem, verdachte, duwen en/of houden van en/of het (vervolgens) heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de vagina
en/of de mond en/of de keelvan die [Slachtoffer 2] ;
en/of
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks
de periode van 11 december 2013 tot en met 31 december 2015te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp en/of Dordrecht en/of 's-Gravenhage en/of elders in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [Slachtoffer 2] (geboren op [geboortedag sl. 2] 1997) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit
- het door die [Slachtoffer 2] laten stoppen van een of meerdere dildo's in de anus van hem, verdachte en/of
- het door hem, verdachte, geven van een of meerdere (tong)zoen(en) aan die [Slachtoffer 2] en/of
- het duwen en/of houden van en/of het (vervolgens) heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de vagina
en/of mond en/of keelvan die [Slachtoffer 2]
en/of
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat hij, verdachte (meermalen)
-
de handen en/of polsen en/of voeten van die [Slachtoffer 2] heeft vastgebonden en/of
- ( met een of meer zweep(jes)) meerdere zweepslagen op het lichaam van die [Slachtoffer 2] heeft gegeven en/of
- een masker op het gezicht en/of het hoofd van die [Slachtoffer 2] heeft bevestigd en/of (vervolgens)
- een pomp
en/of knijpers/klemmenop de borsten en/of de tepels en/of de knieën van die [Slachtoffer 2] heeft gezet (en/of vervolgens het trekken aan de pomp en/of het geven van zweepslagen, waarna die [Slachtoffer 2] buiten bewustzijn is geraakt) en/of
- zich dwingend heeft opgesteld en/of
- die [Slachtoffer 2] een of meerdere contracten heeft laten ondertekenen (waaraan die [Slachtoffer 2] werd geacht zich te houden) en/of
- misbruik heeft gemaakt van haar ( [Slachtoffer 2] ) afhankelijkheidsrelatie met hem, verdachte en/of
- misbruik heeft gemaakt van het uit feitelijk verhouding voortvloeiend overwicht en/of psychische en/of emotionele en/of fysiek (gezag)overwicht op die [Slachtoffer 2] en/of
bestaande dat overwicht uit
- het aanzienlijke leeftijdsverschil tussen hem, verdachte, en die [Slachtoffer 2] en/of
- de kwetsbare postitie waar die [Slachtoffer 2] zich in bevond;
2.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks
de periode van 11 december 2013 tot en met 31 december 2015te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp en/of Dordrecht en/of 's-Gravenhage en/of elders in Nederland [Slachtoffer 2] heeft mishandeld door (telkens)
- een/meerdere zweepslag
(en)te geven op het lichaam en/of de armen en/of de benen van die [Slachtoffer 2] en/of
-
een pomp en/of knijpers ne/of klemmen te zetten op de borst(en) en/of tepel(s) van die [Slachtoffer 2];
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 11 december 2013 tot en met 9 december 2014 te 's-Gravenhage en/of elders in Nederland, een persoon, [Slachtoffer 4] , geboren op [geboortedag sl. 4] 1996, waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
een of meermalen door giften of beloften van geld of goed of misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding, te weten door het geven/beloven van 250 euro en/of 1500 euro, althans enig(e) geldbedrag(en) en/of door het feitelijk overwicht dat hij, verdachte, op haar, [Slachtoffer 4] , had door het leeftijdsverschil en/of omdat die [Slachtoffer 4] zich in een kwetsbare positie bevond,
opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen, te weten:
- het uitkleden van zichzelf en/of
- het masseren van verdachten en/of
- het kussen van verdachte en/of
- het stoppen van en/of houden van en/of het (vervolgens) heen en weer bewegen van verdachtes penis in haar mond;
of zodanige (ontuchtige) handelingen van verdachte te dulden, te weten
- het door hem, verdachte, betasten van het lichaam van die [Slachtoffer 4] en/of
- het door hem, verdachte, duwen en/of houden van en/of het (vervolgens) heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [Slachtoffer 4] en/of
- het door hem, verdachte, over het lichaam van die [Slachtoffer 4] urineren en/of
- het door hem, verdachte, laten bevestigen van een masker of een soortgelijk voorwerp, op het gezicht, althans over het hoofd, van die [Slachtoffer 4] en/of
- het door hem, verdachte, vastbinden van de handen en/of de voeten van die [Slachtoffer 4] en/of (vervolgens, terwijl die [Slachtoffer 4] op handen en knieen vastgebonden zat)
- het door hem, verdachte, stoppen van en/of houden van en/of het (vervolgens) heen en weer bewegen van een (grote) dildo in de vagina van die [Slachtoffer 4] en/of
-het door hem, verdachte, (met touwen) vastbinden en/of afknellen van de borst(en) van die [Slachtoffer 4] (op een zodanige manier dat beide borsten blauw werden) en/of (vervolgens)
- het door hem, verdachte, zetten van een of meerdere knijpers/klemmetjes op de borst(en) en/of tepel(s) van die [Slachtoffer 4] en/of
- het door hem, verdachte, duwen en/of houden van en/of het (vervolgens) heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [Slachtoffer 4]
en/of
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 11 december 2013 tot en met 31 december 2015 te 's-Gravenhage en/of elders in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [Slachtoffer 4] (geboren op [geboortedag sl. 4] 1996) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit
- het door verdachte betasten van het lichaam van die [Slachtoffer 4] en/of
- het door verdachte, geven van een of meerdere (tong)zoen(en) aan die [Slachtoffer 4] en/of
- het door verdachte duwen en/of houden van en/of het (vervolgens) heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [Slachtoffer 4]
- het door verdachte duwen en/of houden van en/of het (vervolgens) heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [Slachtoffer 4]
- het door verdachte over het lichaam van die [Slachtoffer 4] urineren en/of
- het door verdachte stoppen van en/of houden van en/of het (vervolgens) heen en weer bewegen van een (grote) dildo in de vagina van die [Slachtoffer 4] ,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat hij, verdachte (meermalen)
- een masker of een soortgelijk voorwerp op het gezicht, althans over het hoofd, van die [Slachtoffer 4] heeft bevestigd en/of
- de handen en/of voeten van die [Slachtoffer 4] heeft vastgebonden en/of
- de borsten van die [Slachtoffer 4] (met touwen) heeft vastgebonden en/of afgekneld (op een zodanige manier dat beide borsten blauw werden) en/of
- knijpers en/of klemmetjes op de borst(en) en/of tepels van die [Slachtoffer 4] heeft gezet/bevestigd en/of
- zich dwingend heeft opgesteld en/of
- die [Slachtoffer 4] heeft gedreigd haar minder te betalen op het moment dat zij (een) (seksuele en/of ontuchtige) handeling(en) weigerde te dulden danwel te plegen en/of hem, verdachte, tegensprak en/of
- die [Slachtoffer 4] een of meerdere contracten heeft laten ondertekenen (waaraan die [Slachtoffer 4] werd geacht zich te houden) en/of
- misbruik heeft gemaakt van haar ( [Slachtoffer 4] ) afhankelijkheidsrelatie met hem, verdachte en/of
- misbruik heeft gemaakt van het uit feitelijk verhouding voortvloeiend overwicht en/of psychische en/of emotionele en/of fysiek (gezag)overwicht op die [Slachtoffer 4] en/of bestaande dat overwicht uit
- het aanzienlijke leeftijdsverschil tussen hem, verdachte, en die [Slachtoffer 4] en/of
- de kwetsbare postitie waar die [Slachtoffer 4] zich in bevond;
ten aanzien van dagvaarding III:
hij meermalen, althans eenmaal,
in of omstreeks de periode van 2 januari 2007 tot met 2 april 2016 te ’s-Gravenhage en/of Rijswijk, in ieder geval in Nederland, (telkens) opzettelijk een of meer geldbedragen (tot een totaalbedrag van
€ 435.648,46), althans enig(e) geldbedrag(en)/goed(eren) geheel of ten dele toebehoorde aan
de Christelijk Gereformeerde Kerk Den Haag , voorheen (voor de fusie in 2013) Christelijke gereformeerde Kerk ’s-Gravenhage-West, in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) geldbedrag(en)/goed(eren) verdachte (telkens) uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten
als penningmeester van de Kerkenraad van bovengenoemde Kerk, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
ten aanzien van dagvaarding IV:
hij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 22 februari 2015 te 's-Gravenhage en/of Rijswijk, althans in Nederland (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
- twee, althans een of meer, bankafschriften van de [bank] met betrekking tot het [rekeningnummer] met datum afschrift 31 december 2013 en/of 31 december 2014 en/of
- twee, althans een of meer, rekeningoverzichten van de [bank] met betrekking tot het [rekeningnummer] over de periode van 1 december 2014 tot en met 31 december 2014 en/of de periode 1 januari 2015 tot en met 31 januari 2015 en/of
- een financieel jaaroverzicht 2011 van de [bank] met betrekking tot [rekeningnummer] met datum afschrift 15 januari 2012 valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst door (telkens)
- zelf op een geautomatiseerd werk / computer een bankafschrift/rekeningafschrift en/of rekeningoverzicht en/of een financieel jaaroverzicht te maken en/of
- op dat bankafschrift/rekeningafschrift en/of rekeningoverzicht en/of het financieel jaaroverzicht een hoger, in ieder geval ander, saldo te vermelden dan het daadwerkelijke saldo van die bankrekeningen en/of op de originele afschriften en/of overzichten, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
en/of
hij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 30 april 2015 te 's-Gravenhage en/of Rijswijk, althans in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valselijk opgemaakte en/of vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als waren deze echt en onvervalst door
- twee, althans een of meer, bankafschriften van de [bank] met betrekking tot het [rekeningnummer] met datum afschrift 31 december 2013 31 december 2014 en/of
- twee, althans een of meer, rekeningoverzichten van de [bank] met betrekking tot het [rekeningnummer] over de periode van 1 december 2014 tot en met 31 december 2014 en/of de periode 1 januari 2015 tot en met 31 januari 2015 en/of
- een financieel jaaroverzicht 2011 van de [bank] met betrekking tot [rekeningnummer] met datum afschrift 15 januari 2012
ter verantwoording van de jaarrekeningen 2012 en/of 2013 en/of 2014 en/of 2015 van de Christelijke Gereformeerde Kerk Den Haag- voorheen (voor de fusie in 2013) Christelijke Gereformeerde Kerk 's-Gravenhage-West - toe te voegen aan de aan die jaarrekeningen ten grondslagliggende
administratie en/of die administratie ter inzage en/of controle te verstrekken/overhandigen aan de Kascontrolecommissie van bovengenoemde kerk.

3.Vormverzuim

De rechtbank stelt voorop dat zij met de raadsman en de officier van justitie heeft geconstateerd dat er stukken aan het dossier zijn toegevoegd die door de rechter-commissaris en de raadkamer van deze rechtbank als geheimhouderstukken zijn aangemerkt. Dit betreft een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van de Strafvordering. Met de raadsman en de officier van justitie is de rechtbank voorts van oordeel dat de verdediging hierdoor niet is benadeeld en dat daarom kan worden volstaan met de vaststelling van dit verzuim.

4.Bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
De verdachte wordt in onderhavige zaak verweten dat hij diverse zedendelicten heeft gepleegd, te weten het verrichten van ontuchtige handelingen met minderjarige meisjes en een verstandelijk beperkte vrouw en het dwingen van deze personen tot het plegen of dulden van dergelijke handelingen. Voorts wordt hem verweten dat hij twee van deze personen heeft mishandeld. Tot slot wordt de verdachte verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering van een zeer groot geldbedrag van een kerk, waarvan hij op dat moment penningmeester van de Kerkenraad was, en dat hij valsheid in geschrifte heeft gepleegd om deze verduistering te verhullen.
De verdachte heeft met betrekking tot de zedendelicten - kort gezegd - bekend dat hij seksuele handelingen met de betreffende personen heeft verricht. Hij heeft echter ontkend dat (hij wist dat) zij minderjarig dan wel verstandelijk beperkt waren en tevens heeft hij betwist dat hij hen tot deze handelingen heeft gedwongen. Ook heeft hij ontkend dat hij hen heeft mishandeld. De verdachte heeft ten aanzien daarvan verklaard dat hij met toestemming van de meisjes sadomasochistische handelingen met hen heeft verricht.
De verdachte heeft bekend dat hij valsheid in geschrifte heeft gepleegd en geld van de kerk heeft verduisterd, met dien verstande dat hij de hoogte van het verduisterde geldbedrag heeft betwist.
In het hiernavolgende zal de rechtbank eerst kort de standpunten van de officier van justitie en de raadsman uiteenzetten. Daarna zal zij achtereenvolgens ingaan op de zedendelicten en de mishandelingen, de verduistering en de valsheid in geschrifte.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft overeenkomstig haar schriftelijk requisitoir gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld voor alle hem tenlastegelegde feiten. Voor zover van belang zal op de standpunten van de officier van justitie bij de beoordeling van de tenlastelegging nader worden ingegaan.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor zover het de bewezenverklaring van de onder dagvaarding I, eerste cumulatief/alternatief en dagvaarding III en IV tenlastegelegde feiten betreft. Overeenkomstig zijn pleitnota heeft hij betoogd dat de verdachte van de overige tenlastegelegde feiten moet worden vrijgesproken. Voor zover van belang zal op de standpunten van de raadsman bij de beoordeling van de tenlastelegging nader worden ingegaan.
4.4
De beoordeling van de tenlasteleggingen [1]
Bij de beoordeling van de tenlasteleggingen stelt de rechtbank het volgende voorop.
De verdachte heeft verklaard dat hij op een bepaald moment in zijn leven interesse heeft gekregen voor sadomasochisme (hierna: sm) en zijn fantasieën op dat vlak is gaan uitvoeren. Een groot deel van de aandacht voor deze zaak is uitgegaan naar die aspecten van de zaak.
De rechtbank stelt voorop dat iedereen zijn of haar (seksuele) voorkeur mag hebben en dat het niet aan de strafrechter is hier een moreel oordeel over uit te spreken. Wel dient bij het in de praktijk brengen daarvan uiteraard binnen de grenzen van de wet te worden gehandeld. Het openbaar ministerie is van mening dat de verdachte in onderhavige zaak deze grenzen heeft overschreden.
De rechtbank moet zich bij de beoordeling van deze zaak richten op de feiten zoals die aan verdachte ten laste zijn gelegd. De sadomasochistische aspecten van deze zaak spelen daarbij niet telkens de hoofdrol. Zo wordt de verdachte onder meer verweten dat hij ontuchtige handelingen heeft verricht met minderjarige meisjes en met een kwetsbaar meisje en die verdenkingen hebben in de kern niets te maken met sm. Bij het verwijt dat hij meisjes heeft gedwongen tot ontuchtige handelingen spelen die sadomasochistische aspecten alleen een rol indien en voor zover die onderdeel hebben uitgemaakt van die dwang.
4.4.1
[Slachtoffer 1] (dagvaarding I, feiten 2 en 3)
Onder dagvaarding I, feit 2, eerste cumulatief/alternatief wordt de verdachte verweten dat hij ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [Slachtoffer 1] (hierna: [Slachtoffer 1] ), waaronder het seksueel binnendringen van haar lichaam, terwijl hij wist dat zij niet in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden. Onder het tweede cumulatief/alternatief van feit 2 wordt de verdachte verweten dat hij [Slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen of dulden van die ontuchtige handelingen. Onder feit 3 wordt de verdachte verweten dat hij [Slachtoffer 1] heeft mishandeld.
In het hiernavolgende zal de rechtbank eerst ingaan op de betrouwbaarheid van de verklaringen van [Slachtoffer 1] , nu de raadsman deze heeft betwist. Vervolgens zal de rechtbank per feit overgaan tot de beoordeling van de tenlastelegging.
Betrouwbaarheid verklaringen [Slachtoffer 1]
Bij de beantwoording van de vraag of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem tenlastegelegde feiten, spelen de verklaringen van [Slachtoffer 1] een belangrijke rol. De raadsman heeft betoogd dat deze verklaringen dienen te worden uitgesloten van het bewijs omdat zij innerlijk tegenstrijdig en in strijd met de waarheid zijn en omdat [Slachtoffer 1] in deze verklaringen heeft getracht haar eigen rol in het geheel te verhullen. Bovendien had [Slachtoffer 1] volgens de raadsman een motief om belastend over de verdachte te verklaren, nu zij vreesde vervolgd te worden voor mensenhandel en zij wraak wilde nemen omdat de verdachte het contact met haar plotseling had beëindigd.
De rechtbank ziet, anders dan de raadsman, geen aanleiding om de verklaringen van [Slachtoffer 1] als volledig onbetrouwbaar te bestempelen. Daarvoor is onvoldoende dat die verklaringen niet op alle punten even coherent zijn. Immers, [Slachtoffer 1] heeft haar verhoorders meermalen verteld dat zij moeite heeft met het plaatsen van gebeurtenissen in tijd en het onder woorden brengen van bepaalde zaken en heeft dus zelf al een slag om de arm gehouden als het gaat om de coherentie van haar verklaringen. Dat [Slachtoffer 1] moeite heeft met het plaatsen van bepaalde gebeurtenissen in tijd en met het onder woorden brengen van bepaalde zaken, is bovendien een omstandigheid die voortvloeit uit de verstandelijke beperking die (zoals hierna nader zal worden besproken) de rechtbank bij haar aanwezig acht. De rechtbank zal om die reden de verklaringen van [Slachtoffer 1] wel met behoedzaamheid bezien, maar ziet geen aanleiding om die verklaringen op voorhand als onbetrouwbaar aan te merken.
Ook de stelling van de raadsman dat [Slachtoffer 1] heeft geprobeerd haar eigen rol te verhullen en een motief had om belastend over de verdachte te verklaren, schuift de rechtbank terzijde. Zij overweegt hiertoe dat [Slachtoffer 1] vanaf haar eerste verhoor is verhoord als getuige en niet als verdachte, zodat niet aannemelijk is dat zij zichzelf uit vrees voor vervolging heeft willen vrijpleiten. Bovendien blijkt dit niet uit de inhoud van haar verklaringen, waarin zij op momenten behoorlijk belastend over zichzelf heeft verklaard. De rechtbank wijst er in dit verband bijvoorbeeld op dat zij onomwonden heeft verklaard dat zij minderjarige meisjes heeft geregeld voor seksdates met de verdachte. Ook overigens blijkt niet uit het dossier dat [Slachtoffer 1] op enigerlei wijze wraak heeft willen nemen op de verdachte. De rechtbank neemt hierbij mede in aanmerking dat [Slachtoffer 1] niet zelf naar de politie is gestapt om een verklaring over de verdachte af te leggen, maar hiervoor door de politie is benaderd.
De rechtbank verwerpt dan ook de verweren van de raadsman en zal de verklaringen van [Slachtoffer 1] niet uitsluiten van het bewijs.
4.4.1.1
Feit 2, eerste cumulatief/alternatief
In het hiernavolgende zal de rechtbank eerst ingaan op de vraag of kan worden bewezen dat de verdachte ontuchtige handelingen met [Slachtoffer 1] heeft gepleegd en zo ja, op welke tijdstippen en locaties deze handelingen hebben plaatsgevonden. Vervolgens zal de rechtbank ingaan op de vraag of [Slachtoffer 1] op het moment van het plaatsvinden van de handelingen leed aan een gebrekkige ontwikkeling van haar geestvermogens, als gevolg waarvan zij haar wil daaromtrent niet kon bepalen.
Ontuchtige handelingen
In de tenlastelegging zijn tal van handelingen opgenomen die ontuchtige handelingen zouden betreffen.
Ontuchtige handelingen zijn handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen niet alle in de tenlastelegging genoemde handelingen, als deze worden bezien in de context waarin deze zijn verricht, als ontuchtige handelingen worden aangemerkt, om de reden dat het geen seksuele handelingen betreffen. Het gaat dan om het geven van zweepslagen, het slaan, het vastbinden, het steken van naalden in borsten en/of tepels, het duwen van het hoofd in de toiletpot en daarna doorspoelen van het toilet en het duwen van een anaalhaak in de anus. Uit het onderzoek is niet gebleken dat deze handelingen een seksueel karakter hadden, maar wel dat deze er op gericht waren pijn, onderwerping en/of fixatie teweeg te brengen. Dit wil nog niet zeggen dat deze handelingen, strafrechtelijk gezien, geoorloofd zijn, maar ontucht levert het niet op.
Wat resteert aan tenlastegelegde ontuchtige handelingen, is het duwen, houden en heen en weer bewegen van de penis in de vagina van [Slachtoffer 1] , het pijpen door [Slachtoffer 1] en anale seks.
De rechtbank acht bewezen dat al deze handelingen hebben plaatsgevonden. Over de eerste twee handelingen heeft [Slachtoffer 1] verklaard en de verdachte heeft bekend deze te hebben verricht. [Slachtoffer 1] heeft voorts verklaard dat de seksuele handelingen tussen haar en de verdachte onder meer bestonden uit “anaal. Bij hem, bij mij.. allebei”. Dat de verdachte interesse had in (actieve) anale seks, wordt ondersteund door de sekscontracten die hij heeft opgesteld voor dates met [Slachtoffer 1] en waarin hij meerdere keren heeft opgenomen dat anale seks tot de mogelijkheden behoorde. Verder heeft hij in een mailwisseling op een vraag van [Slachtoffer 1] geantwoord dat een vriendin van haar mee mocht naar een date “als ik in haar kontje mag” en heeft hij in een WhatsApp-gesprek met [Slachtoffer 3] gezegd dat hij graag anale seks met haar wilde proberen. Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de verklaring van [Slachtoffer 1] en acht zij bewezen dat de verdachte zijn penis in de anus van [Slachtoffer 1] heeft geduwd, gehouden en heen en weer bewogen. Deze handelingen zijn naar hun aard en in de betreffende context zonder meer als ontuchtige handelingen aan te merken.
Over de overige in de tenlastelegging opgenomen handelingen is door [Slachtoffer 1] noch de verdachte verklaard.
Wilsbepaling van [Slachtoffer 1] en wetenschap van de verdachte
Voor een veroordeling op grond van artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is, gelet op de tekst van de bepaling en de wetsgeschiedenis, vereist dat komt vast te staan dat degene tot wie de seksuele handeling was gericht, leed aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens en daardoor niet of onvolkomen in staat was zijn of haar wil
ten aanzien van de gepleegde seksuele handelingente bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden. De gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis moet van zodanige aard en ernst zijn, dat zij de wilsbepaling, de wilsuiting en het weerstandsvermogen van het slachtoffer omtrent de seksuele handeling in zeer ernstige mate frustreert.
Uit het psychologisch onderzoeksverslag dat in oktober 2016 over [Slachtoffer 1] is opgesteld, maakt de rechtbank het navolgende op. Het IQ van [Slachtoffer 1] bevindt zich tussen 72 en 87. Zij functioneert op veel gebieden erg jong, variërend van het niveau van iemand met een licht verstandelijke beperking tot iemand met een beneden gemiddeld intelligentieniveau. Sociaal emotioneel functioneert zij gemiddeld op het niveau van iemand van één tot drie jaar oud. Verder is bij [Slachtoffer 1] sprake van ernstige traumaklachten, die het beste kunnen worden omschreven als passend binnen een
developmental trauma disorder(vertaald naar het Nederlands: een ontwikkelingstraumastoornis). Haar functioneren is hierdoor zeer kwetsbaar en zeer instabiel. Voor de regulatie van haar emoties en gedrag, en voor bescherming tegen gevaar, is zij afhankelijk van anderen en haar omgeving.
De rechtbank acht dit onderzoeksverslag bruikbaar om haar oordeel op te baseren. Anders dan de raadsman heeft betoogd, doet daar niet af dat het verslag ruim één jaar oud is, nu er, gelet op de aard van de gebrekkige ontwikkeling/stoornis, geen aanleiding bestaat om te veronderstellen dat hierin sinds oktober 2016, in gunstige zin, iets veranderd is. Dat het verslag niet is opgesteld ten behoeve van deze strafzaak, doet ook geen afbreuk van de bruikbaarheid daarvan.
Op grond van voornoemd verslag concludeert de rechtbank dat [Slachtoffer 1] lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van haar geestvermogens, te weten een licht verstandelijke beperking, en een ziekelijke stoornis van haar geestvermogens, te weten een ontwikkelingstraumatoornis.
Uit het onderzoeksverslag valt evenwel niet af te leiden dat [Slachtoffer 1] ten gevolge van de gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van haar geestvermogens niet of onvolkomen in staat was haar wil ten aanzien van de hiervoor genoemde ontuchtige handelingen te bepalen, kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden. Ook in samenhang met hetgeen overigens in het dossier wordt vermeld, komt de rechtbank, anders dan de officier van justitie, niet tot die conclusie. Zij overweegt hierover het volgende.
De rechtbank benadrukt dat het in de context van artikel 243 Sr niet om de stoornis in het algemeen gaat, maar om de stoornis waardoor het slachtoffer haar wil
omtrent de seksuele handelingenniet of onvolkomen kan bepalen. Dat een persoon door een licht verstandelijke beperking of een ontwikkelingstraumastoornis meer moeite dan de gemiddelde medemens heeft om in het dagelijks leven te functioneren of bepaalde zaken te begrijpen, brengt niet noodzakelijkerwijs mee dat zij geen weloverwogen keuzes kan maken als het haar seksuele contacten betreft.
In dit verband acht de rechtbank van belang dat uit het onderzoeksverslag volgt dat [Slachtoffer 1] vanaf haar veertiende seksueel actief is en sindsdien veel wisselende seksuele contacten heeft gehad, waarbij zij steeds meer uitdagingen en grenzen opzocht. Ook volgt uit dat verslag dat zij zich al vanaf haar veertiende in de prostitutiewereld begeeft, waarin zij zichzelf en ook andere meisjes prostitueerde om geld te verdienen. Op haar negentiende is zij als prostituee in een privéhuis gaan werken, waarna zij op haar twintigste voor zichzelf is begonnen als zelfstandig prostituee. In die hoedanigheid heeft zij de verdachte als klant ontmoet.
Wat de seksuele omgang met de verdachte betreft, volgt uit het dossier dat [Slachtoffer 1] zelf het initiatief heeft genomen om de seksadvertentie te plaatsen die heeft geleid tot het eerste contact met hem. [Slachtoffer 1] heeft in haar verhoren nooit verklaard dat zij het seksueel contact met de verdachte niet heeft gewenst.
Concluderend kan naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend worden bewezen dat [Slachtoffer 1] leed aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis dat zij niet of onvolkomen in staat was haar wil omtrent de hiervoor vastgestelde ontuchtige handelingen te bepalen, kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden.
De rechtbank zal de verdachte daarom van dit feit vrijspreken.
4.4.1.2
Feit 2, tweede cumulatief/alternatief
In het hiernavolgende zal de rechtbank eerst ingaan op de vraag of kan worden bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde ontuchtige handelingen met [Slachtoffer 1] heeft verricht. Daarna zal de rechtbank ingaan op de vraag of de verdachte [Slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van deze handelingen.
Ontuchtige handelingen
Onder 4.4.1.1 heeft de rechtbank reeds geoordeeld dat bewezen kan worden verklaard dat de verdachte vaginale en (zowel actieve als passieve) anale seks heeft gehad met [Slachtoffer 1] en dat [Slachtoffer 1] de verdachte heeft gepijpt. De rechtbank acht de tenlastelegging in zoverre bewezen.
Dwang
Voor strafbaarheid op grond van artikel 246 Sr is vereist dat het slachtoffer tot het plegen of dulden van de ontuchtige handelingen is gedwongen door middel van geweld of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid.
Bewezen moet dus worden dat de seksuele handelingen tegen de wil van het slachtoffer plaatsvonden en dat de verdachte zich hiervan bewust is geweest. De dwang moet van dien aard zijn dat de ander zich naar redelijke verwachting niet tegen de seksuele handelingen heeft kunnen verzetten dan wel door toedoen van de verdachte in een zodanig bedreigende situatie is gebracht dat zij zich daaraan niet heeft kunnen onttrekken. Van dwang is sprake, wanneer men toelaat wat men, ware er geen dwang, niet zou hebben gedaan.
Gezien de wijze waarop de tenlastelegging is opgesteld, dient de rechtbank te bewijzen dat de verdachte [Slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen of dulden van de hiervoor genoemde ontuchtige handelingen (vaginale penetratie, wederzijdse anale penetratie, het pijpen van de verdachte).
Het geweld en de andere feitelijkheden zouden volgens het openbaar ministerie hieruit hebben bestaan dat de verdachte:
  • [Slachtoffer 1] zweepslagen heeft gegeven, heeft geslagen, vastgebonden en geboeid;
  • naalden in de borsten en tepels van [Slachtoffer 1] heeft gestoken;
  • het hoofd van [Slachtoffer 1] in de toiletpot heeft geduwd en gehouden, en vervolgens heeft doorgespoeld;
  • een anaalhaak in de anus van [Slachtoffer 1] heeft geduwd;
  • [Slachtoffer 1] meerdere contracten heeft laten ondertekenen;
  • zich dwingend heeft opgesteld;
  • misbruik heeft gemaakt van de verstandelijke beperking van [Slachtoffer 1] ;
  • misbruik heeft gemaakt van de afhankelijkheidsrelatie van [Slachtoffer 1] met hem;
  • misbruik heeft gemaakt van zijn overwicht op [Slachtoffer 1] .
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden bewezen dat zich een situatie heeft voorgedaan als door de steller van de tenlastelegging is omschreven. Hoewel [Slachtoffer 1] meermalen heeft verklaard dat zij bepaalde handelingen niet had willen ondergaan en niet zou hebben toegelaten als zij zich daartoe niet gedwongen zou hebben gevoeld door de houding van de verdachte, volgt uit haar verklaringen ook dat de handelingen waartoe zij zich gedwongen voelde, zonder uitzondering, de geweldshandelingen betreffen (het geven van zweepslagen, het steken van naalden in haar borsten en tepels en het duwen van het hoofd in de toiletpot) en niet de thans in de tenlastelegging opgenomen ontuchtige handelingen (anale en vaginale penetratie en pijpen). [Slachtoffer 1] heeft nimmer verklaard dat zij déze handelingen niet vrijwillig heeft gepleegd of geduld of dat zij zich tot het verrichten of ondergaan daarvan gedwongen voelde. De verdachte zal daarom ook van dit feit vrij worden vrijgesproken.
4.4.1.3
Feit 3
Onder feit 3 is de verdachte ten laste gelegd dat hij [Slachtoffer 1] heeft mishandeld. De mishandelingen zouden hieruit hebben bestaan dat de verdachte:
  • [Slachtoffer 1] zweepslagen heeft gegeven;
  • naalden in de borsten en tepels van [Slachtoffer 1] heeft gestoken;
  • het hoofd van [Slachtoffer 1] in de toiletpot heeft geduwd en gehouden, en vervolgens heeft doorgespoeld;
  • een anaalhaak in de anus van [Slachtoffer 1] heeft geduwd.
De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Handelingen
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte [Slachtoffer 1] meerdere zweepslagen heeft gegeven. [Slachtoffer 1] heeft dit verklaard en de verdachte bekent dit. [2]
Over het steken van naalden in haar borsten en/of tepels heeft [Slachtoffer 1] meermalen concreet verklaard. Zo heeft zij tijdens haar eerste verhoor bij de politie verklaard dat de verdachte haar angst voor naalden wilde wegnemen en daarom een ‘kunstwerk’ van naalden in haar borsten heeft gemaakt. Ook komt deze handeling terug in de sekscontracten die de verdachte heeft opgesteld voor dates met [Slachtoffer 1] . Zo heeft hij in de contracten van 14 januari 2015 en 18 februari 2015 opgenomen dat ‘Tit en Bottom torture, bv met naalden’ tot de mogelijke handelingen behoorde. Verder heeft de verdachte in zijn dagboek een gesprek met zijn psycholoog beschreven en hierin onder meer opgenomen dat hij, op haar vraag hoe ver hij ging, heeft aangegeven dat hij “tot/met naalden” ging. [3] De verklaring die de verdachte voor deze passage heeft gegeven, namelijk dat hij de naalden heeft genoemd om zijn psycholoog een beeld te geven van sm en dat hij weleens naalden heeft gebruikt, maar niet bij [Slachtoffer 1] , acht de rechtbank, in het licht van het voorgaande, ongeloofwaardig. De raadsman heeft er op gewezen dat uit het rapport betreffende het bij [Slachtoffer 1] verrichte forensische geneeskundig onderzoek niet volgt dat [Slachtoffer 1] naalden in haar borsten gestoken heeft gekregen. De rechtbank gaat hieraan voorbij, nu dit op grond van dit onderzoek - gezien het tijdsverloop - ook niet kan worden uitgesloten. De rechtbank acht daarom bewezen dat de verdachte naalden in de borsten en tepels van [Slachtoffer 1] heeft gestoken.
De rechtbank acht ook bewezen dat de verdachte het hoofd van [Slachtoffer 1] in een toiletpot heeft geduwd en het toilet heeft doorgespoeld, terwijl hij haar hoofd in de toiletpot hield. Al in haar eerste verhoor bij de politie heeft [Slachtoffer 1] verklaard dat de verdachte haar haar angsten wilde laten overwinnen. Omdat zij bang was voor verdrinken, heeft de verdachte haar hoofd in de wc-pot geduwd en doorgespoeld terwijl haar hoofd in de wc-pot zat. Terwijl zij al niet kon ademen, kwam dan van alle kanten water. Daarna mocht [Slachtoffer 1] weer even ademhalen en herhaalde de verdachte de handeling. Deze concrete verklaring wordt ondersteund door getuige [getuige] , die heeft verklaard dat [Slachtoffer 1] haar na een date met de verdachte had verteld dat zij met haar hoofd werd ondergedompeld, alsof ze gestikt werd. [4]
Ten aanzien van het gebruik van de anaalhaak overweegt de rechtbank als volgt. Op een harde schijf van de verdachte zijn meerdere afbeeldingen van ontklede vrouwen in diverse posities aangetroffen. [Slachtoffer 1] heeft zichzelf op een aantal van deze foto’s herkend. Over één van deze foto’s heeft zij verklaard dat zij zich kan herinneren dat zij op een stoel zat, terwijl zij een anaalhaak in had, die zat vastgebonden aan haar staartje en in haar kont trok op het moment dat haar hoofd door de pijn van het slaan omhoog schoot. Omdat zij dat niet wilde, moest zij de hele tijd met haar hoofd achterover zitten. Deze concrete verklaring wordt ondersteund door de sekscontracten die de verdachte heeft opgesteld voor dates met [Slachtoffer 1] , waarin de anaalhaak expliciet wordt genoemd als mogelijke handeling. [5] De verdachte heeft vragen hierover niet willen beantwoorden. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding te twijfelen aan de verklaring van [Slachtoffer 1] en acht bewezen dat de verdachte een anaalhaak in de anus van [Slachtoffer 1] heeft geduwd, deze heeft vastgemaakt aan het haar van [Slachtoffer 1] en [Slachtoffer 1] heeft geslagen, terwijl zij was vastgebonden aan een stoel.
Wederrechtelijk?
[Slachtoffer 1] heeft verklaard dat de zweepslagen over haar hele lichaam werden gegeven en dat zij heel veel pijn deden. Zij heeft verklaard dat de zweepslagen maakten dat haar hele lichaam brandde en dat zij rode en blauwe plekken en bloeduitstortingen opliep. [6] De rechtbank ziet geen aanleiding om aan dit onderdeel van de verklaring van [Slachtoffer 1] te twijfelen, te meer nu daarvoor ook steunbewijs in het dossier aanwezig is in de vorm van een getuigenverklaring en in de vorm van de door de verdachte opgestelde sekscontracten, waarvan in vier wordt vermeld: ‘hard slaan, inclusief striemen, bloed en blauwe plekken’. [7]
Over de naalden heeft [Slachtoffer 1] verklaard dat dit pijnlijk was en dat er stippels en bloed te zien waren als de naalden eruit werden getrokken. [8]
Uit de verklaringen van [Slachtoffer 1] komt voldoende naar voren dat de overige hiervoor genoemde handelingen pijn en/of hevige onlust veroorzakende lichamelijke gewaarwordingen bij haar hebben veroorzaakt.
Dit alles leidt tot de conclusie dat de bewezenverklaarde handelingen in beginsel wederrechtelijk zijn. Dit is anders indien er bijzondere omstandigheden aanwezig zijn waardoor de wederrechtelijkheid aan die handelingen komt te ontbreken.
De raadsman heeft in dit verband aangevoerd dat voornoemde handelingen plaatsvonden in het kader van sm tussen twee volwassenen, die daarover tevoren hadden overlegd en hun wensen daaromtrent op schrift hadden gesteld. Hij heeft betoogd dat daarmee de wederrechtelijkheid aan de gedragingen is komen te ontvallen en er derhalve geen sprake is van mishandeling.
De rechtbank overweegt dat op zichzelf juist is dat toestemming de wederrechtelijkheid van gedragingen kan opheffen. Te denken valt hierbij aan de opererende chirurg en een borende tandarts. Ook deelnemers aan een sport, bijvoorbeeld een vechtsport, hebben tot op zekere hoogte gevaarlijke en pijnlijke gedragingen, waartoe het spel uitlokt, over en weer van elkaar te verwachten. De grenzen van de wederrechtelijkheid worden bij een door duidelijke spelregels afgebakende sport echter mede bepaald door die spelregels. Bij overschrijding van die grenzen tussen spelers, zowel binnen als buiten de spelsituatie, kan van het ontbreken van wederrechtelijkheid geen sprake zijn.
Van een soortgelijke situatie is sprake in het geval van sm. De rechtbank onderkent dat inherent is aan sm dat sprake kan zijn van pijn of zelfs lichamelijk letsel. Het geven van toestemming voor het toebrengen van pijn of lichamelijk letsel kan de wederrechtelijkheid van die gedragingen wegnemen. Ook sm wordt evenwel afgebakend door grenzen, die niet mogen worden overschreden. Gebeurt dit wel, dan kan het toegepaste geweld wel degelijk wederrechtelijk zijn.
Ten aanzien van de vraag of de verdachte in onderhavige zaak de grenzen van het sm-spel tussen hem en [Slachtoffer 1] heeft overschreden, overweegt de rechtbank het volgende.
[Slachtoffer 1] heeft verklaard dat haar contact met de verdachte in het begin bestond uit normale seks, ‘gewoon vrijen’. De verdachte gaf haar het gevoel dat hij om haar gaf en dat hij haar liefde en respect gaf. Na een tijdje wilde de verdachte echter een stapje verder gaan. Hij bood haar een contract aan, waarin stond dat zij hem moest gehoorzamen en alles moest doen wat hij haar vroeg. In totaal heeft zij drie of vier contracten ondertekend. [9]
De verdachte heeft erkend dat hij een stapje verder wilde gaan met [Slachtoffer 1] en haar in het kader van sm meerdere contracten heeft aangeboden. [10] De verdachte heeft voorts verklaard dat [Slachtoffer 1] alleen het eerste contract heeft ondertekend en de contracten bovendien slechts moeten worden gezien als een ‘lijstje’, bedoeld om duidelijkheid te scheppen over hetgeen hij en [Slachtoffer 1] over en weer van elkaar konden verwachten.
De rechtbank ziet geen aanleiding op dit punt te twijfelen aan de verklaring van [Slachtoffer 1] en zal ervan uitgaan dat zij meerdere contracten heeft ondertekend. Ook overigens volgt naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam uit het dossier dat de verdachte de intentie had [Slachtoffer 1] aan de in de contracten gemaakte afspraken te houden, zodat de contracten voor hem méér behelsden dan ‘slechts’ een lijstje.
Uit het dossier volgt dat [Slachtoffer 1] zich daadwerkelijk gebonden voelde aan de afspraken die in de contracten stonden. In de eerste plaats heeft zij zelf verklaard dat zij door het tekenen van de contracten vastzat aan de verdachte, dat ze niet kon zeggen dat ze iets niet wilde omdat ze een contract had getekend, en dat ze zich aan de contracten moest houden, ‘omdat het een contract is’. [11] Ook [naam] , de behandelaar van [Slachtoffer 1] , die namens [Slachtoffer 1] aangifte tegen de verdachte heeft gedaan, heeft verklaard dat [Slachtoffer 1] dacht dat ze de verdachte gehoorzaam moest zijn omdat ze vastzat aan een contract en dat zij echt in de veronderstelling verkeerde dat ze niet onder het contract uit kon. [12]
Op dit punt wijst de rechtbank er nogmaals op dat [Slachtoffer 1] is gediagnosticeerd met een licht verstandelijke beperking, die meebrengt dat zij op veel gebieden op erg jong niveau functioneert. Uit het onderzoeksverslag dat over haar is opgesteld komt naar voren dat [Slachtoffer 1] zich bevindt in het impulsieve ego-stadium, wat onder meer inhoudt dat zij erg ontvankelijk is voor regels (‘regels zijn regels’) en de negatieve consequenties van het doorbreken van regels. [13] Naar het oordeel van de rechtbank kan hieruit worden verklaard dat (en waarom) [Slachtoffer 1] een ander, groter gewicht hechtte aan de door haar ondertekende contracten dan de gemiddelde persoon zou doen.
Waar het sm-spel met de verdachte voor [Slachtoffer 1] begon als iets spannends [14] , iets wat zij niet kende en wat zij wilde uitproberen [15] , werden de handelingen na verloop van tijd extremer [16] en wilde de verdachte steeds meer voor haar bepalen. [17] De verdachte speelde volgens [Slachtoffer 1] een spel van aantrekken en afstoten. [18] Hij had haar in haar macht, bespeelde haar hoofd en was bezig met een ‘mindfock’. [19] Hoewel de verdachte vaak veel te ver ging, bijvoorbeeld door naalden in haar borsten te steken en haar hoofd in de toiletpot te stoppen en vervolgens door te trekken [20] , moest zij zich naar eigen zeggen aan de afspraken houden en mocht zij niets zeggen omdat in het contract stond dat zij een slaaf was. [21]
Dit sluit aan bij de eigen aantekeningen van verdachte in zijn dagboek, waaruit kan worden opgemaakt dat hij in zijn verslaving aan seks en zijn drang naar macht mensen manipuleerde en bespeelde. [22]
Ook overigens blijkt uit het dossier dat de verdachte steeds verder ging in zijn omgang met [Slachtoffer 1] . Zo begon hij haar buiten de sm-sessies om ‘slaafje’ te noemen, droeg hij haar op hem te verrassen met een minderjarig meisje (en dus een strafbaar feit te plegen) [23] en werd de inhoud van de contracten steeds extremer, tot het punt dat de passage dat [Slachtoffer 1] te allen tijde kon besluiten het spel te staken, werd geschrapt en de contracten werden gewijzigd van een contract voor bepaalde tijd mét vergoeding naar een contract voor onbepaalde tijd zónder vergoeding. [24]
Dat [Slachtoffer 1] een contract had getekend waarin stond dat zij bepaalde handeling zou doen of dulden en dat [Slachtoffer 1] (daardoor) gehoor bleef geven aan de steeds verderstrekkende wensen van de verdachte, is een omstandigheid waar de verdachte zich naar het oordeel van de rechtbank niet achter kon blijven verschuilen. Naarmate de handelingen heftiger van karakter werden, had de verdachte zich ervan moeten vergewissen of [Slachtoffer 1] hier nog steeds in volle vrijheid mee instemde. Niet is gebleken dat de verdachte dit heeft gedaan. Integendeel, uit het aan [Slachtoffer 1] voorgelegde contract voor onbepaalde tijd volgt dat de verdachte haar geen ruimte meer liet om het ondergaan van bepaalde geweldshandelingen te weigeren. In de gegeven context van steeds heviger geweld moet het voor de verdachte ook duidelijk zijn geweest dat [Slachtoffer 1] die ruimte niet voelde en dat zij meende dat zij verdachte niets kon weigeren, zoals zij later ook heeft verklaard. Kortom, de verdachte had bij het plegen van de geweldshandelingen de verantwoordelijkheid voor het bewaken van de grenzen van het toelaatbare niet geheel aan [Slachtoffer 1] mogen overlaten, maar had hierin zelf ook verantwoordelijkheid moeten nemen. In dat laatste heeft hij verzaakt.
Het voorgaande leidt ertoe dat naar het oordeel van de rechtbank vanaf enig moment geen sprake meer was van het ontbreken van wederrechtelijkheid, waardoor verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling.
Pleegperiode
Zoals in het voorgaande reeds is aangehaald, heeft [Slachtoffer 1] verklaard dat zij moeite heeft met het plaatsen van bepaalde gebeurtenissen in tijd. Omdat ook getuigen niet concreet hebben kunnen aangeven wanneer bepaalde gebeurtenissen hebben plaatsgevonden, zal de rechtbank voor het vaststellen van de pleegperiode en -plaatsen aansluiten bij objectieve bewijsmiddelen en bewijsmiddelen waarover geen discussie bestaat. Zij overweegt daarover het volgende.
Op een harde schijf van de verdachte is een aantal documenten telkens getiteld ‘seks contract’ aangetroffen (hierna te noemen: de contracten), waaronder een contract voor een afspraak tussen ‘ [naam] ’ (de rechtbank begrijpt: de verdachte) en ‘ [naam] ’ (de rechtbank begrijpt: [Slachtoffer 1] ) in een hotelkamer in [hotel] in Nootdorp, in de periode van 25 tot en met 26 oktober 2014.
De rechtbank gaat ervan uit dat deze afspraak daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, nu zowel [Slachtoffer 1] als de verdachte hebben verklaard dat zij hun eerste contract na ondertekening hebben verbrand op het balkon en (enkel) in dit contract, dat het oudste aangetroffen contract is, is opgenomen dat het na afloop van de date zal worden verbrand op het balkon.
Zowel [Slachtoffer 1] als de verdachte hebben verklaard dat hun eerste ontmoeting (waar kennelijk nog geen sprake was van een contract) heeft plaatsgevonden in het [hotel] in Dordrecht, naar aanleiding van een advertentie van [Slachtoffer 1] en haar vriendin [naam] op een sekssite. De verdachte heeft verklaard dat deze eerste ontmoeting heeft plaatsgevonden in oktober 2014.
De officier van justitie acht de verklaring van de verdachte over de datum van de eerste ontmoeting tussen hem en [Slachtoffer 1] ongeloofwaardig en heeft betoogd dat deze ruim vóór oktober 2014 moet hebben plaatsgevonden. Zij heeft daartoe onder meer aangevoerd dat zowel [Slachtoffer 1] als de verdachte hebben verklaard dat er sprake was van een opbouw in de aard van de seksuele handelingen. Zij acht niet aannemelijk dat het contact tussen [Slachtoffer 1] en de verdachte binnen één maand zou zijn uitgebreid naar (zoals in het contract van 25 oktober 2014 is opgenomen) een afspraak die zich kenmerkte als ‘taboeloos, extreem, hard en pervers’.
De officier van justitie gaat er daarbij kennelijk van uit dat alle handelingen die in het contract van 25 oktober 2014 staan vermeld, ook meteen bij gelegenheid van die afspraak in de periode van 25 tot en met 26 oktober 2014, in zijn geheel zijn uitgevoerd. Voor die interpretatie biedt het dossier echter geen steun. De rechtbank acht dan ook niet uitgesloten dat de verdachte aan [Slachtoffer 1] vrij snel na hun eerste afspraak een contract heeft aangeboden en dat de opbouwfase daaruit heeft bestaan, dat de aard en intensiteit van de handelingen elke date een beetje werd opgevoerd. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat [Slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij ‘per direct eigenlijk’ haar eerste contract kreeg aangeboden. De rechtbank heeft geen aanleiding te twijfelen aan deze concrete verklaring.
De verdachte heeft verklaard dat hij en [Slachtoffer 1] in de beginperiode ongeveer één keer per maand afspraken. De rechtbank zal er daarom vanuit gaan dat de eerste ontmoeting tussen hem en [Slachtoffer 1] heeft plaatsgevonden omstreeks 1 oktober 2014.
Voor het bepalen van het moment waarop het ook voor de verdachte duidelijk moet zijn geworden dat de grenzen van het sm-spel waren overschreden en daarmee van
- wederrechtelijkheid wegnemende - instemming geen sprake meer kon zijn, moet de rechtbank aanknopen bij concrete aanwijzingen in het dossier.
Het contract voor onbepaalde tijd zonder vergoeding dateert van 18 februari 2015. De rechtbank neemt deze datum als aanknopingspunt voor het bepalen van het moment waarop de sm-relatie is ontspoord en de verdachte zich niet meer kon verschuilen achter de toestemming van [Slachtoffer 1] en het naleven van zijn wensen door [Slachtoffer 1] . Nu zowel uit de verklaringen van [Slachtoffer 1] en de verdachte volgt dat er een duidelijke opbouw zat in de aard en hevigheid van de handelingen, kan er naar het oordeel van de rechtbank van uit worden gegaan dat de hiervoor genoemde geweldshandelingen (ook) na 18 februari 2015 hebben plaatsgevonden en vanaf dat moment als mishandeling moeten worden aangemerkt.
De verdachte heeft verklaard dat zijn laatste afspraak met [Slachtoffer 1] is geweest in februari 2016. Nu niemand heeft verklaard dat de handelingen in de loop der tijd in hevigheid zijn afgenomen, zal de rechtbank de einddatum van de pleegperiode, conform de tenlastelegging, vaststellen op ‘tot en met 1 februari 2016’.
Uit de verklaring van de verdachte leidt de rechtbank af dat het geven van zweepslagen in genoemde periode meermalen heeft plaatsgevonden. [25] Ten aanzien van de overige handelingen kan niet worden vastgesteld dat deze meermalen hebben plaatsgevonden.
Pleegplaatsen
Niet ter discussie staat dat er in de periode van 18 februari 2015 tot en met 1 februari 2016 dates tussen [Slachtoffer 1] en de verdachte hebben plaatsgevonden op diverse locaties in Nederland. [26]
4.4.2
[Slachtoffer 3] (dagvaarding I, feit 1)
Onder dagvaarding I, feit 1, eerste cumulatief/alternatief wordt de verdachte verweten dat hij [Slachtoffer 3] (hierna: [Slachtoffer 3] ) heeft bewogen tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen, terwijl hij wist of moest vermoeden dat zij minderjarig was. Onder het tweede cumulatief/alternatief wordt de verdachte verweten dat hij [Slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het plegen of dulden van die ontuchtige handelingen.
4.4.2.1
Feit 1, eerste cumulatief/alternatief
In het navolgende zal de rechtbank eerst ingaan op de vraag of kan worden bewezen dat tussen de verdachte en [Slachtoffer 3] ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden en zo ja, waar en wanneer deze handelingen hebben plaatsgevonden. Vervolgens zal de rechtbank ingaan op de vraag of de verdachte [Slachtoffer 3] middels het aanwenden van een in de tenlastelegging genoemd middel tot het plaatsvinden van deze handelingen heeft verleid. Tot slot zal de rechtbank beoordelen of de verdachte op het moment van het plaatsvinden van de ontuchtige handelingen wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat [Slachtoffer 3] minderjarig was.
Ontuchtige handelingen
Niet ter discussie staat dat [Slachtoffer 3] zichzelf en de verdachte heeft uitgekleed, dat zij samen hebben gedoucht, dat zij elkaars lichaam hebben bevoeld/betast, dat zij elkaar hebben afgedroogd, dat [Slachtoffer 3] het lichaam van de verdachte heeft droog geföhnd en dat [Slachtoffer 3] de verdachte met haar vinger en haar tong anaal heeft bevredigd. Ook staat niet ter discussie dat de verdachte zijn penis heen en weer heeft bewogen in de vagina van [Slachtoffer 3] . [27]
Waarover wel discussie bestaat, is de vraag of de verdachte een hondenriem om de hals van [Slachtoffer 3] heeft bevestigd en vervolgens haar gezicht heeft bewogen naar zijn anus. [Slachtoffer 3] heeft verklaard dat deze handelingen hebben plaatsgevonden, terwijl de verdachte dit heeft ontkend. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
[Slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij en de verdachte op een matras in de woonkamer lagen, toen de verdachte zei dat zij moest wachten. Hij kwam terug met een hondenriem voor mensen en bond die om haar nek. Vervolgens trok hij de riem steeds aan, zodat haar gezicht richting zijn anus kwam en zij hem anaal kon bevredigen. [28]
De verdachte heeft ontkend dat hij een hondenriem om de hals van [Slachtoffer 3] heeft gedaan of een andere handeling heeft verricht om haar gezicht naar zijn anus te krijgen. De rechtbank heeft echter geen aanleiding te twijfelen aan de (concrete) verklaring van [Slachtoffer 3] . De rechtbank neemt bij haar oordeel mede in aanmerking dat de verdachte op dit punt tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd. Zo heeft hij in eerste instantie verklaard dat [Slachtoffer 3] wellicht via [Slachtoffer 1] informatie over een hondenriem heeft verkregen, om direct daarna te verklaren dat hij met [Slachtoffer 1] nooit iets met een hondenriem heeft gedaan. Ook heeft hij verklaard dat [Slachtoffer 3] wellicht in de slaapkamer iets heeft gezien dat lijkt op een riem, om daarna te verklaren dat hij een dergelijk voorwerp niet in zijn slaapkamer had liggen. De rechtbank zal dit deel van de tenlastelegging dan ook bewezen verklaren.
De rechtbank acht genoemde handelingen, inclusief het gebruik van de hondenriem, ontuchtig. Deze handelingen waren, gelet op de aard ervan alsmede de context waarin deze werden verricht, in onderlinge samenhang bezien, kennelijk bedoeld bij te dragen aan de seksuele beleving van de verdachte.
Voorts staat ter discussie of de verdachte een voorbehoedsmiddel heeft gebruikt tijdens de vaginale seks met [Slachtoffer 3] . De rechtbank overweegt hierover het volgende.
[Slachtoffer 3] heeft verklaard dat de verdachte seks zonder condoom wilde, maar dat zij dit niet wilde, omdat zij niet zwanger wilde worden en geen soa wilde oplopen. Zij heeft verklaard dat de verdachte uiteindelijk voorstelde dat hij zijn penis er op tijd zou uithalen en dat zij daarmee heeft ingestemd. Volgens [Slachtoffer 3] is het vervolgens daadwerkelijk op deze manier gegaan en heeft de verdachte inderdaad geen voorbehoedsmiddel gebruikt. [29] De verklaring van [Slachtoffer 3] wordt ondersteund door de inhoud van het WhatsApp-gesprek waarin de door [Slachtoffer 3] aangehaalde discussie tussen haar en de verdachte wordt gevoerd. In dit gesprek, waarvan screenshots in het dossier zijn gevoegd, stelt de verdachte [Slachtoffer 3] voor dat hij haar extra geld betaalt voor seks zonder condoom. Na enige tegenstrubbelingen van [Slachtoffer 3] en onderhandeling over het bedrag dat hier tegenover staat, gaat [Slachtoffer 3] hiermee akkoord. [30] Bovendien heeft ook [Slachtoffer 2] verklaard dat de verdachte “het doet zonder condoom.” [31] Gelet hierop ziet de rechtbank, ondanks de ontkenning van de verdachte, geen aanleiding te twijfelen aan de verklaring van [Slachtoffer 3] . Zij acht dit deel van de tenlastelegging bewezen.
Pleegdatum en -plaats
Niet ter discussie staat dat de hiervoor genoemde handelingen hebben plaatsgevonden op 18 oktober 2015 [32] , in een appartement in Scheveningen, Den Haag. [33]
Verleidingsmiddel
Ook staat niet ter discussie dat [Slachtoffer 3] tot de genoemde ontuchtige handelingen is bewogen doordat de verdachte haar 725 euro heeft beloofd. Uit het dossier volgt duidelijk dat [Slachtoffer 3] geld nodig had voor een vriend en dat zij de ontuchtige handelingen met de verdachte heeft gepleegd en geduld omdat hij haar hiervoor zou betalen. [34]
(Wetenschap van) minderjarigheid
[Slachtoffer 3] is geboren op 11 september 1998. [35] Zij was dus minderjarig (zeventien jaar) op het moment dat de ontuchtige handelingen plaatsvonden.
De raadsman heeft betoogd dat kan worden bewezen dat de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat [Slachtoffer 3] minderjarig was op het moment van de handelingen, maar niet dat hij dat
wist. Met de officier van justitie acht de rechtbank echter wel bewezen dat de verdachte dit wist. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
[Slachtoffer 3] heeft vanaf haar eerste verhoor en meermalen verklaard dat de verdachte alleen met een minderjarig meisje wilde afspreken. Zij heeft verklaard dat de verdachte haar paspoort wilde zien, zodat hij kon controleren of zij echt minderjarig was en dat zij daarom een foto van haar paspoort naar [Slachtoffer 1] heeft gestuurd. [36] Naar het oordeel van de rechtbank wordt deze verklaring ondersteund door de inhoud van het WhatsApp-gesprek dat [Slachtoffer 3] en de verdachte voorafgaand aan hun afspraak hebben gevoerd, waarin de verdachte tegen [Slachtoffer 3] heeft gezegd dat zij een vriendin moest meenemen, “ook jong”. [37] Uit deze opmerking volgt dat de jonge leeftijd van [Slachtoffer 3] voorafgaand aan hun afspraak onderwerp van gesprek is geweest. Dat de verdachte interesse had in minderjarige meisjes, volgt ook overigens uit het dossier. Zo heeft [Slachtoffer 1] verklaard dat de verdachte haar vaak heeft gevraagd ‘kuikentjes’ te regelen en dat hij hiermee doelde op meisjes onder de achttien. [38] Dat de verdachte [Slachtoffer 1] heeft gevraagd minderjarige meisjes te regelen, blijkt uit e-mailcorrespondentie tussen hen [39] en heeft de verdachte ter terechtzitting ook bekend. [40]
4.4.2.2
Feit 1, tweede cumulatief/alternatief
Ten aanzien van dit feit ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag of de verdachte [Slachtoffer 3] tot het plegen en dulden van de onder 4.4.2.1 vastgestelde handelingen heeft gedwongen. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Ontuchtige handelingen en pleegdatum en -plaats
Overeenkomstig hetgeen de rechtbank onder 4.4.2.1 heeft overwogen, acht zij bewezen dat op 18 oktober 2015 in een appartement in Scheveningen, Den Haag, ontuchtige handelingen tussen [Slachtoffer 3] en de verdachte hebben plaatsgevonden.
Dwang
Onder 4.4.1.2 heeft de rechtbank reeds overwogen dat voor strafbaarheid op grond van artikel 246 Sr is vereist dat het slachtoffer tot het plegen of dulden van de ontuchtige handelingen is gedwongen door middel van geweld of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid. De dwang moet van dien aard zijn dat de ander zich naar redelijke verwachting niet tegen de seksuele handelingen heeft kunnen verzetten dan wel door toedoen van de verdachte in een zodanig bedreigende situatie is gebracht dat zij zich daaraan niet heeft kunnen onttrekken.
Met de raadsman en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat in het dossier geen aanknopingspunten te vinden zijn voor de stelling dat de verdachte [Slachtoffer 3] middels geweld of bedreiging met geweld heeft gedwongen tot het plegen en dulden van ontuchtige handelingen.
De officier van justitie heeft betoogd dat wel sprake is geweest van dwang door andere feitelijkheden, namelijk de dwingende houding van de verdachte, de afhankelijkheidsrelatie van [Slachtoffer 3] tot de verdachte en het overwicht van de verdachte op [Slachtoffer 3] , bestaande dat overwicht uit het leeftijdsverschil van zevenentwintig jaar, de kwetsbare positie waarin [Slachtoffer 3] zich bevond en het onverhoedse karakter van de handelingen van de verdachte.
De rechtbank is echter van oordeel dat van een dergelijke situatie in onderhavige zaak geen sprake is geweest. Zij overweegt daartoe dat [Slachtoffer 3] weliswaar heeft verklaard dat zij de situatie raar en smerig vond, maar ook dat er geen dingen tegen haar wil zijn gebeurd, dat alles vooraf was besproken en dat alles vrijwillig was. [Slachtoffer 3] heeft bovendien zelf het initiatief genomen om in contact met de verdachte te komen, sterker nog, het was haar initiatief om tegen betaling seks met de verdachte te hebben en zij kon naar eigen zeggen ‘nee’ zeggen als zij (toch) niet had gewild. Ook heeft [Slachtoffer 3] tegen [Slachtoffer 1] gezegd dat de verdachte heel lief voor haar was, haar complimentjes gaf en niets verkeerd deed.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte geen dwingende houding ten opzichte van [Slachtoffer 3] heeft ingenomen, dat er geen sprake was van een afhankelijkheidsrelatie tussen de verdachte en [Slachtoffer 3] , dat [Slachtoffer 3] zich niet in een kwetsbare positie bevond en dat de handelingen van de verdachte geen onverhoeds karakter hadden. Hoewel sprake is van een groot leeftijdsverschil tussen de verdachte en [Slachtoffer 3] , kan daaruit naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer volgen dat [Slachtoffer 3] tot het plegen of dulden van de handelingen werd gedwongen (vgl. HR 27 maart 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ5707). De rechtbank zal de verdachte dan ook van dit feit vrijspreken.
4.4.3
[Slachtoffer 2] (dagvaarding II, feiten 1 en 2)
Onder dagvaarding II, feit 1, eerste cumulatief/alternatief wordt de verdachte verweten dat hij [Slachtoffer 2] (hierna: [Slachtoffer 2] ) heeft bewogen tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen, terwijl hij wist of moest vermoeden dat zij minderjarig was. Onder het tweede cumulatief/alternatief wordt de verdachte verweten dat hij [Slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het plegen of dulden van die ontuchtige handelingen. Onder feit 2 wordt de verdachte verweten dat hij [Slachtoffer 2] heeft mishandeld.
4.4.3.1
Feit 1, eerste cumulatief/alternatief
De rechtbank zal eerst ingaan op de vraag op welke data de verdachte en [Slachtoffer 2] met elkaar hebben afgesproken en daarmee op de vraag of [Slachtoffer 2] op dat moment minderjarig was. Vervolgens zal de rechtbank ingaan op de vraag of tussen de verdachte en [Slachtoffer 2] ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden terwijl zij minderjarig was en zo ja, of de verdachte [Slachtoffer 2] middels een in de tenlastelegging genoemd middel tot deze handelingen heeft verleid. Tot slot, indien de voorgaande vragen bevestigend worden beantwoord, zal de rechtbank beoordelen of de verdachte op het moment dat de handelingen plaatsvonden wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat [Slachtoffer 2] minderjarig was.
Pleegdata en -plaatsen & minderjarigheid [Slachtoffer 2]
is geboren op [geboortedag sl. 2] 1997 [41] en werd dus achttien jaar op [geboortedag sl. 2] 2015. [Slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij eind 2014 en in februari 2015 met de verdachte heeft afgesproken en dus minderjarig was tijdens deze afspraken. De verdachte heeft verklaard dat hij in juni 2015 voor het eerst met [Slachtoffer 2] heeft afgesproken en zij dus meerderjarig was tijdens hun afspraken.
Met de raadsman en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier volgt dat [Slachtoffer 2] moeite heeft met het plaatsen van gebeurtenissen in tijd. De rechtbank stelt evenwel ook vast dat [Slachtoffer 2] de datum van één van haar afspraken met de verdachte heeft opgehangen aan concrete gebeurtenissen. De rechtbank overweegt daarover het volgende.
In de eerste plaats heeft [Slachtoffer 2] verklaard dat één afspraak plaatsvond niet lang voordat zij achttien jaar zou worden. [42] Daarnaast heeft zij verklaard dat zij de verdachte op de dag van deze afspraak een video heeft gestuurd waarin zij onder de douche stond en een video waarin zij moest zeggen dat de verdachte haar meester is en zij zou doen wat hij zou willen. [43] Zij heeft verklaard dat deze afspraak plaatsvond in Dordrecht. [44]
De rechtbank overweegt dat op de harde schijf van de verdachte in de map ‘ [naam] ’ (zijnde een schuilnaam van [Slachtoffer 2] [45] ) een aantal filmpjes is aangetroffen. Op één van de filmpjes, dat blijkens de bestandsnaam is gemaakt op 10 februari 2015, is een meisje te zien, dat in de camera zegt: “meester, uw onderdanige slavin [naam] is bereid om vandaag al uw wensen te vervullen.” Op een ander filmpje, dat blijkens de bestandsnaam is gemaakt op 11 februari 2015, is een naakt meisje onder de douche te zien. [46]
Dat [Slachtoffer 2] op 11 februari 2015 met de verdachte in Dordrecht heeft afgesproken, wordt ondersteund door boekingsgegevens van hotel [hotel] in Dordrecht. Uit deze gegevens blijkt dat de verdachte in dit hotel een kamer voor twee volwassenen (personen vanaf twaalf jaar) heeft geboekt voor de periode van 11 tot en met 12 februari 2015. [47] Met deze gegevens was [Slachtoffer 2] nog niet geconfronteerd op het moment dat zij verklaarde over de dag dat zij de video’s naar de verdachte heeft gestuurd.
Dat [Slachtoffer 2] en de verdachte hebben afgesproken op een moment dat [Slachtoffer 2] minderjarig was, wordt bovendien ondersteund door de verklaring van [Slachtoffer 1] . [Slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij op verzoek van de verdachte minderjarige meisjes voor hem heeft geregeld en dat één van die meisjes haar vriendin [naam] (de rechtbank begrijpt: [Slachtoffer 2] ) was. [Slachtoffer 1] heeft verklaard dat [Slachtoffer 2] op dat moment zestien of zeventien jaar oud was. [48]
Hoewel [Slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij eind 2014 al een date met de verdachte heeft gehad, bevat het dossier naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende concrete informatie om te kunnen vaststellen waar en wanneer deze date zou hebben plaatsgevonden. De rechtbank zal daarom in de bewezenverklaring deze eerdere afspraak buiten beschouwing laten.
Omdat uit het dossier niet blijkt dat tussen het weekend van 11 en 12 februari 2015 en de achttiende verjaardag van [Slachtoffer 2] op [geboortedag sl. 2] 2015 nog een afspraak tussen haar en de verdachte heeft plaatsgevonden, zal de rechtbank de pleegperiode vaststellen op 11 tot en met 12 februari 2015.
Ontuchtige handelingen
[Slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij zich op de date met de verdachte heeft uitgekleed [49] en dat zij de verdachte moest pijpen [50] en keelneuken. [51]
Verleidingsmiddel
[Slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij met de verdachte heeft afgesproken omdat zij daarvoor geld van hem zou krijgen. [52] De rechtbank ziet geen aanleiding daaraan te twijfelen. Omdat zij wisselend heeft verklaard over de hoogte van het bedrag dat zij voor de afspraak op 11 en 12 februari 2015 heeft gekregen, zal de rechtbank bewezen verklaren dat zij ‘enig geldbedrag’ heeft ontvangen.
Wetenschap van minderjarigheid
[Slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij de eerste keer dat zij met de verdachte heeft afgesproken (dus de afspraak voor 11 februari 2015) met [Slachtoffer 1] is meegegaan naar de verdachte omdat de verdachte een minderjarig meisje wilde. [Slachtoffer 2] heeft verklaard dat de verdachte haar die afspraak heeft gevraagd hoe oud ze was en dat zij toen heeft gezegd dat ze zeventien jaar oud was. [53]
Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaring van [Slachtoffer 1] . Zoals hierboven reeds is vermeld heeft [Slachtoffer 1] verklaard dat de verdachte haar vaak heeft gevraagd minderjarige meisjes te regelen, en dat één van deze meisjes haar vriendin [naam] was, die toen zestien of zeventien jaar oud was. [54] De verdachte heeft bekend dat hij [Slachtoffer 1] (ooit) heeft gevraagd een minderjarig meisje te regelen. [55] Dat de verdachte interesse had in minderjarige meisjes blijkt naar het oordeel van de rechtbank voorts uit de bewezenverklaring in de zaak [Slachtoffer 3] . De rechtbank acht in die zaak bewezen dat de verdachte bewust op zoek was naar een minderjarig meisje.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte wist dat [Slachtoffer 2] ten tijde van het plegen van de ontuchtige handelingen op 11 februari 2015 minderjarig was.
4.4.3.2
Feit 1, tweede cumulatief/alternatief
Niet ter discussie staat dat de verdachte en [Slachtoffer 2] na 11 en 12 februari 2015 (in ieder geval) drie afspraken hebben gehad, en dat zij tijdens deze afspraken seksuele handelingen met elkaar hebben gepleegd.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of [Slachtoffer 2] tot het verrichten en dulden van die handelingen is gedwongen op de wijze zoals is tenlastegelegd.
De officier van justitie heeft betoogd dat sprake is geweest van dwang, door het meer dan geringe leeftijdsverschil tussen de verdachte en [Slachtoffer 2] , het verschil in maatschappelijke positie en intelligentie, de geringe weerbaarheid van [Slachtoffer 2] en de omstandigheid dat zij zich niet kon onttrekken uit de situatie waarin de aanranding plaatsvond.
Onder 4.4.1.2 heeft de rechtbank reeds overwogen dat voor strafbaarheid op grond van artikel 246 Sr is vereist dat het slachtoffer tot het plegen of dulden van de ontuchtige handelingen is gedwongen door middel van geweld of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid. De dwang moet van dien aard zijn dat de ander zich naar redelijke verwachting niet tegen de seksuele handelingen heeft kunnen verzetten, dan wel door toedoen van de verdachte in een zodanig bedreigende situatie is gebracht dat zij zich daaraan niet heeft kunnen onttrekken.
Gelet op de tekst van de tenlastelegging dient de rechtbank te bewijzen dat de verdachte [Slachtoffer 2] door middel van (bedreiging met) geweld of andere feitelijkheden heeft gedwongen tot het plegen of dulden van de hiervoor bewezenverklaarde handelingen (zoenen, anale, vaginale en orale seks).
De rechtbank is van oordeel dat van een situatie als in de tenlastelegging in onderhavige zaak geen sprake is geweest. [Slachtoffer 2] heeft weliswaar verklaard dat zij de verdachte ‘vaag’ vond en het raar vond dat zij dildo’s in zijn anus moest stoppen, maar ook dat de verdachte haar nooit heeft bedreigd, dat zij het allemaal niet zo serieus nam en dat zij het voor het geld deed. Ondanks het feit dat zij wist dat de verdachte [Slachtoffer 1] veel pijn deed en zij soms schrok van de manier van doen van de verdachte, is zij meermalen vrijwillig naar de verdachte teruggegaan. Ook volgt uit het dossier dat [Slachtoffer 2] inspraak had in de handelingen die zouden worden verricht (zo heeft zij verklaard dat zij anale seks heeft geweigerd) en dat zij halverwege een afspraak is weggegaan.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank dan ook van oordeel dat geen sprake is geweest van een geringe weerbaarheid bij [Slachtoffer 2] of een situatie waaraan zij zich niet kon onttrekken. Ook kan niet worden gesteld dat het verschil in maatschappelijke positie en intelligentie [Slachtoffer 2] ertoe heeft gedwongen ontuchtige handelingen met de verdachte te plegen of van hem te dulden. Hoewel sprake is van een aanzienlijk leeftijdsverschil tussen de verdachte en [Slachtoffer 2] , kan naar het oordeel van de rechtbank ook daaruit niet zonder meer volgen dat [Slachtoffer 2] tot het plegen of dulden van de handelingen werd gedwongen. De rechtbank zal de verdachte dan ook van dit feit dan ook vrijspreken.
4.3.3
Feit 2
Onder feit 2 is de verdachte ten laste gelegd dat hij [Slachtoffer 2] heeft mishandeld door haar op diverse delen van haar lichaam zweepslagen te geven en een pomp, knijpers en klemmen op haar borsten en tepels te zetten. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Niet ter discussie staat dat de verdachte [Slachtoffer 2] zweepslagen heeft gegeven op haar kont en rug. [Slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij hierdoor rode strepen heeft opgelopen en dat het brandde. [56]
[Slachtoffer 2] heeft voorts verklaard dat de verdachte een pomp en klemmen op - onder meer -
haar tepels heeft gezet en daar vervolgens aan trok. Zij heeft verklaard dat dit pijn deed. Hoewel de verdachte heeft ontkend dat hij dit heeft gedaan, heeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de zeer concrete en gedetailleerde verklaring van [Slachtoffer 2] . De rechtbank gaat er daarom van uit dat ook dit heeft plaatsgevonden.
De vraag is vervolgens of deze geweldshandelingen mishandeling opleveren.
Zoals hiervoor bij de bespreking van de zaak ten aanzien van [Slachtoffer 1] is overwogen, leveren dergelijke handelingen naar hun aard en ook gezien de verklaarde pijnlijke gevolgen daarvan, in beginsel mishandeling op, tenzij dit is gebeurd onder zodanige bijzondere omstandigheden dat van wederrechtelijkheid geen sprake is.
Ook in dit geval heeft de verdachte zich er op beroepen dat er sprake was van een vooraf afgesproken sm-spel.
[Slachtoffer 2] heeft ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard:
‘Soms zei ik dat ik iets niet wilde en dan werd [verdachte] boos. Hij ging er dan niet mee akkoord. We hadden wel een stopwoord, ik mocht wel stop zeggen, maar ik zei de hele tijd stop toen hij mij sloeg, want het deed pijn, en toen hij werd hij boos. U vraagt mij of hij dan doorging. Soms wel’. [57]
De rechtbank maakt hieruit op dat er inderdaad sprake was van een vooraf afgesproken
sm-spel, maar dat de verdachte de hierover gemaakte afspraken heeft geschonden door het blijven slaan (de rechtbank begrijpt: met een zweep), terwijl zij had aangegeven dat hij moest stoppen. De verdachte, geconfronteerd met deze verklaring van [Slachtoffer 2] , heeft de door haar geschetste gang van zaken ontkend. De rechtbank heeft echter geen aanleiding om aan de verklaring van [Slachtoffer 2] op dit punt te twijfelen. Dat de verdachte bij het slaan met een zweep de afgesproken grenzen heeft overschreden, vindt steun in de verklaringen van zowel [Slachtoffer 2] als [Slachtoffer 1] , dat [Slachtoffer 2] bij het ondergaan van deze handelingen buiten bewustzijn is geraakt. [58] Dat de verdachte bij het toepassen van geweld in sm-relaties de grenzen niet voldoende bewaakte, vindt voorts steun in hetgeen de rechtbank ten aanzien van de zaak betrekking hebbende op [Slachtoffer 1] heeft overwogen. De rechtbank acht mishandeling dan ook in zoverre bewezen.
Dat de verdachte de grenzen van het sm-spel ook heeft overschreden met betrekking tot de andere hiervoor besproken handelingen, is niet gebleken. [Slachtoffer 2] heeft hierover niet verklaard dat dit gebeurde tegen haar wil. Van die handelingen zal de rechtbank de verdachte dan ook vrijspreken.
Nu uit het dossier niet geheel duidelijk naar voren komt wanneer de vervolgafspraken tussen [Slachtoffer 2] en de verdachte hebben plaatsgevonden, behalve dan dat dit was na de achttiende verjaardag van [Slachtoffer 2] , zal de rechtbank die verjaardag ( [geboortedag sl. 2] 2015) als begindatum van de pleegperiode hanteren. Als einddatum van de pleegperiode zal de rechtbank de laatste dag van 2015 hanteren. Er is weliswaar volgens de verdachte ook in 2016 nog een afspraak geweest waarbij [Slachtoffer 2] aanwezig was, maar bij gelegenheid van die specifieke afspraak zouden de rollen in het sm-spel zijn omgedraaid en zou de verdachte de ondergeschikte rol hebben gespeeld, zodat de rechtbank ervan uit gaat dat er bij die laatste afspraak geen mishandeling van [Slachtoffer 2] heeft plaatsgevonden.
Evenmin is duidelijk waar in Nederland de bewezenverklaarde handelingen hebben plaatsgevonden. De rechtbank zal daarom bewezen verklaren dat dit in Nederland is geweest, nu dat niet ter discussie staat.
4.4.4
[Slachtoffer 4] (dagvaarding II, feit 3)
Onder dagvaarding II, feit 3, eerste cumulatief/alternatief wordt de verdachte verweten dat hij [Slachtoffer 4] (hierna: [Slachtoffer 4] ) heeft bewogen tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen, terwijl hij wist of moest vermoeden dat zij minderjarig was. Onder het tweede cumulatief/alternatief wordt de verdachte verweten dat hij [Slachtoffer 4] heeft gedwongen tot het plegen of dulden van die ontuchtige handelingen.
4.4.4.1
Feit 3, eerste cumulatief/alternatief
De rechtbank zal in het navolgende eerst ingaan op de vraag op welke data de verdachte en [Slachtoffer 4] met elkaar hebben afgesproken en daarmee op de vraag of [Slachtoffer 4] op dat moment minderjarig was.
Pleegdata en -plaatsen & minderjarigheid [Slachtoffer 4]
Niet ter discussie staat dat de verdachte en [Slachtoffer 4] twee keer met elkaar hebben afgesproken en dat er seksuele handelingen tussen hen hebben plaatsgevonden.
[Slachtoffer 4] heeft verklaard dat zij zeker weet dat zij tijdens haar tweede afspraak met de verdachte achttien jaar oud was. Ook de verdachte heeft verklaard dat [Slachtoffer 4] tijdens hun tweede afspraak meerderjarig was.
Met betrekking tot de vraag wanneer hun eerste afspraak heeft plaatsgevonden, heeft [Slachtoffer 4] wisselend verklaard. Het enige mogelijke aanknopingspunt dat zij hierover heeft kunnen geven, is dat zij nog geen studiefinanciering ontving toen zij de eerste keer met de verdachte afsprak. De rechtbank is van oordeel dat dit onvoldoende is om buiten redelijke twijfel vast te stellen dat [Slachtoffer 4] op het moment van haar eerste afspraak met de verdachte minderjarig was. Nu het dossier ook overigens geen concreet bewijs bevat om vast te stellen hoe oud [Slachtoffer 4] was tijdens deze eerste afspraak, zal de rechtbank de verdachte van dit feit vrijspreken.
4.4.4.2
Feit 3, tweede cumulatief/alternatief
De officier van justitie heeft betoogd dat [Slachtoffer 4] tot het plegen of dulden van de tenlastegelegde ontuchtige handelingen is gedwongen middels andere feitelijkheden, te weten het aanwenden van fysieke handelingen, het bezigen van gebiedende taal, het bestaan van overwicht van de verdachte op [Slachtoffer 4] en de omstandigheid dat [Slachtoffer 4] zich niet kon onttrekken uit de situatie waarin de aanranding plaatsvond.
De rechtbank is echter van oordeel dat niet kan worden bewezen dat van een dergelijke situatie sprake is geweest. [Slachtoffer 4] heeft verklaard dat er geen dingen zijn gebeurd die zij niet wilde. Zij heeft verklaard dat de verdachte aan haar vroeg wat ze niet wilde doen en dat hij vervolgens accepteerde dat zij geen anale seks wilde. Uit de verklaringen van [Slachtoffer 4] volgt niet dat zij zich door één van de door de officier van justitie genoemde dan wel andere feitelijkheden gedwongen voelde de tenlastegelegde handelingen te plegen of dulden. De rechtbank zal de verdachte dan ook van dit feit vrijspreken.
4.4.5
Dagvaarding III
Op 7 oktober 2016 heeft [naam] namens de Christelijke Gereformeerde Kerk Den Haag (voor de fusie op 2 maart 2013: de Christelijke Gereformeerde Kerk ’s-Gravenhage-West [59] , hierna te noemen: de kerk) aangifte tegen de verdachte gedaan van verduistering van gelden van de kerk. [60]
De verdachte heeft bekend dat hij in zijn hoedanigheid van penningmeester van de Kerkenraad van de kerk, geld van de kerk heeft verduisterd. [61]
De officier van justitie heeft zich overeenkomstig het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 18 juli 2017 op het standpunt gesteld dat de verdachte in totaal € 435.648,46 heeft verduisterd. De raadsman heeft betoogd dat de verdachte € 427.343,00 heeft verduisterd.
De rechtbank overweegt dat verbalisant [verbalisant] gemotiveerd en deugdelijk onderbouwd heeft gerelateerd hoe hij tot het bedrag van € 435.648,46 is gekomen. Ter terechtzitting van 24 januari 2018 heeft de officier van justitie bovendien gemotiveerd en, naar het oordeel van de rechtbank overtuigend, betoogd dat de door de verdediging overgelegde berekening op een aantal punten tekortschiet. Gelet hierop zal de rechtbank bewezen achten dat de verdachte een bedrag van € 435.648,46 heeft verduisterd.
De rechtbank acht verder bewezen dat de verdachte de verduistering heeft gepleegd in de periode van 2 januari 2007, zijnde de datum waarop de eerste mutatie heeft plaatsgevonden [62] , tot en met 8 maart 2016, zijnde de dag voordat hij uit de functie van penningmeester werd ontheven. [63]
De verdachte heeft verklaard dat hij zijn werkzaamheden als penningmeester verrichtte vanuit zijn woning in Den Haag. [64]
4.4.6
Dagvaarding IV
De rechtbank is van oordeel dat met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan worden volstaan, nu de verdachte het onder het eerste en tweede cumulatief/alternatief bewezenverklaarde (valsheid in geschrifte) heeft bekend. Voorts heeft de verdachte nadien niet anders verklaard en heeft de raadsman van de verdachte geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank bezigt ten aanzien van het eerste cumulatief/alternatief als bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 22 september 2017;
  • geschriften, te weten bankafschriften van de [bank] met betrekking tot het [rekeningnummer] , blz. 385-389 (PV B);
  • geschriften, te weten rekeningoverzichten van de [bank] met betrekking tot het [rekeningnummer] , blz. 416-417 (PV B);
  • het proces-verbaal van bevindingen, blz. 407-408 (PV B);
  • een geschrift, te weten een financieel jaaroverzicht 2011 van de [bank] met betrekking tot [rekeningnummer] , blz. 431 (PV B);
  • het proces-verbaal van bevindingen, blz. 430 (PV B).
Ten aanzien van het tweede cumulatief/alternatief bezigt de rechtbank als bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 22 september 2017;
  • het proces-verbaal van bevindingen, blz. 384, met bijlagen, zijnde geschriften, te weten bankafschriften van de [bank] met betrekking tot het [rekeningnummer] , blz. 385-389 (PV B);
  • het proces-verbaal van bevindingen, blz. 407-408, met bijlagen, zijnde geschriften, te weten rekeningoverzichten van de [bank] met betrekking tot het [rekeningnummer] , blz. 416-417 (PV B);
  • het proces-verbaal van bevindingen, blz. 430, met bijlage, zijnde een geschrift, te weten een financieel jaaroverzicht 2011 van de [bank] met betrekking tot [rekeningnummer] , blz. 431 (PV B).
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
ten aanzien van dagvaarding I:
1, eerste cumulatief/alternatief:
hij op 18 oktober 2015 te ’s-Gravenhage een persoon, [Slachtoffer 3] , geboren op [geboortedag sl. 3] 1998, waarvan verdachte wist dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
door belofte van geld, te weten door het beloven van 725 euro,
opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen of te dulden, te weten:
- het uitkleden van hem, verdachte en zichzelf en vervolgens
- het douchen samen met hem, verdachte en
- het bevoelen/betasten van zijn, verdachtes, lichaam en
- het afdrogen van zijn, verdachtes, lichaam en
- haar, [Slachtoffer 3] , lichaam door hem, verdachte, laten afdrogen en
- het droog föhnen van zijn, verdachtes, lichaam en
- het bevestigen van een hondenriem om haar, [Slachtoffer 3] , hals en vervolgens
- het bewegen van haar, [Slachtoffer 3] , gezicht naar zijn, verdachtes, anus en vervolgens
- het brengen en vervolgens heen en weer bewegen van haar vinger in zijn, verdachtes, anus en
- het likken van zijn, verdachtes, anus en het met haar, [Slachtoffer 3] , tong boven zijn, verdachtes, anus hangen
- het - zonder voorbehoedsmiddel - laten duwen en houden en heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in haar, [Slachtoffer 3] , vagina;
3.
hij op tijdstippen in de periode van 18 februari 2015 tot en met 1 februari 2016 in Nederland [Slachtoffer 1] heeft mishandeld door
- zweepslagen te geven op het lichaam en de armen en de benen van die [Slachtoffer 1] en
- meerdere naalden in de tepels en borsten van die [Slachtoffer 1] te steken en
- een anaalhaak in de anus van die [Slachtoffer 1]
te duwenen vervolgens die anaalhaak
vast te makenaan het haar van die [Slachtoffer 1] en vervolgens meermalen slagen
te gevenaan die [Slachtoffer 1] terwijl zij was vastgebonden op een stoel en
- het hoofd van die [Slachtoffer 1] in de toiletpot te duwen en vervolgens het toilet meermalen door te spoelen terwijl hij, verdachte, het hoofd van die [Slachtoffer 1] in de toiletpot hield;
ten aanzien van dagvaarding II:
1, eerste cumulatief/alternatief:
hij in de periode van 11
februari 2015tot en met
12 februari 2015te Dordrecht een persoon, [Slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag sl. 2] 1997, waarvan verdachte wist dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
door belofte van geld, te weten door het beloven van enig geldbedrag,
opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen of te dulden, te weten:
- het uitkleden van zichzelf en
- het door hem, verdachte, duwen en houden en het vervolgens heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de mond en/of de keel van die [Slachtoffer 2] ;
2.
hij in de periode van
[geboortedag sl. 2] 2015tot en met 31 december 2015 in Nederland [Slachtoffer 2] heeft mishandeld door zweepslagen te geven op het lichaam van die [Slachtoffer 2] ;
ten aanzien van dagvaarding III:
hij meermalen, in
de periode van2 januari 2007 tot met
8 maart 2016te ’s-Gravenhage, telkens opzettelijk geldbedragen, tot een totaalbedrag van € 435.648,46,
toebehorendeaan de Christelijke Gereformeerde Kerk Den Haag, voorheen, voor de fusie in 2013, Christelijke gereformeerde Kerk ’s-Gravenhage-West, welke geldbedragen verdachte telkens uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten als penningmeester van de Kerkenraad van bovengenoemde Kerk, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
ten aanzien van dagvaarding IV, eerste en tweede cumulatief/alternatief:
hij meermalen, in de periode van 1 januari 2011 tot en met 22 februari 2015 te ’s-Gravenhage, telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
- twee bankafschriften van de [bank] met betrekking tot het [rekeningnummer] met datum afschrift 31 december 2013 en 31 december 2014 en
- twee rekeningoverzichten van de [bank] met betrekking tot het [rekeningnummer] over de periode van 1 december 2014 tot en met 31 december 2014 en de periode 1 januari 2015 tot en met 31 januari 2015 en
- een financieel jaaroverzicht 2011 van de [bank] met betrekking tot [rekeningnummer] met datum afschrift 15 januari 2012
valselijk heeft opgemaakt door telkens
- zelf op een computer een bankafschrift en/of rekeningoverzicht en/of een financieel jaaroverzicht te maken en
- op dat bankafschrift/rekeningafschrift en/of rekeningoverzicht en/of het financieel jaaroverzicht een hoger saldo te vermelden dan het daadwerkelijke saldo van die bankrekeningen en/of
vande originele afschriften en/of overzichten, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken;
en
hij meermalen, in de periode van 1 januari 2011 tot en met 30 april 2015 te 's-Gravenhage, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valselijk opgemaakte geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als waren deze echt en onvervalst,
te weten
- twee bankafschriften van de [bank] met betrekking tot het [rekeningnummer] met datum afschrift 31 december 2013
en31 december 2014 en
- twee rekeningoverzichten van de [bank] met betrekking tot het [rekeningnummer] over de periode van 1 december 2014 tot en met 31 december 2014 en de periode 1 januari 2015 tot en met 31 januari 2015 en
- een financieel jaaroverzicht 2011 van de [bank] met betrekking tot [rekeningnummer] met datum afschrift 15 januari 2012
door dezeter verantwoording van de jaarrekeningen 2012 of 2013 of 2014 of 2015 van de Christelijke Gereformeerde Kerk Den Haag - voorheen, voor de fusie in 2013, Christelijke Gereformeerde Kerk 's-Gravenhage-West - toe te voegen aan de aan die jaarrekeningen ten grondslag liggende administratie en die administratie ter inzage en controle te verstrekken/overhandigen aan de Kascontrolecommissie van bovengenoemde kerk.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De strafoplegging

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht, en dat hem de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met de door de reclassering geadviseerde voorwaarden wordt opgelegd. Zij heeft gevorderd dat de rechtbank zal bevelen dat de tbs met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Hij heeft er onder meer op gewezen dat de verdachte
first offenderis, uit eigen beweging hulp en behandeling heeft gezocht voor zijn problemen en direct na zijn bekentenis heeft getracht tot een schikking te komen met de kerk. De raadsman heeft voorts betoogd dat niet is voldaan aan de eisen die de wet stelt aan het opleggen van de maatregel van tbs. Tot slot is de verdediging het niet eens met een aantal van de door de reclassering geadviseerde voorwaarden, die wat de verdediging betreft een brug te ver gaan en niet passen bij het karakter van de zaak en de adviezen van de psycholoog en psychiater.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten en omstandigheden waaronder deze zijn begaan
De verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim negen jaar schuldig gemaakt aan verduistering van aanzienlijke geldbedragen, waar hij in zijn hoedanigheid van penningmeester van de Kerkenraad van de Christelijke Gereformeerde Kerk Den Haag over kon beschikken. De verdachte heeft dit op geraffineerde en stelselmatige wijze gedaan door telkens stukken valselijk op te maken en op die wijze de verduistering te verhullen. Uit onderzoek is gebleken dat de verdachte ruim één miljoen euro aan het vermogen van de kerk heeft onttrokken. Een deel van dit bedrag heeft de verdachte teruggestort, maar ruim vier ton heeft hij behouden.
Door aldus te handelen heeft de verdachte gedurende een zeer lange periode ernstig misbruik gemaakt van zijn functie en het in hem gestelde vertrouwen. Hij heeft zich geld, dat voor een groot deel bestond uit donaties van particulieren aan de kerk, toegeëigend voor eigen gewin. Dit neemt de rechtbank hem zeer kwalijk.
Daarnaast heeft de verdachte doelbewust betaalde seks gehad met twee minderjarige meisjes. Dit zijn eveneens ernstige misdrijven, aangezien minderjarigen tegen dergelijke praktijken moeten worden beschermd. De verdachte heeft zijn verantwoordelijkheid in deze niet genomen en enkel aan zijn eigen seksuele behoeftes gedacht.
De verdachte heeft zich tot slot schuldig gemaakt aan mishandeling van twee vrouwen. Met beide vrouwen had de verdachte een sm-relatie, maar hij heeft van die relatie misbruik gemaakt door daarin veel te ver te gaan. Hij heeft de grenzen van wat daarbinnen toelaatbaar is aan geweldpleging, in ernstige mate en in één geval ook gedurende langere tijd, overschreden. Hij heeft hiermee op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn slachtoffers, zoals ook blijkt uit hun verklaringen over het leed dat hiermee is toegebracht.
Strafblad
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 1 augustus 2017. Hieruit volgt dat de verdachte niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld.
Rapportages
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van de Pro Justitia-rapportages van [psycholoog] van 31 maart 2017 en 11 december 2017. [psycholoog] heeft gerapporteerd dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, in de vorm van een seksueel sadismestoornis, en aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, in de vorm van een ‘andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis’ met gemengde (borderline, antisociale en narcistische) persoonlijkheidstrekken. Er is geen sprake van pedofilie of hebefilie. Ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten was sprake van eenzelfde beeld. [psycholoog] is van mening dat de ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens de gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het bewezenverklaarde hebben beïnvloed in die zin dat bij zowel de zedenfeiten als bij de verduistering (die grotendeels was bedoeld ter financiering van zijn seksuele contacten) sprake was van een behoeftevervulling op een egocentrische en antisociale wijze. Deze persoonlijkheidskenmerken hadden een dusdanige doorwerking op de door de verdachte gepleegde feiten, dat [psycholoog] de rechtbank adviseert de verdachte deze feiten in verminderde mate toe te rekenen.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de Pro Justitia-rapportages van [psychiater] d.d. 3 april 2017 en 7 december 2017. [psychiater] komt in zijn rapportages tot dezelfde conclusie als [psycholoog] voor zover het de geestvermogens van de verdachte en de verminderde toerekenbaarheid van de zedendelicten betreft. Anders dan [psycholoog] is [psychiater] van mening dat de gebrekkige ontwikkeling en de ziekelijke stoornis van verdachte zijn gedragskeuzes en gedragingen niet hebben beïnvloed voor zover het de verduistering betreft. Hij heeft hierover gerapporteerd dat de verdachte daarin berekenend, vanuit financiële motieven en gericht op de eigen behoeftebevrediging heeft gehandeld. Hij had hierbij controle over zijn gedrag en wist van normen en waarden in dezen. Naar de mening van [psychiater] bestaan er dan ook geen psychiatrische redenen dit feit niet of verminderd toe te rekenen.
De rechtbank is van oordeel dat de conclusies van deze deskundigen ten aanzien van de diagnose en de toerekenbaarheid van de zedenfeiten en de geweldsdelicten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en dat de conclusies worden gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing. De rechtbank volgt deze conclusies en maakte deze tot de hare. Dit betekent dat de rechtbank van oordeel is dat de verdachte ten tijde van deze bewezenverklaarde feiten leed aan een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens en dat de verdachte ten aanzien van deze feiten verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
Dit is anders ten aanzien van de verduistering en de valsheid in geschrifte. De rechtbank volgt hierin de deskundige [psychiater] . Voor zover er al een verband bestaat tussen de vastgestelde stoornis en gebrekkige ontwikkeling enerzijds en de bewezenverklaarde verduistering en valsheid in geschrifte anderzijds, is dit een te ver verwijderd verband. Ten aanzien van de feiten acht de rechtbank de verdachte dan ook volledig toerekeningsvatbaar.
Recidiverisico
De deskundigen hebben het recidiverisico ingeschat als laag respectievelijk matig. Als recidiveverhogende factoren zijn genoemd dat sprake is van ontoereikende probleemoplossingsvaardigheden, een afwijkende seksuele interesse, een lange periode van normoverschrijding, ontkenning van feiten en escalatie van de ernst van de feiten. Anderzijds is genoemd dat de verduistering in een specifieke situatie heeft plaatsgevonden die nu niet meer bestaat, dat er inmiddels sprake is van een schrikeffect, dat de verdachte de feiten op latere leeftijd heeft gepleegd en dat hij zelf behandeling heeft gezocht en hier proactief en vrijwillig aan meewerkt.
Straf
Beide deskundigen achten behandeling noodzakelijk om het recidiverisico te beperken. Zij adviseren de behandeling verplicht op te leggen als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel dan wel, als de strafmaat dat niet toelaat, in het kader van tbs met voorwaarden.
De reclassering heeft zich in haar rapport van 22 januari 2018 aangesloten bij de conclusies en adviezen van de deskundigen. De reclassering adviseert de verdachte strikte voorwaarden op te leggen met een langdurig toezicht op die voorwaarden. De reclassering benadrukt dat het voor hen van belang is dat de verdachte volledige openheid van zaken geeft om het toezicht te kunnen uitoefenen.
De rechtbank ziet geen aanleiding om tbs met voorwaarden op te leggen. Dit betreft een vergaande maatregel die alleen dient te worden opgelegd indien adequate behandeling niet verantwoord op andere wijze kan plaatsvinden. Daarvan is, gelet op de conclusies en adviezen van de deskundigen, niet gebleken.
Gelet op de aard en de ernst van de feiten is naar het oordeel van de rechtbank in beginsel enkel oplegging van een lange gevangenisstraf op zijn plaats. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte daarvan voorwaardelijk zal worden opgelegd. Aan het voorwaardelijk strafdeel zullen de hierna te noemen bijzondere voorwaarden worden verbonden, die er alle op zijn gericht om recidive te voorkomen. Deze voorwaarden, die grotendeels overeenkomen met de door de reclassering geadviseerde voorwaarden, acht de rechtbank noodzakelijk en passend. Gelet op het grote belang van het voorkomen van recidive en, in dat verband, van het voltooien van een daarop gerichte behandeling en langdurig toezicht, zal de rechtbank de duur van de proeftijd bepalen op drie jaren.
De verdachte is tot aan het onherroepelijk worden van dit vonnis gebonden aan de voorwaarden die zijn gesteld bij de schorsing van zijn voorlopige hechtenis. Deze voorwaarden komen grotendeels overeen met de bijzondere voorwaarden die worden opgelegd bij dit vonnis. De rechtbank ziet daarom geen meerwaarde in het dadelijk uitvoerbaar verklaren van de bijzondere voorwaarden.

8.De vordering van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

[Slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 15.884,95, bestaande uit € 884,95 aan materiële schade en
€ 15.000,00 aan immateriële schade.
[Slachtoffer 2] heeft zich in het strafproces als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 15.005,50, bestaande uit € 5,50 aan materiële schade en
€ 15.000,00 aan immateriële schade.
[Slachtoffer 4] heeft zich in het strafproces als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 13.967,18, bestaande uit € 967,18 aan materiële schade en € 13.000,00 aan immateriële schade.
De Christelijke Gereformeerde Kerk Den Haag heeft zich in het strafproces als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 526.847,00, bestaande uit materiële schade.
8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [Slachtoffer 1] , [Slachtoffer 2] en [Slachtoffer 4] , te vermeerderen met de wettelijke rente over het toe te wijzen bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De officier van justitie heeft voorts geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de Christelijke Gereformeerde Kerk Den Haag tot een bedrag van € 499.648,46 en
niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij voor het overige, te vermeerderen met de wettelijke rente over het toe te wijzen bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verweer gevoerd tegen de vorderingen. Voor zover van belang zal op de standpunten van de raadsman bij de beoordeling van de vorderingen nader worden ingegaan.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
[Slachtoffer 1]
Voor zover de vordering betrekking heeft op materiële schade, is deze onderbouwd, niet weersproken en komt deze niet als onredelijk of ongegrond voor. De rechtbank zal de vordering in zoverre dan ook toewijzen.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt.
Toewijsbaar is de schade die het rechtstreekse gevolg is van de bewezenverklaarde feiten. In dit geval het gaat het om mishandeling op de wijze als bewezenverklaard. Volgens de toelichting op dit onderdeel van de vordering worden aan het gevorderde schadebedrag veel méér feiten en omstandigheden dan de bewezenverklaarde ten grondslag gelegd. In zoverre is er geen sprake van een rechtstreeks verband als hiervoor bedoeld en moet [Slachtoffer 1]
niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
De rechtbank leest in de toelichting op de vordering dat [Slachtoffer 1] ook de bewezenverklaarde mishandelingen aan haar schadevergoedingsvordering ten grondslag legt. Voldoende onderbouwd en niet gemotiveerd betwist is dat zij als gevolg daarvan immateriële schade als bedoeld in artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft geleden.
In dit verband heeft de raadsman er op gewezen dat bij [Slachtoffer 1] al vóórdat zij met de verdachte in contact kwam, sprake was van psychische klachten en dat om die reden niet valt vast te stellen in hoeverre haar huidige klachten het gevolg zijn van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank overweegt dat de enkele omstandigheid dat er bij [Slachtoffer 1] reeds eerder sprake was van psychische klachten, niet betekent dat er geen schade kan worden vastgesteld ten gevolge van het bewezenverklaarde. De rechtbank maakt gebruik van haar schattingsbevoegdheid en acht, alles afwegende, toewijzing van een bedrag van € 5.000,00 billijk. Hierbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen de aard van de handelingen, het feit dat deze gedurende een langere periode, bij herhaling, hebben plaatsgevonden, de kwetsbare positie van [Slachtoffer 1] als deelnemer aan het sm-spel en haar relatief jonge leeftijd. De rechtbank acht, gelet hierop, aannemelijk, en dit volgt ook uit de slachtofferverklaring van [Slachtoffer 1] en uit de onderbouwing van haar vordering, dat deze handelingen een aanzienlijke impact hebben gehad op [Slachtoffer 1] .
De rechtbank zal aldus een bedrag van € 5.884,95 aan [Slachtoffer 1] toewijzen. Ten aanzien van het meer gevorderde zal [Slachtoffer 1] niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
De wettelijke rente over de materiële schade zal worden toegewezen vanaf de datum van indiening van de schadevergoedingsvordering, te weten 18 november 2016. De rechtbank zal het toe te wijzen bedrag aan immateriële schade vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2016.
De rechtbank zal aan de verdachte ook de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr opleggen.
Het voorgaande brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
[Slachtoffer 2]
Voor zover de vordering betrekking heeft op materiële schade, is deze onderbouwd, niet weersproken en komt deze niet als onredelijk of ongegrond voor. De rechtbank zal de vordering in zoverre dan ook toewijzen.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt.
Wat het bewezenverklaarde zedenfeit betreft, acht de rechtbank niet uitgesloten dat in een civiele procedure verweren kunnen worden opgeworpen zoals door de raadsman aangevoerd, waaronder een beroep op eigen schuld in civielrechtelijke zin. Voor beantwoording van de vraag of van dit laatste sprake is, is in de strafrechtelijke procedure geen plaats. In zoverre vormt de beoordeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding.
Het voorgaande geldt echter niet voor de schade als gevolg van mishandeling. Voldoende onderbouwd en onvoldoende gemotiveerd betwist is dat [Slachtoffer 2] als gevolg daarvan immateriële schade als bedoeld in artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft geleden. Gelet op de aard van de mishandelingen, de kwetsbare positie van [Slachtoffer 2] als deelnemer aan het sm-spel en haar jonge leeftijd, is aannemelijk dat zij aanzienlijke gevolgen heeft ondervonden, zoals ook uit haar verklaringen valt op te maken. Anderzijds zijn er, vergeleken met de benadeelde partij [Slachtoffer 1] , veel minder contacten met de verdachte geweest. De rechtbank acht dan ook toewijzing van een bedrag van € 2.000,00 billijk.
De rechtbank zal aldus een bedrag van € 2.005,50 aan [Slachtoffer 2] toewijzen. Ten aanzien van het meer gevorderde zal [Slachtoffer 2] niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De rechtbank bepaalt dat [Slachtoffer 2] haar vordering in zoverre kan voorleggen aan de civiele rechter.
De wettelijke rente over de materiële schade zal worden toegewezen vanaf de datum van indiening van de schadevergoedingsvordering, te weten 20 september 2017. De rechtbank zal het toe te wijzen bedrag aan immateriële schade vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 december 2015.
De rechtbank zal aan de verdachte ook de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr opleggen.
Het voorgaande brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
[Slachtoffer 4]
Nu de rechtbank de verdachte vrijspreekt van de hem tenlastegelegde feiten, voor zover deze betrekking hebben op [Slachtoffer 4] , moet zij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
Christelijke Gereformeerde Kerk Den Haag
De rechtbank zal de vordering toewijzen voor zover het betrekking heeft op terugbetaling van het volgens de bewezenverklaring verduisterde bedrag, te weten € 435.648,46.
De vordering bestaat voor het overige uit onderzoekskosten en gederfde rente.
De gevorderde samengestelde gederfde rente tot aan de datum van indiening van de vordering, een bedrag van € 26.353,00, is deugdelijk onderbouwd en niet gemotiveerd betwist, zodat deze kan worden toegewezen.
Wat de gevorderde onderzoekskosten betreft, een bedrag van € 64.000,00, verwerpt de rechtbank het verweer van de verdediging dat de kerk kosten had moeten besparen door uit te gaan van de door de verdachte aangereikte gegevens en berekeningen. De rechtbank is van oordeel dat dit in de gegeven situatie in redelijkheid niet van de kerk kon worden verlangd. Daar komt bij dat de berekeningen van de verdachte op een lager bedrag uitkomen dan de rechtbank bewezen heeft verklaard.
Toewijsbaar is dus een bedrag in hoofdsom van € 526.001,46. Over dit bedrag zal de rechtbank de wettelijke rente vanaf 19 december 2016 toewijzen. Het meer gevorderde zal worden afgewezen.
De rechtbank zal aan de verdachte ook de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr opleggen, nu zij oplegging van die maatregel passend en geboden acht. Bijzondere omstandigheden om hier van af te zien, ziet de rechtbank, anders dan de raadsman, niet.
Het voorgaande brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

9.De inbeslaggenomen goederen

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de beslaglijst onder 2, 6, 9 en 10 genummerde voorwerpen zullen worden verbeurdverklaard en de overige voorwerpen zullen worden teruggegeven aan de rechthebbende.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de inbeslaggenomen goederen terug te geven aan de verdachte.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De officier van justitie heeft niet onderbouwd op welke grond de door haar genoemde goederen moeten worden verbeurdverklaard. De rechtbank overweegt dat in artikel 33a Sr limitatief wordt opgesomd in welke gevallen een voorwerp voor verbeurdverklaring vatbaar is. Ten aanzien van geen van de door de officier van justitie genoemde voorwerpen is gebleken dat die vatbaar zijn voor verbeurdverklaring in vorenbedoelde zin. De rechtbank zal daarom de teruggave van die goederen aan de verdachte gelasten.

10.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 225, 248a, 300 en 322 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding I, onder 1, tweede cumulatief/alternatief en 2, eerste en tweede cumulatief/alternatief, en de bij dagvaarding II, onder 1, tweede cumulatief/alternatief en 3, eerste en tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding I, onder 1, eerste cumulatief/alternatief en 3, de bij dagvaarding II, onder 1, eerste cumulatief/alternatief en 2, en de bij dagvaardingen III en IV, eerste en tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding I, feit 1, eerste cumulatief/alternatief:
door belofte van geld een persoon waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen en van hem te dulden;
ten aanzien van dagvaarding I, feit 3:
mishandeling, meermalen gepleegd;
ten aanzien van dagvaarding II, feit 1, eerste cumulatief/alternatief:
door belofte van geld een persoon waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen en van hem te dulden;
ten aanzien van dagvaarding II, feit 1, tweede cumulatief/alternatief:
mishandeling, meermalen gepleegd;
ten aanzien van dagvaarding III:
verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke
dienstbetrekking onder zich heeft;
ten aanzien van dagvaarding IV, eerste en tweede cumulatief/alternatief:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
en
opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel
225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
4 (VIER) JAREN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
1 (ÉÉN) JAAR, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op
driejaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- gedurende de proeftijd meewerkt aan een ambulante behandeling bij forensische psychiatrische polikliniek De Waag of soortgelijke instelling;
- verblijft op het [adres] en van iedere adreswijziging tevoren kennisgeeft aan de reclassering;
- zich houdt aan de afspraken en aanwijzingen van zijn behandelaar(s) en de reclassering;
- zich inspant een door de reclassering goedgekeurde dagbesteding te verkrijgen, bij voorkeur in de vorm van betaalde arbeid;
- geen contact heeft met minderjarige meisjes via sociale media en zijn medewerking verleent aan het controleren van zijn gegevensdragers en zijn sociale media-accounts door politie en/of reclassering;
- zich begeleidbaar opstelt en openheid van zaken geeft omtrent alle levensgebieden, ook op het gebied van relaties en seksualiteit;
- de reclassering toestemming geeft om contact op te nemen met relevante referenten, waaronder zijn partner;
- op geen enkele wijze contact opneemt en/of onderhoudt met [Slachtoffer 1] , [Slachtoffer 2] , en/of [Slachtoffer 3] ;
- inzage in zijn financiën geeft en meewerkt aan schuldhulpverlening, indien geïndiceerd;
geeft opdracht aan Bouman GGZ tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [Slachtoffer 1] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 5.884,95, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente over de materiële schadevergoeding (van € 884,95) vanaf 18 november 2016 en over de immateriële schadevergoeding (van € 5.000,-) vanaf 1 februari 2016, tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verklaart de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk in de vordering;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 5.884,95 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [Slachtoffer 1] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 64 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [Slachtoffer 2] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 2.005,50, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente over de materiële schadevergoeding (van € 5,50) vanaf 20 september 2017 en over de immateriële schadevergoeding (van € 2.000,-) vanaf 31 december 2015, tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verklaart de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat zij dit deel van de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 2.005,50 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [Slachtoffer 2] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
bepaalt dat de benadeelde partij [Slachtoffer 4] niet-ontvankelijk is in haar vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij de Christelijke Gereformeerde Kerk Den Haag gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 526.001,46, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente over dat bedrag vanaf 19 december 2016, tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst het door de benadeelde partij de Christelijke Gereformeerde Kerk Den Haag meer gevorderde af;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 526.001,46 ten behoeve van de Christelijke Gereformeerde Kerk Den Haag;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 365 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
gelast de teruggave aan de verdachte van de op de beslaglijst genoemde voorwerpen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.E. Bierling, voorzitter,
mr. M.A.J. van de Kar, rechter,
mr. N.I.S. Wallet, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Walenkamp, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 februari 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met nummer PL2016007918 (onderzoek Phoenix), van Team Zeden (DH), doorgenummerd blz. 1 t/m 1115 (PV A) of het proces-verbaal met nummer PL1500-2016281912, van de politie Eenheid Den Haag, doorgenummerd blz. 1 t/m 488 (PV B).
2.Een geschrift, te weten een uitgewerkt studioverhoor van [Slachtoffer 1] , blz. 174, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van bevindingen, blz. 157 (PV A); verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 21 september 2017.
3.Een geschrift, te weten een uitgewerkt studioverhoor van [Slachtoffer 1] , blz. 175-176, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van bevindingen, blz. 157 (PV A); geschriften, te weten sekscontracten tussen dominant [naam] en sub [naam] , blz. 333 en 335 (PV A); een geschrift, zijnde het dagboek van de verdachte (bijlage DB), blz. 64.
4.Een geschrift, te weten een uitgewerkt studioverhoor van [Slachtoffer 1] , blz. 176, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van bevindingen, blz. 157 (PV A); proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , blz. 1025 (PV A).
5.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 1146 (PV A).
6.Een geschrift, te weten een uitgewerkt studioverhoor van [Slachtoffer 1] , blz. 174 en 180, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van bevindingen, blz. 157 (PV A).
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam] , blz. 153-154 (PV A); proces-verbaal van bevindingen, blz. 333, 335, 336 en 337 (PV A).
8.Een geschrift, te weten een uitgewerkt studioverhoor van [Slachtoffer 1] , blz. 176-177, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van bevindingen, blz. 157 (PV A).
9.Een geschrift, te weten een uitgewerkt studioverhoor van [Slachtoffer 1] , blz. 275-276, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van bevindingen, blz. 264 (PV A); een geschrift, te weten een uitgewerkt studioverhoor van [Slachtoffer 1] , blz. 209 en 211, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van bevindingen, blz. 198 (PV A).
10.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 21 september 2017.
11.Een geschrift, te weten een uitgewerkt studioverhoor van [Slachtoffer 1] , blz. 210 en 213, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van bevindingen, blz. 198 (PV A); een geschrift, te weten een uitgewerkt studioverhoor van [Slachtoffer 1] , blz. 178, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van bevindingen, blz. 157 (PV A).
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam] , blz. 153-154 (PV A).
13.Een geschrift, te weten een psychologisch onderzoeksverslag, in oktober 2016 opgesteld over [Slachtoffer 1] , blz. 317-318 (PV A).
14.Een geschrift, te weten een uitgewerkt studioverhoor van [Slachtoffer 1] , blz. 162, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van bevindingen, blz. 157 (PV A).
15.Een geschrift, te weten een uitgewerkt studioverhoor van [Slachtoffer 1] , blz. 165, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van bevindingen, blz. 157 (PV A).
16.Een geschrift, te weten een uitgewerkt studioverhoor van [Slachtoffer 1] , blz. 284, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van bevindingen, blz. 264 (PV A).
17.Een geschrift, te weten een uitgewerkt studioverhoor van [Slachtoffer 1] , blz. 274, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van bevindingen, blz. 264 (PV A).
18.Een geschrift, te weten een uitgewerkt studioverhoor van [Slachtoffer 1] , blz. 175, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van bevindingen, blz. 157 (PV A).
19.Een geschrift, te weten een uitgewerkt studioverhoor van [Slachtoffer 1] , blz. 275-276, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van bevindingen, blz. 264 (PV A).
20.Een geschrift, te weten een uitgewerkt studioverhoor van [Slachtoffer 1] , blz. 239, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van bevindingen, blz. 198 (PV A).
21.Een geschrift, te weten een uitgewerkt studioverhoor van [Slachtoffer 1] , blz. 283, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van bevindingen, blz. 264 (PV A).
22.Een geschrift, zijnde het dagboek van de verdachte (bijlage DB), blz. 49.
23.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 252 (PV A).
24.Geschriften, te weten sekscontracten tussen dominant [naam] en sub [naam] , blz. 332 en 334 (PV A).
25.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 21 september 2017.
26.Een geschrift, te weten een uitgewerkt studioverhoor van [Slachtoffer 1] , blz. 161, 166 en 171, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van bevindingen, blz. 157 (PV A); een geschrift, te weten een uitgewerkt studioverhoor van [Slachtoffer 1] , blz. 227, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van bevindingen, blz. 198 (PV A).
27.Proces-verbaal van verhoor getuige [Slachtoffer 3] , blz. 144-145 (PV A); verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 21 september 2017.
28.Proces-verbaal van verhoor getuige [Slachtoffer 3] , blz. 144-145 (PV A); verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 21 september 2017.
29.Proces-verbaal van verhoor getuige [Slachtoffer 3] , blz. 140 en 145 (PV A).
30.Eigen waarneming van de rechtbank van screenshots van een WhatsApp-gesprek tussen ‘Werkgever’ en de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer] , blz. 85-86, gevoegd als bijlagen bij het proces-verbaal van bevindingen, blz. 72 (PV A).
31.Proces-verbaal van verhoor aangever [Slachtoffer 2] , blz. 1009 (PV A).
32.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 590-591 (PV A).
33.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 56 (PV A); verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 21 september 2017.
34.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 56 (PV A); verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 21 september 2017.
35.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 55 (PV A); proces-verbaal van verhoor getuige [Slachtoffer 3] bij de rechter-commissaris d.d. 9 januari 2017, onder punt 30.
36.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 56 (PV A); proces-verbaal van verhoor getuige [Slachtoffer 3] bij de rechter-commissaris d.d. 9 januari 2017, onder punt 30.
37.Eigen waarneming van de rechtbank van screenshots van een WhatsApp-gesprek tussen ‘Werkgever’ en de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer] , blz. 98, gevoegd als bijlagen bij het proces-verbaal van bevindingen, blz. 72 (PV A).
38.Een geschrift, te weten de uitwerking van een studioverhoor van [Slachtoffer 1] d.d. 18 mei 2016, blz. 172, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van bevindingen, blz. 157 (PV A); een geschrift, te weten de uitwerking van een studioverhoor van [Slachtoffer 1] d.d. 13 juni 2016, blz. 216, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van bevindingen, blz. 198 (PV A).
39.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 252 (PV A).
40.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 21 september 2017.
41.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [Slachtoffer 2] , blz. 1005 (PV A).
42.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [Slachtoffer 2] , blz. 1015 (PV A).
43.Proces-verbaal van verhoor getuige [Slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris, d.d. 16 januari 2017, onder punt 13.
44.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [Slachtoffer 2] , blz. 1014 (PV A).
45.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [Slachtoffer 2] , blz. 1007 (PV A).
46.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 525 (PV A); proces-verbaal van bevindingen, blz. 706 (PV A).
47.Een geschrift, te weten een overzicht van hotelboekingen door de verdachte in hotel [hotel] , blz. 530, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van bevindingen, blz. 525-526 (PV A).
48.Een geschrift, te weten een uitgewerkt studioverhoor van [Slachtoffer 1] , blz. 218-220, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van bevindingen, blz. 198 (PV A).
49.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [Slachtoffer 2] , blz. 1008 (PV A).
50.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [Slachtoffer 2] , blz. 1011 (PV A).
51.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [Slachtoffer 2] , blz. 1015 (PV A).
52.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [Slachtoffer 2] , blz. 1006 (PV A); proces-verbaal van verhoor getuige [Slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris d.d. 16 januari 2017, onder punt 27.
53.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [Slachtoffer 2] , blz. 1006 (PV A).
54.Een geschrift, te weten een uitgewerkt studioverhoor van [Slachtoffer 1] , blz. 172, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van bevindingen, blz. 157 (PV A); een geschrift, te weten een uitgewerkt studioverhoor van [Slachtoffer 1] , blz. 219-220, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van bevindingen, blz. 198 (PV A).
55.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 21 september 2017.
56.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [Slachtoffer 2] , blz. 1013 (PV A).
57.Proces-verbaal van verhoor getuige [Slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris, d.d. 16 januari 2017, onder punt 30.
58.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [Slachtoffer 2] , blz. 1013 (PV A); een geschrift, te weten de uitwerking van een studioverhoor van [Slachtoffer 1] d.d. 13 juni 2016, blz. 221, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van bevindingen, blz. 198 (PV A).
59.Een geschrift, te weten een akte van fusie d.d. 2 maart 2013, blz. 20-30 (PV B).
60.Proces-verbaal van aangifte door [naam] , blz. 9 (PV B).
61.Proces-verbaal van verhoor verdachte, blz. 248, 261-263 (PV B); verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 22 september 2017.
62.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 367 (PV B).
63.Een geschrift, te weten een schriftelijk relaas, opgesteld door [naam] , blz. 13, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van aangifte door [naam] , blz. 9 (PV B).
64.Proces-verbaal van verhoor verdachte, blz. 249 (PV B).