Overwegingen
1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1983 en eiseres is geboren op [geboortedatum] 1990. Eisers hebben de Oekraïense nationaliteit. Zij hebben op 7 november 2018 de onderhavige aanvragen ingediend.
2. Eisers hebben – samengevat weergegeven – aan hun asielaanvragen ten grondslag gelegd dat zij in Oekraïne in armoede leefden. De woonomstandigheden waren er slecht. Aangezien eiser analfabeet is, was het voor hem erg lastig om werk te vinden. Er was dan ook weinig geld beschikbaar voor voedsel en onderwijs. De twee jongste kinderen hebben in verband met een hazenlip een operatie nodig. Eisers kunnen deze operaties echter niet betalen. Eisers geven aan dat zij bij meerdere instanties hebben geklaagd maar dat zij niet werden geholpen. In de hoop dat zij hier wel geholpen kunnen worden, zijn eisers naar Nederland gekomen.
3. Verweerder heeft de aanvragen van eisers op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 afgewezen als kennelijk ongegrond en heeft daaraan het volgende ten grondslag gelegd.
Verweerder heeft de volgende elementen in de asielrelazen van eisers als relevant gekwalificeerd:
1) de identiteit, nationaliteit en herkomst van eisers.
Verweerder heeft de verklaringen van eisers over hun identiteit, nationaliteit, herkomst en het behoren tot de Roma bevolkingsgroep geloofwaardig geacht.
Eisers hebben verklaard dat zij in Oekraïne in armoede leefden, er weinig geld was voor voedsel en onderwijs, de woonomstandigheden slecht waren en twee van de kinderen medische zorg nodig hebben in verband met een hazenlip maar dat een operatie voor hen onbetaalbaar is. Deze omstandigheden hebben echter geen raakvlakken met vluchtelingschap als bedoeld in het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 1951 (Trb. 1954, 88), zoals gewijzigd bij Protocol van New York van 1967 (Trb. 1967, 76) (Vluchtelingenverdrag) en ook niet met ernstige schade in de zin van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Daarom kunnen deze omstandigheden niet gekwalificeerd worden als een relevant element in de zin van Werkinstructie 2014/10.
Oekraïne kan beschouwd worden als een veilig land van herkomst, met uitzondering van de gebieden die niet onder de effectieve controle van de centrale autoriteiten staan. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat, in afwijking van de algehele situatie in Oekraïne, er aanleiding is om aan te nemen dat Oekraïne ten aanzien van hen zijn verdragsverplichtingen niet nakomt en derhalve in hun geval niet als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Eisers hebben ook niet aannemelijk gemaakt dat er voor hen geen mogelijkheid bestaat om, indien er zich problemen voordoen in Oekraïne, tegen deze problemen de bescherming van de Oekraïense autoriteiten in te roepen.
4. Eisers kunnen zich niet verenigen met de bestreden besluiten en hebben hiertoe – samengevat weergegeven – het volgende aangevoerd. Eisers stellen zich op het standpunt dat Oekraïne voor hen niet als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt en dat zij (in)direct als gevolg van discriminatie in een situatie die in strijd is met artikel 3 van het EVRM terecht zijn gekomen. Dit ziet in het bijzonder op de gezondheid en het welzijn van de twee jongste kinderen. Voorts volgen eisers de uitleg die verweerder geeft op hun bezwaar tegen het opleggen van de inreisverboden niet.
5. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
6. Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 afgewezen, indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in samenhang met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.
Ingevolge artikel 30b, eerste lid, aanhef, van de Vw 2000 kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 worden afgewezen als kennelijk ongegrond in de zin van artikel 32, tweede lid, van de Procedurerichtlijn, indien:
b. de vreemdeling afkomstig is uit een veilig land van herkomst in de zin van de artikelen 36 en 37 van de Procedurerichtlijn.
7. De rechtbank stelt voorop dat Oekraïne door verweerder is aangemerkt als veilig land van herkomst, met uitzondering van de gebieden die niet onder de effectieve controle van de centrale autoriteiten staan. Dit betekent dat er een algemeen rechtsvermoeden bestaat dat vreemdelingen uit Oekraïne geen internationale bescherming nodig hebben. Het ligt vervolgens op de weg van eisers om aannemelijk te maken dat Oekraïne in hun specifieke omstandigheden toch niet veilig is.
8. Naar het oordeel van de rechtbank zijn eisers hierin niet geslaagd. Eisers hebben verklaard dat zij in Oekraïne problemen hebben ondervonden, in die zin dat de leefomstandigheden slecht waren en dat zij moeilijk aan werk konden komen zodat zij geen geld hadden om de operaties van hun twee jongste kinderen te betalen. Uit de door hen afgelegde verklaringen tijdens de gehoren veilig land van herkomst blijkt echter niet dat deze problemen hun oorsprong vinden in hun Roma achtergrond en dat zij om die reden discriminatie hebben ondervonden. Naar eisers hebben verklaard, hebben zij geen problemen gehad vanwege het behoren tot de Roma bevolkingsgroep omdat er veel Roma wonen in het gebied waar zij vandaan komen. Eisers hebben ook geen stukken ingebracht waaruit blijkt dat zij vanwege hun Roma achtergrond achtergesteld worden. Eisers hebben dan ook niet aannemelijk gemaakt dat zij in Oekraïne een gegronde vrees voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag hebben dan wel een reëel risico lopen op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM.
9. Nu verweerder de aanvragen van eisers als kennelijk ongegrond in de zin van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 heeft kunnen afwijzen omdat zij afkomstig zijn uit een veilig land van herkomst, heeft verweerder op grond van artikel 62, tweede lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 de voor een vreemdeling geldende vertrektermijn van vier weken kunnen verkorten en kunnen bepalen dat eisers Nederland onmiddellijk moeten verlaten. Dit betekent dat verweerder inreisverboden op grond van artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 tegen eiser en eiseres heeft kunnen uitvaardigen. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd waarom geen sprake is van bijzondere individuele omstandigheden die maken dat afgezien moet worden van het opleggen van inreisverboden. De enkele omstandigheid dat eisers twee jaar worden uitgesloten van medische behandeling in de Europese Unie, is hiertoe onvoldoende.
10. De beroepen zijn ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.C. de Grauw, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.