ECLI:NL:RBDHA:2018:15158

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 december 2018
Publicatiedatum
20 december 2018
Zaaknummer
NL18.21803
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan Italië

Op 18 december 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekster, een Eritrese vrouw, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Verzoekster had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze was door de Staatssecretaris niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

In het procesverloop heeft de Staatssecretaris op 11 december 2018 verzocht om de ingediende voorlopige voorziening naar voren te halen, omdat de uiterste overdrachtsdatum op 15 januari 2019 dreigde te verstrijken. De voorzieningenrechter heeft geconstateerd dat de Staatssecretaris zich op 14 december 2018 niet verzet heeft tegen het toewijzen van de gevraagde voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en bepaald dat verzoekster niet mag worden overgedragen aan Italië totdat er op het beroep tegen het bestreden besluit is beslist.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, die zijn vastgesteld op € 501,-. Deze kosten zijn gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij rekening is gehouden met de verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gedaan en digitaal ondertekend op 18 december 2018, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.21803

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster], verzoekster

gemachtigde: mr. C.K.E.E. Fischer-Fuhler,
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 15 november 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

Verzoekster is van Eritrese nationaliteit. Zij is geboren op [geboortedatum].
Bij schrijven van 11 december 2018 heeft verweerder verzocht de ingediende voorlopige voorziening NL18.21803, welke op 15 januari 2019 op zitting staat, naar voren te halen. Aangezien ingevolge artikel 27, derde lid, Vo 604/2013, een eerst ingediende
voorlopige voorziening afgewacht mag worden. Nu de uiterste overdrachtsdatum is
gesteld op 15 januari 2019 en de overdracht gelet hierop illusoir dreigt te worden.
Bij schrijven van 14 december 2018 heeft verweerder aangegeven zich niet te verzetten tegen het toewijzen van de gevraagde voorziening.
De voorzieningenrechter wijst daarom het verzoek om een voorlopige voorziening toe en zal verweerder verbieden verzoeker over te dragen aan Italië voordat op het beroep tegen het bestreden besluit is beslist.
De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 501,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan verzoekster een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit wordt geschorst en dat verzoekster niet mag worden overgedragen aan Italië totdat is beslist op het beroep;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 501,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Banda, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van H.B. Slot-Akkerman, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op: 18 december 2018.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.