AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na diamantenroof
Op 19 december 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een ontnemingszaak naar aanleiding van een diamantenroof. De rechtbank heeft vastgesteld dat het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel € 144.792,50 bedraagt. Dit bedrag is gebaseerd op de opbrengsten van de verkoop van diamanten en sieraden die door de veroordeelde zijn gestolen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die aanvankelijk een hoger bedrag had gevorderd, in grote lijnen gevolgd, maar heeft de kosten en opbrengsten zorgvuldig gewogen. De verdediging heeft betoogd dat het te ontnemen bedrag gematigd moest worden vanwege de financiële situatie van de veroordeelde, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen reden was om aan te nemen dat de veroordeelde niet in staat zou zijn om het bedrag te betalen. De rechtbank heeft de ontnemingsmaatregel gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht en heeft de veroordeelde verplicht om het vastgestelde bedrag aan de Staat te betalen.
Voetnoten
1.De verklaring van de veroordeelde ter zitting van 20 november 2018.
2.Een geschrift, te weten een inbrengbrengcontract van [juwelier]’s, d.d. 10 september 2013, blz. 850 van het strafdossier.
3.Een geschrift, te weten een
4.Een geschrift, te weten een
5.Een geschrift, te weten een rekeningafschrift van [rekeningnummer], d.d. 31 januari 2014, blz. 872 van het strafdossier.
6.Een geschrift, te weten een rekeningafschrift van [rekeningnummer], d.d. 31 maart 2014, blz. 881 van het strafdossier.
7.Een geschrift, te weten een inkoopformulier van [juwelier 2], blz. 808 van het strafdossier.
8.Een geschrift, te weten een rekeningafschrift, d.d. 30 januari 2015, blz. 811-812 van het strafdossier.
9.Tweede herziene versie van het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, opgemaakt d.d. 3 april 2018 door [naam], inspecteur van de politie Eenheid Den Haag, blz. 16.