ECLI:NL:RBDHA:2018:15144
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WIA-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 december 2018 uitspraak gedaan in een bodemprocedure tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. W.P.J.M. Van Gestel, en de Raad van bestuur van het uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door mr. M.C. Puister. Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van het Uwv, dat haar arbeidsongeschiktheid per 9 augustus 2017 op 29,08% had vastgesteld en haar WIA-uitkering per 7 november 2017 had beëindigd. Eiseres was eerder werkzaam als woonbegeleider en had zich in 2011 ziekgemeld. Na een eerdere toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering, werd haar uitkering beëindigd op basis van een herbeoordeling door het Uwv.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de medische rapportages van verzekeringsartsen. Eiseres voerde aan dat haar medische beperkingen te laag waren ingeschat en dat zij niet in staat was om de geduide functies te verrichten. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen zorgvuldig te werk waren gegaan en dat de medische onderbouwing van het bestreden besluit voldoende was. De rechtbank concludeerde dat eiseres in staat was om de geduide functies te vervullen en dat het verlies aan verdiencapaciteit minder dan 35% bedroeg, waardoor de beëindiging van de WIA-uitkering terecht was.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.