ECLI:NL:RBDHA:2018:1503
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om vergoeding rechtsbijstandskosten na beleidssepot in strafzaak
Op 13 februari 2018 heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzoek ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van een verzoeker die als agent een handtekening voor een collega had gezet onder een ambtsedig proces-verbaal. De rechtbank heeft het verzoek om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand afgewezen. De zaak was geseponeerd middels een beleidssepot, omdat de verzoeker in het disciplinair traject al voldoende gestraft was. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker zelf verantwoordelijk was voor het strafrechtelijk en disciplinair traject dat tegen hem was opgestart, door zijn handeling van het zetten van een valse handtekening. Hierdoor waren er geen gronden van billijkheid om een vergoeding voor de rechtsbijstandskosten toe te kennen.
De rechtbank heeft het verzoek op 30 januari 2018 in raadkamer behandeld, waarbij de verzoeker bijgestaan werd door zijn advocaat, mr. C.L.A. de Sitter. De raadsvrouw voerde aan dat de kosten van rechtsbijstand onder de Wet Barp door de werkgever van de verzoeker waren vergoed en dat de verzoeker deze kosten in deze procedure terug diende te vorderen. De officier van justitie concludeerde tot afwijzing van het verzoek, aangezien de verzoeker had bekend de valse handtekening te hebben gezet en de zaak was geëindigd in een beleidssepot.
De rechtbank oordeelde dat, hoewel de verzoeker recht had op vergoeding van kosten indien de strafzaak was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, in dit geval de omstandigheden niet voldoende waren om een vergoeding toe te kennen. De rechtbank besloot echter wel om een bedrag van € 550,- toe te kennen voor de kosten van indiening en behandeling van het verzoek, gezien de standpunten van de raadsvrouw en het Openbaar Ministerie tegenover elkaar stonden en er discussie was gevoerd op zitting. De beslissing werd genomen door mr. N.F.H. van Eijk, rechter, in aanwezigheid van griffiers mr. M. van Haalem en J. Roodenburg.